Bureaucratie-meter voor onderwijs
Minister Van der Hoeven (Onderwijs) gaat in kaart brengen hoe bureaucratisch het onderwijs is. Dat wil ze gaan doen met een meetmethode die het onderzoeksbureau Ecorys met succes heeft toegepast op het voortgezet onderwijs....
Dat heeft Van der Hoeven vrijdag aan de Tweede Kamer geschreven. Uit een eerste onderzoek blijkt dat de meeste scholen in het voortgezet onderwijs (vmbo, havo, vwo) hun geld efficiënt uitgeven. Het gaat naar onderwijs of naar zaken die het onderwijs ten goede komen. Van de onderzochte scholen behalen negen van de tien een efficiëntie van meer dan 80 procent, wat voor goed door mag gaan. De minister wil voor alle onderwijstypen een bureaucratie-meter laten ontwikkelen, zodat ze de Tweede Kamer jaarlijks kan laten weten hoe de scholen het doen. Ze merkt op dat bij de meting gebruik wordt gemaakt van bestaande gegevens, onder meer van de Inspectie van het Onderwijs, zodat de peilingen niet nieuwe bureaucratie in de hand werken. Scholen die te veel geld kwijt zijn aan zaken die niets bijdragen aan het onderwijs, krijgen dit te horen. Ze moeten bij andere scholen te rade om te leren hun geld efficiënter te besteden. Zelf kijkt de minister dan nog eens of haar eigen regels wel allemaal zo productief zijn. De Onderwijsraad liet vorig jaar nog uitzoeken hoe bureaucratisch het onderwijs was in de jaren negentig. Daaruit bleek dat extra geld voor deze sector vooral bij managers, beheerders en administratief personeel terechtkwam en niet bij leraren, leerlingen en studenten. Vanaf 1995 werd het onderwijs wel efficiënter. De Onderwijsraad bepleitte toen ook een rem op fusies in het middelbaar- en hogerberoepsonderwijs. Kleine scholen die samengaan, kunnen wel snijden in de kosten, maar als deze fusiescholen te groot worden, dreigen ze juist weer bureaucratische kolossen te worden. Het onderzoek van Ecorys wijst uit dat dit bij de onderzochte middelbare scholen nog wel meevalt: hier zijn kleinere scholen bureaucratischer dan grote.