Bronbeek moet blijven

Museumbezoek is de meest politiek correcte tijdspassering, heb ik laatst ergens gelezen. Daar zit wat in. Zelfs pornografie wordt minder pornografisch, ja openbaar bezienswaardig op een tentoonstelling....

MARTIN SOMMER

Vandaar dat conservator Dirk Staat van museum Bronbeek uiterst voorzichtig omspringt met zijn collectie. Museum van het koninklijk tehuis voor oud-militairen 'Bronbeek' te Arnhem, heet het officieel. De tentoonstelling woont als het ware op kamers bij de oud-militaire heren, bekend van de televisie zodra er een nationaal debat over het koloniale verleden dreigt. Omdat de bewoners - circa vijftig in getal - hun bolknak niet ontzegd kan worden, is Bronbeek het enige museum in Nederland waar je mag roken. De conservator en ik zitten op een bankje in de gang. Boven onze hoofden hangt een unieke collectie vaandels van een hele reeks regimenten. Dirk Staat wijst. Sommige zijn geschilderd op zijde. Allemaal zijn ze half vergaan van de sigarerook.

Rook is niet zijn enige zorg. Van een andersoortige ongepastheid is de mentale uitwaseming van de collectie. Die is bepaald niet volgens het evangelie van Jan Pronk. Ook daar moet een en ander aan gebeuren, zegt de conservator daadkrachtig. Hij is dertig, van origine militair historicus. In zijn enthousiasme over zijn museum schuwt hij de gelijkenis niet. De Verenigde Oostindische Compagnie was als handelsonderneming enig in haar soort. 'Stel je voor dat de Shell de binnenlanden intrekt met een pelotonnetje luchtmobiel.'

Het begin van de collectie dateert van de opening van het militaire tehuis, in 1863. Het tehuis Bronbeek was opgezet naar het model van het Hotel des Invalides in Parijs. De garantie van verzorging bij verwonding of pensioen moest jongemannen overhalen dienst te nemen. Ze kwamen terug, ze namen spullen mee uit het Rijk van Insulinde en gaven die aan hun verzorgingstehuis.

Zodoende hangen en staan de gangen van Bronbeek vol met tijgerschedels, schilderijen die helemaal van eendeveren zijn opgebouwd, krissen, eremetaal, de genoemde vaandels, schedels van Dajakkers, colliers van mensentanden, geweren, heel veel geweren, speren, uniformen, affiches die moeten aansporen om dienst te nemen bij het KNIL, affiches van de Indonesische nationalisten, Japanse vlaggen, huisvlijt uit de kampen, immense kanonnen, een complete betjak, een complete prauw, een complete gamelan, lucifermerken met de Lombok-expeditie van 1894, noem maar op. Bij elkaar een schitterende triomfalistische opstelling. Wie wil voelen hoe het voelde toen Daar Iets Grootsch Werd Verricht, reize naar Bronbeek.

Maar er moet zoals gezegd wel wat gebeuren. De combinatie van museum en verzorgingstehuis is niet de gemakkelijkste. Om twaalf uur gaat de zoemer. De mannen schuifelen naar de eetzaal. 'Dag meneer Jochems' Een lucht van gehaktballen en andijvie trekt door de gangen en zalen. Niet goed voor de spulletjes. Zoals in alle bejaardentehuizen is het warm en de lucht droog. Slecht voor de collectie. Veel van de dertigduizend jaarlijkse bezoekers hebben de onbedwingbare behoefte aan het rokje van boomschors uit de binnenlanden van Borneo te pulken. Niet goed voor het rokje, dat trouwens met een paar flinke nieten aan de muur bevestigd is. Ook al niet volgens de museale regels.

De restauratie van gebouw en collectie wordt binnenkort aangevat, bijkans een militaire operatie. De bewoners van de ene vleugel verkassen tijdelijk naar noodwoningen in de tuin, waarna die vleugel wordt verbouwd. Nieuwe vitrines wachten in de opslag. Hoe de zon moet worden uitgebannen weten ze nog niet precies. Als die ene vleugel klaar is, herhaalt de geschiedenis zich aan de andere kant. In de tussentijd moet het museum open blijven.

Tegelijkertijd moet de geestelijke verbouwing haar beslag krijgen. Nu loopt Dirk Staat op eieren. Poncke Princen is net weg en de wonde schrijnt nog. Er is geen enkele reden de mannen een bloedspuwing te bezorgen. 'Vergis je niet, Bronbeek heeft wel de naam het rechtse bolwerk van Nederland te zijn. Maar er is hier niemand die Indonesië de soevereiniteit betwist.'

Laten we zeggen dat de opstelling niet meer helemaal van deze tijd is. In de eerste zaal, de Generaal van der Heijden zaal, begint de geschiedenis al wat gekleurd. In Indonesië wordt prins Diponegoro als een Vader des Vaderlands geëerd. Hij leidde de eerste georganiseerde opstand tegen het Nederlandse koloniale gezag in wat de Java-oorlog (1825-1830) is gaan heten. In Bronbeek staat onder zijn portret 'hoofd der muitelingen'. In de catalogus: 'leider van de fanatieke, extremistische beweging'. Dat gaat verder met de Atjeh-oorlog (de generaal Van Heutsz-zaal), waarover de informatie zich beperkt tot niet veel meer dan een schoolplaat met de heldhaftige Nederlandse officieren. Dirk Staat: 'Atjeh was een meat-grinder. Daar vind je niks van terug.'

Dat eindigt in de generaal Spoor-zaal met propaganda-affiches van de nationalistische 'extremisten' en kaarten van Java ten tijde van de politionele acties. De catalogus: 'Steeds meer kwamen vitale Nederlandse belangen in het gedrang. Het motto ''Indië verloren - rampspoed geboren'' deed steeds meer opgeld. Op 18 december 1948 begon de tweede en laatste politionele actie. Daarop begonnen de Veiligheidsraad en het buitenland zich met de zaak te bemoeien. Dit betekende tevens het begin van het einde van de Nederlandse aanwezigheid van bijna 31/2 eeuw in Nederlands-Indië.'

Dat moet anders. Over generaal Spoor, ridder der tweede klasse (commandeur) in de Willemsorde, in de huidige expositie geen kwaad woord. Spoor zal na de verbouwing op zijn minst een beetje een houwdegen worden en prins Diponegoro met terugwerkende kracht vrijheidsstrijder.

Ik vraag schuchter waarom. Het verleden verandert er toch niet van? Die koppen worden er toch niet minder gesneld van als de schedels niet meer aan een touwtje hangen maar in een vitrine worden opgesteld? Toch moet het. Menselijke resten horen met respect te worden tentoongesteld. 'Met een stemmig lampje erop.' We zullen laten zien dat er ook een andere kant aan de zaak was, legt Dirk Staat uit. Dat klinkt voor de hand liggender dan het eigenlijk is, in een land waar ook Prosper Ego niets lelijks over de Indonesische soevereiniteit zegt. Maar dat bedenk ik achteraf.

Hoe moet het dan met het beeld van de oorlogsgod Mars in de tuin? En met de medaille voor Moed en Trouw voor de inlanders, terwijl de Nederlanders er eentje kregen voor Moed, Beleid en Trouw? Ze mogen blijven. Niettemin houd ik mijn hart vast voor de geestelijke verbouwing. Geen baksteen in Nederland die nog lijkt op die van 1947, en geen beter bewijs daarvoor dan deze verzameling, zoals hij is, met zijn wanden vol eresabels en krissen, oude mannen incluis. Voor uitgebalanceerde bijschriften kan ik me maar één reden voorstellen - dezelfde die ik zou kunnen bedenken voor een politieke schuldbelijdenis voor de politionele acties: zou met een openbare biecht het verleden toch een piezeltje minder gebeurd zijn?

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden