Cartoons
Is de cartoon nog populair? Waldemar Post, illustrator van de Volkskrant, en Guy Mortier, hoofdredacteur van het Belgische weekblad Humo, zijn liefhebbers....
Waldemar Post
Leeft de cartoon nog? Je zou haast denken van niet. Het humoristische Britse tijdschrift Punch is ter ziele, in de Amerikaanse Esquire is er soms eentje verdwaald en zelfs in The New Yorker staan er veel minder dan vroeger. Waar is de tijd gebleven dat bijna elke krant een halve pagina inruimde voor 'getekende moppen'? De periode 1950-1970 was de grote bloeitijd van de cartoon. Vandaar in deze lijst veel namen uit die tijd.
1. Saul Steinberg. De cartoonists' cartoonist. Als het om tekenen gaat, moet de geniale Steinberg altijd op de eerste plaats staan. Net als bij Picasso is zijn invloed op de (kunst)wereld de laatste vijftig jaar zo groot geweest dat je het bijna niet meer opmerkt.
2. André François. Ook een tekenaar wiens invloed nog steeds aanwezig is. Voor deze lijst heb ik zijn in 1958 verschenen The half-naked knight nog eens bekeken. Altijd overrompelende tekeningen met dito grappen.
3. Ronald Searle. Misschien wel de meest geïmiteerde tekenaar van de laatste veertig jaar. Ik kan het weten, want ik heb me er zelf ook schuldig aan gemaakt. In 1955, toen ik op de Academie zat en Cobra de toon aangaf, was Searle een licht in de duisternis. Als je zijn werk zag, kreeg je zin om direct aan de slag te gaan. Achteraf zijn de grappen misschien niet altijd zo sterk, maar wat een ongelooflijke tekenaar.
4. Peter van Straaten. Over knap tekenen gesproken. Over Peter is al zo veel moois gezegd, daar hoef ik niet uitvoerig over te zijn. Stille bewondering is hier op zijn plaats.
5. Sempé. Van alle Franse cartoonisten (en dat zijn er een hoop) houd ik het meest van hem. Ik kan het niet helemaal verklaren, maar het zal wel in de eenvoud en de tederheid zitten.
6. Yrrah. Een week geleden was ik op zijn begrafenis. We wachtten bij de ingang van Zorgvlied. Daar komt een echte ouderwetse lijkkoets aan met twee zwarte paarden en een koetsier. Schitterend. Zo uit een tekening van Yrrah weggestapt. Harry Lammertink was een cartoonist pur sang. Sterke ideeën en een scherpe, duidelijke stijl van (bewezen) internationale klasse. Hoed af!
7. Joost Swarte. Misschien niet in de eerste plaats een cartoonist, maar hij hoort toch in deze lijst thuis. Van alle zogeheten 'klare lijst'-tekenaars vind ik hem de origineelste. Het gevoel voor 'design' in zijn werk bewonder ik zeer.
8. Peter Arno. De New Yorker-cartoonist bij uitstek. Uit de tijd dat de rijken nog in avondkleding uitgingen. Die wereld bestaat niet meer, maar via Arno kunnen wij er nog eens om (glim)lachen. Van hem stamt de nog steeds veelvuldig gebruikte uitdrukkig: 'Back to the old drawing board' (een ontwerper overziet een vliegtuigwrak).
9. Bosc. Ter verduidelijking: een schip in ruwe zee. Op het achterdek een zwembad. Man neemt een duik van de springplank (v.l.n.r.). Schip zakt zo scheef dat het zwemwater naar de linkerkant loopt. IJzersterk. Bosc vind ik een goed voorbeeld van een cartoonist die door zijn eenvoudige manier van tekenen de grap ondersteunt.
10. James Thurber. Als ik een cartoon zie van tekenaars die enigszins vreemde of gekke teksten (Baxter, Benoit, Kamagurka) gebruiken, moet ik altijd denken aan Thurber, ook al van The New Yorker. Die was daar een meester in. De tekening kwam op de tweede plaats, maar veel van zijn onderschriften zijn klassiek.
Het mochten er maar tien zijn. Mijn excuses aan de cartoonisten die hier natuurlijk hadden moeten staan. Overigens ben ik niet somber over de toekomst van de cartoon. Terwijl ik dit schrijf, is er vast alweer een groot 'revival' op gang gekomen.
Guy Mortier
De beste cartoonist ter wereld is Kamagurka. Om cartoons moet je namelijk kunnen lachen, vind ik; waarmee meteen 99 procent van alle cartoonisten kan worden weggestreept. Aan de meeste van hun tekeningen lees je alleen maar af hoe moeilijk ze het weer hebben gehad om, met de deadline als een strop om hun hals, iets op te hoesten dat een opgehouden hand verantwoordt.
Al te veel cartoonisten doen dan ook een beroep op andere faculteiten dan ons gevoel voor humor. Ze trachten ons, die nog geen ei kunnen tekenen, af te bluffen met hun technische vaardigheid. Ze suggereren een inzicht in de wereldpolitiek dat ons, die daar helaas geen bal van snappen, over de grond zou laten rollen van met eerbied doordrenkte lol, mochten we er ook maar een bal van snappen. Eigenlijk hopen ze gewoon dat we geen gevoel voor humor hebben en er wel van zullen uitgaan dat wat zij afscheiden, omdat het tenslotte hun vak is, wel geestig zal zijn.
Maar om Kamagurka kun je lachen. En niet zo maar een enkele keer: zijn debiet is een machtige stroom, zijn bereik gaat van bulderende poep en pies tot de fijnste kietel, en als hij alle grappen die hij voor zijn radio- en televisie- en theaterprogramma's bedenkt (of al soep etend: neem niet zonder slab tegenover hem plaats) voor zijn cartoons zou reserveren, dan kon hij er elke week een volwassen blad mee vullen (waar hij trouwens over denkt).
2. Peter van Straaten. De grootmeester van de glimlach. Buitengewoon geestig, en ook weer buitengewoon veel. Dat heeft belang, vind ik: de beste cartoonist is niet diegene die roem vergaart dank zij een enkel lucky shot (het bekende 'Trek eens aan mijn vinger' van Michelangelo op het plafond van de Sixtijnse kapel) maar via een vloed van geestigheden, zichzelf immer vernieuwend en verdiepend.
3. Glen Baxter. Pure sillyness. Veel meer dan een vernuftig spel van anachronismen en door elkaar gegooide werelden: zie zijn epigonen en ween. Van groot belang is het typische 'verheven' Baxter-schrift: wie dat in vertaling niet exact kopieert (Het Parool is daar slordig in), haalt een stuk van de impact weg.
4. Cummbah.
5. Ever Meulen. Zeker geen echte cartoonist, maar hij heeft zeer geestige tekeningen gemaakt (zie onder meer de nauwelijks nog vindbare 'TTT-koppen'-verzameling), en hem níet noemen in de lijst 'the best of geestige tekenaars' zou onvergeeflijk zijn. (Dat geldt, op geheel andere wijze dan weer, ook voor Herr Seele en Joost Swarte. Kijk, als we zo beginnen. . .)
Van 6 tot 10: niemand.