Campertje spelen tussen wat fjorden
KORT GELEDEN NOG DOOR NOORWEGEN MET TREKKERSTENT EN SPIRITUSBRANDER, DIT JAAR IN LUXE CAMPER MET ELEKTRISCHE TRAP. BABYZOON EN PEUTERDOCHTER MEE....
Ze wil een sping. Dat is wat haar gelukkig maakt. Vandaag heeft papa de keus uit een overnachting naast briesende watervallen, aan een verlaten meer met goede vismogelijkheden, een staanplaats onder koelblauw gletsjerijs of gewoon met de voeten in het fjord maar dochter wil een 'sping' – peutervaktaal voor een trampoline waarop ze met andere peuters de hele verdere dag kan 'spingen'. Basta. Watervallen noch koelblauwe gletsjers hebben haar interesse.
Papa capituleert. Rijdt een familiecamping op. Sluit de elektriciteitskabel aan zodat de vriezer werkt, maakt een praatje met andere woonwagenbewoners, trekt een bierblik open en ontfermt zich over de barbecue.
'Papa! Je moet nu met mij spingen! Asjebief.'
De voorlaatste keer in Noorwegen dreef papa's trekkerstent weg op de van God verlaten Hardangervidda. De laatste keer had hij nog gewoon zijn rugzak gevuld met ijsbijlen en -boren, vriesdroog voedsel en een spiritusbrander. Nu is er andere hardware aan boord van de gehuurde Hymer-kampeerauto: diverse zuigflessen en drinkbekers, diverse Ernies en Berts, en koffer vol Nijntje en Kikker, en een textielafdeling aan rompers, hydrofiel-luiers, slabbers. Trek een kast open en er valt een pak Nutrilon naar beneden.
Kan het wat schelen?
Noorwegen is het mooiste land op aarde – laat dat maar eens gezegd. Het beschikt over de rauwe smeltrivieren van Nepal, de fjorden van Patagonië, de zachtbesneeuwde toppen van de Cordillera Blanca en de wilde rust van de Amerikaanse nationale parken -alles tegelijk en in onwezenlijk.combinaties, gekroond door een zon die ' s zomers nauwelijks onder wil gaan. Het is een langzaam land. Men mag er niet harder rijden dan tachtig per uur. Het wordt bewoond door goedmoedige Noren wiens traditionele norsheid eenvoudig te ontdooien blijkt. Properheid voorop: als de wagen bij het inparkeren op een camping aan het Sognefjord een blauwe sering schampt, ontfermt de bazin zich over haar boom als was het een kleinkind.
Alles in he.nette; zelfs de berken rangschikken zich keurig op de hellingen van het gebergte, tussen de watervallen en sneeuwlawines. Alsof de landschapsarchitect elke ochtend een ronde maakt om te zien of de natuur zich aan zijn plannen houdt.
De trampoline in kwestie staat pal onder de Trolvegg, de beroemdste klimwand van het land, middenin dat Twin Peaks-landschap van groene berken, blauw water, zwarte rots, heldere hemel en houten staafkerken – wat de situatie er voor papa een stuk rooskleuriger op maakt.
Verderop de sneeuwwitte camper van zesenhalve meter lang en drie meter hoog waarin alle luxe is samengepakt die erin samen te pakken valt. Stromend warm en koud water. Douche. Koelkast annex vriezer. Heteluchtverwarming. Elektrisch uitschuifbare trap. Ruime bedstee boven de stuurcabine. Stapelbed waarin zoon (negen maanden) en dochter (bijna drie jaar) ' s avonds worden opgeborgen.
De camper. Duitsers hebben het over een Wohnmobil, ervaren Duitsers berijden een Womo, Noren noemen het een bobil, Britten een motorhome, en als je erop let zijn ze overal. Uitgerust met zonneschermen en satellietontvangers, barbecues en tuinstoelensets. De bestuurders zwaaien naar elkaar, op de bochtige Noorse wegen, zoals motorrijders naar elkaar zwaaien. Hoog tronen ze boven de gewone automobilisten, trots manoeuvreren ze hun wagens een veerpont op, spiedend in buitenmaats vrachtwagenspiegels. Ze weten van elkaar: dit is de vrijheid en de luxe van een hedendaags nomadenbestaan.
De campercommune heeft een hoge gemiddelde leeftijd; het zijn voornamelijk pre- en postvutters achter het stuur, en dat wekt verbazing, want zo'n wagen leent zich goed voor een gezinsvakantie. 'Dit is mijn auto papa', zegt dochter na drie dagen. 'Waar wil je naartoe?'
Zo wurmt de nagelnieuwe, in Oslo gehuurde, van Finse kentekenplaten voorziene Hymer zich drie weken lang als een capsule voor het jonge gezin tussen de fjorden en bergmassieven van het zuidwesten. Door de kleine ramen van de bedstee bovenop de cabine kun je mooi naar buiten kijken. Elke ochtend een ander uitzicht. Alsof je in een Vie w-Master bivakkeert: rolgordijntje omhoog – ratssss – het Sognefjord. Ratssss – de Atlantische oceaan. Ratssss – een snelstromende beek waaruit bergforellen omhoog springen.
In Noorwegen mag de woonwagen overal staan, behalve waar dat uitdrukkelijk niet mag. Dat allemansrecht verklaart wellicht de populariteit van de bobil in het land (naast de heteluchtverwarming, natuurlijk), maar begint de Noren wel te ergeren. De enige parkeerplaats op het kleine eiland Runde, in de oceaan gelegen, door acrobatische bruggen met het vasteland verbonden, heeft sinds dit jaar een bord: NO CAMPING. Tot genoegen van Knut, de baas van de camping tweehonderd meter verderop, die er een gewoonte van had gemaakt vrij kamperende womo ' s nachts op te jagen. 'Hebben ze zo'n duur ding', zegt hij, 'gaan ze op een parkeerplaats overnachten omdat dat goedkoper is. Daar snap ik niks van.'
Welnu: geld is niet de kwestie. Het is de zucht naar eenzaamheid, vrijheid en avontuur (en een afkeer van de gemiddelde Noorse camping, die eruitziet als een stapelplaats voor polyester). De echte woonwagen-avonturier zoekt tegen de middag een B-weg op, speurt de berm af naar een zandpad breed en stevig genoeg om de auto te dragen. En dan is er nog het Womo-handboek Zuid-Noorwegen van het Duitse echtpaar Reinhard en Waltraud Roth-Schultz, dat zich uitput in het opsommen van vrije stellplatzen, inclusief gpscoördinaten. 'Schwenkt man in der Ortsmitte rechts und bei einer Gärtnerei nach 300 m nochmal rechts, so erreicht man ihn nach weiteren 600 m: Womo-stellplatz Skodje/Murvika .'
Hartelijk dank: een zandstrand aan een grasveld, pal aan het door versbesneeuwde toppen omheinde Tennfjord, en niemand die er komt. Handrem aantrekken – klaar. Papa en dochter lopen langs de waterlijn, zoeken kokkels die ze koken aan boord van de camper en opeten onder een helblauwe wildkampeerdershemel. Beter dan een trampoline, zegt papa, maar dochter is het daar niet mee eens.
Toch is vrij kamperen ingewikkelder dan het lijkt. Ten eerste dient de wagen regelmatig gevoed en ontlast: gevoed met drinkwater, diesel, kampeergas en elektriciteit, ontlast van vuil water plus de inhoud van het chemisch toilet. Dat kan onderweg gebeuren bij 'servicestations' (die zelfs een eigen verkeersbord hebben gekregen), maar een camping blijft handiger. Ten tweede ontberen vrije kampeerplekken trampolines en ander kindergeluk en ten derde zijn kampeerwagens weinig bescheiden.
Onopvallend parkeren is onmogelijk met zo'n buitenmaats witte zwerfkei die detoneert met alles eromheen en zelfs op de doordeweekse camping van Luster tot opwinding leidt. Als pappa het ding dwars aan het water parkeert informeren twee Hollandse tentkampeerders zenuwachtig bij de campingbaas: ze zijn hun uitzicht kwijt en zien geen fjord meer, maar een witte wand. De campingbaas komt vragen of het ding niet elders kan staan en kijkt er vies bij – ongetwijfeld vanwege de grootte van de camper.
'Het zou al schelen', zegt campingbaas Knut, 'als de bobils een andere kleur hadden. Wie heeft er bedacht dat ze allemaal wit moeten zijn?'
Het miezert en mist op vogeleiland Runde – de papegaaiduikers, drieteenmeeuwen, zeealken en kuifaalscholvers die zich er met honderdduizenden verschansen, houden zich stil. Het oceaanwater is zwart als olie, en klotst kalm op de kust. Een graad of acht. Noorderstorm voorspeld. Alles zout. De die-hards in hun koepeltenten hebben het zwaar. Als de oceaan een driftbui heeft, moet Runde het bekopen: ze zijn er gewend geraakt aan golven van vijf meter hoog die over de weg slaan en de houten huizen aantikken.
In de woonwagen zoemt de heteluchtverwarming. Verse koffie. De boiler is op temperatuur – dochter speelt 'campetje' achter het stuur, zoon scharrelt naakt over de vloerbedekking. Knut klopt aan, hij heeft een schaal wafels met slagroom gemaakt en prijst de Noorse aardbei, 'de beste aardbei ter wereld'. Omdat het zaterdag is.
Broos campergeluk. Papa draait de douche open. Er komt geen water uit. Uit geen enkele kraan komt water. 'Is de tank leeg?', zegt moeder. 'Net bijgevuld', zegt papa, die een knop van het controlepaneel indrukt. 'Honderdtwintig liter'.
'Ik wil in bad', zegt dochter, 'ik wil nu in bad'.
'Waar is de gebruikshandleiding?', zegt moeder.
'Het kan de kabel zijn', zegt papa die naar buiten loopt, stekkers wisselt en natgeregend terugkeert. 'Een zekering misschien'.
De gebruikshandleiding van de Hymer bestaat uit een ordner vol elektrische schema's, en een boek dat alles vertelt behalve de vindplaats van de zekeringen. Twee uur later is de situatie dezelfde. Buiten barst de storm los.
Het nadeel van luxe. Er is water nodig. Ten einde raad belt papa Jerre. Hij is de verhuurder van de camper en heeft een Fins mobiel telefoonnummer opgeschreven in geval van nood. Is dit een geval van nood? Vooruit.
'Ik bel je terug', zegt Jerre.
Een halfuur later belt hij terug, vertelt dat de zekeringen onder de bijrijdersstoel zijn verstopt, waarop papa een 5 ampère wisselt en voilà. De kranen lopen. Runde ligt er weer gezellig bij.
'Papa', zegt dochter die ochtend, 'gaan we naar huis?' 'De camper is nu even ons huis', zegt papa. Daar neemt ze geen genoegen mee.
Peuters en baby's houden niet van reizen – laat dat ook maar eens gezegd. Ze begrijpen het niet. Het stoort ze in hun dagelijkse routine. Om de dag een nieuwe plek, dat kost energie. De camper is hun huis geworden – dat scheelt – maar elke dag een stuk rijden zit er niet in. Het is allemaal al avontuur genoeg.
Dus staat de wagen een paar dagen op een camping in Kinsarvik. Achter de camping is een klein pretpark ingericht dat tot geluk van dochter over een ruime verzameling spings beschikt. En als ze moe van het 'spingen' is, stopt papa zoon en dochter onder de douche, zingt liedjes tot ze slapen en kruipt de woonwagen uit, stapt in het felrood overnaads roeibootje dat vijf meter verder op het strand is getrokken, laat zich op de ebstroom het spiegelende Hardangerfjord indrijven, hengelt twee kabeljauwen en een zeewolf naar boven en ziet rond middernacht de besneeuwde bergtoppen roze kleuren.
De camper is een kleine witte stip geworden.
Morgenochtend laat hij zijn dochter de vissen zien en mag ze helpen met de barbecue.
Wat kan het schelen.