Column

Bungelende plastic poppen en piemels in hoerastand

De recensent heeft vaak gelijk, maar niet altijd. Claus' Jaar van de kreeft was prachtig geacteerd.

Annemarie Oster
Het jaar van de kreeft. Beeld Sanne Peper
Het jaar van de kreeft.Beeld Sanne Peper

Hoofdredacteuren zijn meestal geen toneelliefhebbers. Het verhaal gaat dat W.L. Brugsma (Boebie voor intimi), ooit hoofdredacteur van de Haagse Post, Ischa Meijer als columnist inhuurde met de speciale opdracht zoveel mogelijk voorstellingen de bühne in te boren. Dat was niet aan dovemansoren gezegd, want eigenlijk wilde de dappere dodo zelf dolgraag het toneel op. En dus moesten vooral acteurs en actrices het ontgelden in zijn - niet eens zo goed geschreven - stukjes. Op de redactieburelen was het elke week weer dolle pret als de uitdrukking 'actreutel' was gevallen. Dat Ellen Vogel die speciaal voor haar bedachte ongein-diskwalificatie dankte aan Meijers stiekeme verliefdheid is weer een ander verhaal.

Tot mijn vreugde wordt de hoofdredacteur van deze krant niet door dergelijke vooroordelen geplaagd, al zie ik hem opmerkelijk zelden in een schouwburg. Maar op de kunstpagina wordt na elke première flink wat plaats ingeruimd voor een toneelrecensie.

De - wel goed geschreven - stukken van opperrecensent Hein Janssen getuigen van knowhow. Behalve als ik het niet met hem eens ben. Zoals onlangs met zijn bespreking van Het jaar van de kreeft, een theateradaptatie van het boek van Hugo Claus, ten tonele gevoerd door Toneelgroep Amsterdam. Er stonden slechts twee sterren boven Janssens recensie en de inhoud van zijn beschouwing was zo mogelijk nog zuiniger. Niet dat de voorstelling er vijf verdiende, zoals in de hysterisch enthousiaste bespreking in de NRC. De laatste regel in dat stuk moet als welkome bom zijn ingeslagen bij het hoofdstedelijke gezelschap: 'Als u niet gaat kijken, bent u een dief van uw eigen geluk.'

Dat vind ik wat overdreven, maar het is wel een mooie voorstelling. Terwijl alles wat Luk Perceval heeft bedacht, indruist tegen mijn principes. Want op het eerste gezicht is deze voorstelling een typisch voorbeeld van irritant regisseurstoneel. Om te beginnen is de tekst tot het minimum gereduceerd. Terwijl Claus zelf het ene prachttoneelstuk na het andere schreef met briljante dialogen, een kop en een staart en vaak 'eenheid van tijd plaats en handeling'.

Het decor - of liever het 'toneelbeeld', want een onafzienbare ruimte - vind ik aanstellerig: in het luchtledige bungelende plastic poppen, de piemels in hoerastand. Terwijl de - gesuggereerde - seks tussen de protagonisten juist verre van feestelijk is en zelden tot een bevredigende apotheose komt.

Op pianomuziek, live ten gehore gebracht door componist Jeroen van Veen, beelden de twee acteurs het verloop van een gedoemde liefdesverhouding uit: de eerste opwinding, dan de verslingering, daarna het spel van aantrekken en afstoten en het niet zonder maar ook niet met elkaar kunnen, resulterend in de onvermijdelijke teloorgang.

Deze hondsmoeilijke pas de deux wordt uitgevoerd door Maria Kraakman en Gijs Scholten van Aschat. En hoe! Bewonderenswaardig hoe de acteurs, gewend zich verbaal te uiten, ook fysiek weten te boeien, ja te amuseren en te ontroeren. Hun spel redt de voorstelling.

Ik wilde mijn column besluiten met een dito alinea over de geslaagde tour de force die Hans Kesting laat zien in De Welwillenden, een andere voorstelling naar een nu Franse roman, van Jonathan Little over een SS'er. Maar ruimte ontbreekt. Als het mag van de hoofdredacteur: hierover volgende week meer.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden