Castro bedreigt en Castro beschermd; VERSLAGGEVER REGISTREERT CUBAANSE PARADOXEN
HET ONMOGELIJKE geschiedde: al een eind weg in het derde millennium kwam Fidel Castro te sterven. De comandante ging linea recta naar de hemel vanwege zijn dappere verzet tegen het yankee-imperialisme....
De twee sloten zich op in een kamer en discussieerden urenlang, terwijl de hemelbewoners in gespannen afwachting zaten. Toen de sessie eindelijk was afgelopen, kwamen Fidel en God innig gearmd naar buiten. 'Oké', zei God, 'Ik ga ermee akkoord dat we het socialisme gaan opbouwen in de hemel. Maar ik begrijp nog steeds niet waarom jij per se eerste secretaris moet worden.'
Elk verhaal over Cuba dient op zijn minst enkele politieke grappen te bevatten. Zoals bekend stijgen kwaliteit en kwantiteit van de grappen naarmate het niveau van een regime daalt. Hoe beter de grappen, hoe treuriger de situatie waarin de bedenkers zich bevinden. Oost-Europa heeft zich in dit opzicht een reputatie verworven en Cuba, wel, Cuba begint steeds meer op het oude Oost-Europa te lijken.
De vergelijking is natuurlijk al ontelbare malen gemaakt in de afgelopen decennia. De overeenkomst in politiek systeem, de verwezenlijking van het almachtige reëel bestaande socialisme en de innige banden tussen Havana en Moskou vroegen erom. Een makkelijk maniertje, want met dezelfde eenvoud kon je aantonen dat het tropische communisme van Fidel Castro hoegenaamd niets te maken had met, pakweg, het Tsjechoslowakije van Husak.
Wat ik bedoel met 'Cuba gaat steeds meer op Oost-Europa lijken', is het beeld zoals het tot ons komt via de waarnemingen van een verslaggever die zijn ogen de kost geeft: alles is kapot, niets werkt, huizen op instorten, straten vol gaten en vuilnis, winkels leeg, mensen collectief vervallen tot de status van sjacheraars. Kortom, de socialistische economie teruggebracht tot haar essentie.
De consequenties van het verval op micro-niveau, hoe dat het dagelijks leven van de bevolking ontregelt en vergalt, vormen de dragende lijn van De lege etalage - Cuba na de revolutie van Art van Iperen. De verslaggever loopt rond op het eiland, registreert wat hij ziet en laat vele mensen aan het woord die met op zich misschien kleine voorbeelden illustreren hoe ondraaglijk het leven voor de meeste Cubanen is geworden.
Schrijven over Cuba is altijd een lastige opgave geweest. Wat je ook neerpent over de heilstaat van Castro, het is nooit goed. Wie één positief aspect naar voren weet te halen in een artikel dat bol staat van de negatieve oordelen, krijgt onvermijdelijk de wind van voren van de anti-Castro-legioenen. En wie omgekeerd één kritische kanttekening maakt in een gematigd positief betoog, weet zich verzekerd van de opgefokte reactie van de Castro-lobby.
Natuurlijk is er in de loop der jaren een hoop onzin verkocht over Cuba. Om te beginnen, in een heel grijs verleden, door de westerse intellectuelen die het nieuwe paradijs ontdekt meenden te hebben, veilig ver van huis. Maar wellicht nog meer door de tegenstanders en de profeten van de val van Castro, die al 35 jaar aan het eind van de maand gaat plaatsvinden.
We schrijven het jaar 2010 en een Cubaans gezin is in het aardedonker - er is geen elektriciteit meer op het eiland - op jacht naar voedsel. Als de gezinsleden eindelijk een kostbare rat hebben gevangen, ontdekken zij dat zij geen materiaal hebben om een vuurtje te stoken. Na lang zoeken vinden zij een mulat die twee stokjes bezit en deze beschikbaar stelt in ruil voor de helft van de rat. Terwijl hij een vuurtje maakt, zegt de mulat: 'Hebben jullie het laatste nieuws al gehoord? Fidel gaat de stokjes rantsoeneren.' Waarop het gezinshoofd juichend roept: 'Nu is het zeker waar dat Fidel het eind van het jaar niet haalt.'
Deze grap viste ik uit de lawine van perskopij die loskwam na het neerschieten door de Cubanen van de twee ballingen-vliegtuigjes. Het aannemen van de Helms-Burton-wet, die het Amerikaanse embargo verder verscherpt, leidde voorspelbaar tot de oudbakken profetie (met diehard Helms voorop) dat het nu spoedig gedaan zal zijn met Castro. Terwijl het al dertig jaar vigerende embargo niets bewijsbaars heeft bijgedragen tot het ondermijnen van Castro's machtspositie, blijft de hoop gevestigd op de 'onvermijdelijke reactie' van de Cubaanse burgers op de Helms-versie van de Verelendungsteorie.
Van Iperen voelt zich gelukkig niet geroepen aan te sluiten in de rij der profeten. Tenslotte heeft 'Castro negen Amerikaanse presidenten (van Eisenhower tot Clinton) en zes Kremlin-leiders (van Chroesjtsjov tot en met Jeltsin) overleefd', merkt hij op. Als zijn De lege etalage één ding duidelijk weet te maken, is het wel dat de Cubaanse werkelijk verdomd ingewikkeld is, vol paradoxen, die een eenvoudige oplossing van 'het probleem Castro' in de weg staan.
De Cubanen haten Fidel Castro, kun je uit de vele vraaggesprekken van Van Iperen opmaken, maar zij hebben op hetzelfde moment een grote bewondering voor de absolute leider. Hij heeft cojones, ballen, en is bereid in zijn eentje de hele wereld te trotseren. De impact van een dergelijke opstelling valt in een machistische samenleving niet te onderschatten.
Zeker niet in combinatie met de door de ideologie nu ruimschoots uitgedragen wetenschap dat het kleine eiland met zijn elf miljoen inwoners voor het eerst in zijn geschiedenis echt onafhankelijk is. Na de Spaanse kolonisatie, de Amerikaanse dominantie en bezettingen, en de heerschappij van Moskou, zijn de Cubanen voor het eerst eigen baas.
Het probleem is dat zij nergens op terug kunnen vallen. De volledige ineenstorting van het economisch leven en aftakeling van ontegenzeggelijke verworvenheden op terreinen als gezondheidszorg en onderwijs zijn niet zozeer een gevolg van het Amerikaanse embargo als wel van het verdwijnen van de Sovjet-Unie en haar miljardensteun.
De ironie - en de paradox - is dat Cuba een Oosteuropees gezicht heeft gekregen op het moment dat in Oost-Europa zelf het socialisme ten grave werd gedragen. Inclusief de daar bekende vorm van apartheid van alle luxe voor de dollar-buitenlanders, waarvan de bevolking door de bewakers van de staat verre wordt gehouden. Wat tot de voor een trots volk opvallend populaire grap leidt van het jongetje dat antwoordt op de vraag wat hij later wil worden: 'Buitenlander.'
Ze haten Fidel, maar bewonderen hem. Ze willen zo snel mogelijk van hem af, maar houden hun hart vast voor wat er dan te wachten staat. 'Zodra Castro dood is, komt ons leven in gevaar en moeten we onderduiken', laat Van Iperen Elizardo Sánchez zeggen, de voorzitter van de Cubaanse Commissie voor de Mensenrechten en Nationale Verzoening. 'Dat is een van de vele paradoxen van Cuba. Castro is onze grootste bedreiging, maar tegelijkertijd ook onze beschermer.'
De angstfactor huist voor veel Cubanen in Miami, waar in de ballingengemeenschap de revanchegedachten zorgvuldig worden gekoesterd en de voorbereidingen voor een Cubaanse bijltjesdag in volle gang lijken te zijn. Art van Iperen heeft zich eveneens in het tweede Cuba gestort en maakt een boeiende rondgang door dit merkwaardige land.
Hij ontmoet in Miami figuren uit het kamp van de Fundación Nacional Cubana-Americana van de tamelijk lugubere Jorge Mas Canosa, de absolute en lawaaiïge monarch van de exil-gemeenschap, die niet echt beantwoordt aan het profiel van de democratische leider waarop Cuba zit te wachten. Om maar te zwijgen van engerds als Tony Bryant, die verkondigt dat Washington zelf al jaren deel uitmaakt van het communistische wereldcomplot. Maar hij ontmoet ook een beschaafd man als Eloy Gutiérrez Menoyo van Cambio Cubano, die een dialoog met Castro wil en daardoor wordt uitgespuwd door de rechtse radicalen.
De lege etalage geeft een goed beeld van de paradoxen van Cuba, en meer aan de hand van de mening van de Cubanen dan van de verslaggever zelf. Oud-Olympisch kampioen en Castro-adept Alberto Juantorena tegenover Gustavo Arcos, die aan de zijde van Castro deelnam aan de overval op de Moncada-kazerne in 1953 en jarenlang in de gevangenis zat. Ballingen die zich opmaken voor de grote wraakactie tegenover Gutiérrez Menoyo, die de dialoog en verzoening als de enige weg ziet om een bloedbad te voorkomen. Zij maken duidelijk hoe complex de situatie in Cuba is. En Fidel, die kan morgen dood zijn, maar hij kan voor hetzelfde geld nog tien jaar de baas blijven.
Cees Zoon
Art van Iperen: De lege etalage - Cuba na de revolutie.
Atlas; f 39,90.
ISBN 90 254 0657 2.