Brieven Wiegel aan Hirsi Ali

De brieven die Wiegel op 22 en 23 november schreef aan Hirsi Ali, in eerste instantie in reactie op een interview van laatstgenoemde met het dagblad Trouw....

Eerste brief

Diever, 22 november 2005.

Aan mevrouw Hirsi Ali,
lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Mevrouw,

Vanochtend las ik in het dagblad 'Trouw' een aantal uitspraken van U over mijn opvattingen terzake van Artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van richting en inrichting van het onderwijs is vastgelegd.

Eén en ander gelardeerd met uitlatingen over mijn persoon. Zo’n zelfde aanpak die U koos in Uw discussie, kortgeleden in 'Buitenhof', met burgemeester Cohen van Amsterdam. Cohen en ik zouden beiden wonen in het land van Ooit. Een prettige plek, dus U bedoelde het best aardig, hoop ik.

Uw opmerkingen over mijn standpunt ten aanzien van de onderwijsvrijheid komen wel wat laat. Ik heb dit laatstelijk nog eens uiteengezet op 5 maart, tijdens een VVD-bijeenkomst in Ermelo.

Een korte samenvatting:

Artikel 23 van de Grondwet verwoordt een fundamenteel recht. De gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs was het werk van een staatscommissie, onder voorzitterschap van de grote vrijzinnig-democraat Dr. D. Bos. Diens levensloop is beschreven door de befaamde parlementair journalist Dr. E. van Raalte.'Dr. D. Bos, leven en werken van een Nederlands Staatsman'.

De – tot nu toe – laatste liberale minister-president, Cort van der Linden, had daarvóór – in 1913 – bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer gezegd: 'De politieke schoolstrijd is als het ware een wig die in ons volksleven is geslagen... Nu heeft de Regering gemeend dat zij een weldaad zou kunnen doen voor het volk, indien het haar mocht gelukken een grondslag te vinden, die een eind zou kunnen maken aan deze ongelukkige belemmering van de volksontwikkeling'.

U kunt dat nog eens nalezen op blz. 227 van het standaardwerk 'Honderd jaren', van de hand van Prof.Mr. P.J. Oud, U welbekend.

Tenslotte een welgemeend advies:

Niet op de persoon spelen, geen wiggen drijven, niet zo fanatiek, respect voor andersdenkenden en verdraagzaamheid: zo kunnen wij onze Nederlandse samenleving versterken en een toekomst bieden.

H.Wiegel

Tweede brief

Diever, 23 november 2005.

Geachte mevrouw Hirsi Ali,

Vanochtend las ik in de couranten dat u gisteren hebt gezegd dat het niet gelukkig was dat U mij als ‘reactionair’ had betiteld: 'ik was onaardig tegen Wiegel'. Inhoudelijk, zei U, niets van uw uitspraken terug te nemen. En daar gaat het nu juist om.

Aardig of onaardig zijn is in de politiek niet het belangrijkste. Reactionair ben ik, toen ik de politiek leider van de liberale partij was, vaak genoeg – in linkse kring – genoemd. Zoiets deert mij niet, integendeel.

Waar het om gaat is de inhoud van uw standpunten op het terrein van de vrijheid van onderwijs, de integratie, het omgaan met ons allochtone volksdeel. Velen in die kring – en ik deel hun mening – vinden dat U door uw opstelling geen bruggen slaat, maar wiggen drijft en kloven verbreedt.

Daardoor worden – dat is althans mijn mening – de emancipatie en de kansen van de van oorsprong allochtonen, die zich hier in Nederland thuis willen voelen en onze democratische rechtsstaat – met al zijn verworvenheden – steunen, niet bevorderd.

Gisteren zei U mij dat wij moesten praten. Ik antwoordde U dat ik daarover zou nadenken.

Of een gesprek zinvol is, hangt af van Uw opstelling in de komende tijd. Ik hoop dat U – in de beste liberale traditie – wilt kiezen voor verdraagzaamheid en respect voor andersdenkenden. Doet U dat niet, dan leidt dat tot een verscherping van tegenstellingen in ons volk.

Doet U dat wel, dan ben ik graag bereid tot een gesprek.

H.Wiegel


Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden