Broodje tevredenheid
Negen jaar geleden sprak hij van economische groei zonder toename van de werkgelegenheid. Alexander King, toen voorzitter van de Club van Rome, stelde vast dat in de westerse wereld van de jaren tachtig de industrie steeds meer en gevarieerdere produkten levert met steeds minder arbeidskrachten....
Ook negen jaar geleden ging de directeur Arbeidsverhoudingen van het VNO, Han Hollander, met vut. Hij nam afscheid van het arbeidzame leven met het inzicht dat volledige en volwaardige werkgelegenheid voor iedereen een irreële doelstelling is.
'Je zult moeten erkennen dat het voor onze maatschappij normaal is dat er tussen de zes- en zevenhonderdduizend werklozen zijn. Daaraan zal niet meer zoveel veranderen.' Hij citeerde Jos Jacobs, de huidige directeur van VNO/NCW, die eens de gedachte had opgeworpen dat de situatie van volledige werkgelegenheid in de jaren zestig historisch gezien slechts een incident was. Een toeval.
Naar het oordeel van Hollander zijn er twee ontwikkelingen die elkaar versterken. De ene is de eerder genoemde steeds omvangrijker toepassing van technologieën die eenvoudige arbeid overbodig maken. De tweede is dat deze voortschrijdende technologie moet worden bediend door werknemers met een steeds hogere opleiding. Voor een deel van de beroepsbevolking zijn die eisen te hoog gegrepen. Hun capaciteiten zijn niet meer toereikend.
De dienstverlening is inderdaad de grote banenmotor geworden, met het accent op deeltijdbanen en relatief eenvoudige bezigheden. Maar ook deze sector is niet bij machte zoveel mensen te absorberen dat de werkloosheid aanmerkelijk daalt. De bredere toepassing van elektronica is hiervan deels de oorzaak.
Dit leidt tot de conclusie dat de schier onafzienbare reeks banenplannen goed bedoeld zijn, maar niet een oplossing kunnen bieden. Het zijn middeltjes met een tijdelijk effect. Het aanbod van relatief eenvoudige arbeid is veel groter dan de vraag. Andersom is de vraag naar hooggeschoolden groter dan het aanbod. Aan dit hoge niveau kunnen steeds minder mensen voldoen.
Nu, negen jaar later, is de situatie op de arbeidsmarkt niet anders. Er is wel een nieuwe zondebok gevonden, de globalisering. Er is een groep die hardnekkig beweert dat er iets nieuws is, een economie zonder grenzen die de oude landen-economieën vervangt. Als vroeger een schoenenfabriek moest concurreren met de schoenenfabriek daarnaast, dan moet die schoenenfabriek nu de strijd opnemen met alle schoenenfabrieken in de wereld.
Het is niet waar, maar de boodschap heeft zijn aantrekkelijke kanten. Alle onheil komt van buiten. Daaraan kunnen we niets doen, maar we moeten ons wel aanpassen. In vroegere decennia was de boodschap gelijkluidend. Als het economisch goed ging, dan had het kabinet daarvoor gezorgd. En als het tegenzat, was de internationale economie de schuldige.
Banenplannen geven politici het gevoel dat ze iets doen aan een ernstige misstand. Intussen is het werkgelegenheidsbeleid in hoge mate het beleid van de personeelschefs, niet van de politiek. Daarom blijven allerlei vormen van discriminatie bestaan. Hoger opgeleiden aannemen voor lager gewaardeerde functies, ouderen weggooien omdat jongeren goedkoper zijn, vrouwen achterstellen bij promoties.
Tegelijk worden de mazen van het sociale vangnet steeds groter. Zolang werklozen en andere afgedankten niet in opstand komen, zal de koers niet veranderen. Dan blijft men verkondigen dat al die mensen zonder baan zo tevreden zijn.
Harry van Seumeren