Catastrofaal transport
OP 23 NOVEMBER 1947 kwamen 46 Indonesische gevangenen door verstikking om het leven. De slachtoffers zaten met 54 andere Indonesische gedetineerden in drie goederenwagons die in de Oost-Javaanse plaats Bondowoso waren gekoppeld aan de trein uit Situbondo....
Ad van Liempt, eindredacteur van het televisieprogramma Nova, reconstrueerde het drama van de 'lijkentrein', dat zich vijftig jaar geleden voltrok, enkele maanden na het begin van de eerste politionele actie in Nederlands-Indië, een groots opgezette militaire operatie tegen de Indonesische nationalisten onder leiding van Soekarno en Hatta, die op 17 augustus 1945 de Republik Indonesia hadden uitgeroepen.
In de 'Excessennota' van 2 juni 1969 (van het kabinet-De Jong), officieel de Nota betreffende het archievenonderzoek naar gegevens omtrent excessen in Indonesië begaan door Nederlandse militairen in de periode 1945-1950, is aan de affaire niet veel meer dan een pagina gewijd. Met een beetje goede wil laat die ene pagina zich lezen als een onthullende samenvatting van wat zich op 23 november 1947 op het traject Bondowoso-Surabaya afspeelde en van wat er na die rampdag (niet) gebeurde.
Uit het onderzoek dat de legerleiding liet instellen, kwam naar voren dat de regelingen voor het vervoer van krijgsgevangenen niet voldeden en dat toegezegde instructies nooit in Bondowoso zijn ontvangen; 'deze tekortkoming had zich in het onderhavige geval wel bijzonder gewroken, doordat geen transportcommandant tevoren was aangewezen, maar een toevallig die dag op het station te Bondowoso aanwezige sergeant-majoor-schrijver op het laatste ogenblik met die taak was belast.'
De commissie ontdekte nog iets. Op 22 november, een dag eerder, waren vier gevangenen tijdens vervoer per trein overleden. 'In dit geval werd echter geen verwijtbare nalatigheid bij het bewakingspersoneel geconstateerd. De treingeleider had integendeel, toen onderweg het overlijden van enkele gevangenen was ontdekt, de deuren van de wagons opengezet en op eigen kosten verversingen voor de gevangenen aangeschaft.' En verder 'hadden zich bij 53 eerdere transporten van gevangenen in Oost-Java, in totaal bijna drieduizend personen omvattend, geen dodelijke gevallen voorgedaan'. Dit klinkt geruststellend, maar zegt niets over de omstandigheden waaronder duizenden Indonesische gevangenen werden vervoerd.
Het onderzoek, aldus de gortdroge opsomming in de Excessennota, leidde ertoe dat veertien officieren en manschappen van het korps mariniers zich voor de krijgsraad in Surabaya moesten verantwoorden voor hun gedrag tijdens het gevangenentransport van 23 november 1947.
Negen maanden later sprak de krijgsraad de beklaagden op één na vrij, omdat het causaal verband tussen het aan hen telastegelegde (dood door schuld) en de dood van de gevangenen niet aanwezig werd geacht. 'In het ene geval dat wel voldoende bewijs van het telastegelegde aanwezig werd geacht - het betrof de transportcommandant - volgde veroordeling tot een maand hechtenis met aftrek van voorarrest.'
In hoger beroep werden drie officieren en vijf manschappen veroordeeld tot gevangenisstraffen van acht tot twee maanden met aftrek van voorarrest. Bij Koninklijk Besluit van 18 juni 1949 kreeg de enige veroordeelde die zijn straf nog niet had uitgezeten, twee maanden kwijtschelding.
Als opsomming van feiten over de Bondowoso-affaire is de Excessennota in al zijn beknoptheid tamelijk volledig. Nieuws in zijn meest rudimentaire vorm bevat De lijkentrein dan ook niet of nauwelijks. Of het moet de onthulling zijn dat minister Jonkman van Overzeese Gebiedsdelen het parlement misleidde door de gebeurtenissen op 22 november 1947 - het fatale gevangenentransport dat een dag voor de rampzalige dodenrit vanuit Bondowoso plaatsvond - te verzwijgen, maar deze politieke doodzonde kan vijftig jaar na dato hooguit voor kennisgeving worden aangenomen.
De lijkentrein, zoals sommige betrokkenen de Bondowoso-affaire hooghartig, onbeschoft en/of met een ontstellend gebrek aan inlevingsvermogen afdeden, bleef destijds in binnen- en buitenland niet onopgemerkt. De affaire werd echter nooit journalistiek uitgediept, wat in de jaren vijftig en zestig niet zo verwonderlijk was. Pas in 1969 werd het langdurige zwijgen over de koloniale oorlog die Nederland tegen de Indonesische republiek voerde, doorbroken.
Van Liempt heeft zich alsnog op de Bondowoso-affaire gestort. Hoe kon het gebeuren, was de enige juiste vraag die hij zichzelf stelde. Hij dook in de archieven en stuitte op talrijke boeiende documenten. Hij sprak met Nederlandse begeleiders van het transport en hij reisde naar Oost-Java om de dodenrit over te doen en naar overlevenden te speuren.
Al snel maakt hij duidelijk dat het gevangenentransport op die drieëntwintigste november catastrofaal moest eindigen. Achteraf is vastgesteld dat het de warmste dag van het jaar was, 'vier graden warmer dan normaal' volgens de Metereologische Dienst van Nederlands-Indië.
Een paar graden meer of minder deed er die dag echter niet toe. Achtendertig gevangenen in een te kleine, bijna kiervrije goederenwagon proppen was vragen om moeilijkheden. Gevangenenwagons met ijzeren of geasfalteerde daken, die in de brandende zon net buiten de stationsoverkapping tot stilstand kwamen, veranderden binnen de kortste keren in ovens. Bewakers reageerden niet op het gebonk van gevangenen of schreeuwden verwensingen terug. Een aantal Nederlandse begeleiders wilde absoluut geen gezeur aan hun hoofd, terwijl de Indonesische gevangenen een paar wagons naar achteren zich in leven probeerden te houden door ten einde raad hun eigen urine op te drinken. Met de blik op oneindig droomden sommige bewakers van hun inscheping naar Nederland; de treinrit naar Surabaya was per slot van rekening hun laatste karwei.
'Veel van de mensen in de trein werden razend en half gek Iedereen trok zijn kleren uit om maar iets van koelte te voelen', zegt een van de overlevenden. Zijn verzoek om water werd beantwoord met: 'Je krijgt geen water. Ik heb wel vijf kogels voor je, die kun je krijgen.'
'Stroom', roept een andere overlevende spontaan als Van Liempt informeert naar de verhoren die hij na zijn arrestatie onderging. Stroom sloeg op de elektrische schokken die hij door zijn Nederlandse ondervragers kreeg toegediend.
Nalatigheid en onverschilligheid van de kant van de Nederlandse bewakers hebben vijftig jaar geleden tientallen Indonesische gevangenen de dood ingejaagd. Volgens Van Liempt kan niet van een oorlogsmisdaad worden gesproken, omdat opzet ontbrak. Voor de slachtoffers maakt dat geen verschil meer uit.
Maar er was meer: de gênante pogingen om de Bondowoso-affaire te bagatelliseren, want de Nederlandse regering had al zoveel te stellen met de critici uit het buitenland, de bepaald niet onafhankelijke berechting en de uiterst bekrompen manier waarop de nabestaanden van de slachtoffers tegemoet werden getreden.
Vijftig jaar na dato is het nog steeds zinvol 'excessen' waarvan het bestaan bekend is, uit de archieven te lichten en aan een journalistiek onderzoek te onderwerpen. Het (verwrongen) beeld dat in Nederland nog altijd over de oorlog in Indië bestaat, kan daardoor worden bijgesteld.
Cees Gloudemans
Ad van Liempt: De lijkentrein.
Sdu; 180 pagina's; f 29,90.
ISBN 90 12 08521 7.