Brabants is soms een beetje Engels

Dialecten verschillen grammaticaal veel meer van elkaar en van het standaard-Nederlands dan gedacht. Een grootscheeps onderzoek moet de samenhang tussen regionale variaties in kaart gaan brengen....

Mieke Zijlmans

EEN dialect is een taal die pech heeft gehad. Aldus een van het handjevol gezegdes dat de ronde doet onder dialectologen. Zo verwoorden zij hun scepsis over het tot absolute norm verheven zijn van de standaardtaal, terwijl die zelf niet meer is dan een uit zijn krachten gegroeid dialect.

Ze gaan hun gang maar hoor, de taalkundige fatsoensrakkers die de enige echte definitieve grammatica van het Nederlands bijpunten, en het woordenboek, plus de juiste uitspraak van de klanken. Maar eigenlijk weten de dialectologen wel beter. Er bestaat in werkelijkheid helemaal niet zoiets als één eenvormige taal, een standaard-Nederlands dat reikt van de zeekust tot aan de grenzen. Sterker nog, bij nadere bestudering blijken de regionale verschillen nog groter dan al werd aangenomen.

Veel dialecten onderscheiden zich niet alleen van de standaardtaal door woordenschat en uitspraak, ze hebben tot op zekere hoogte zelfs een andere zinsbouw. Zo zeggen dialectsprekers in oostelijk Nederland van Groningen tot Limburg eerder 'Dat geloof maar' dan het gebruikelijke 'Geloof dat maar'. Dit zinnetje wijst op het voorkomen van een grammaticale structuur die sterk afwijkt van de standaard-Nederlandse. In die standaard-taal mag het woord 'dat' niet voorop staan in een constructie als deze.

Dialectonderzoek heeft zich lange tijd vrijwel alleen beziggehouden met woordenschatten en uitspraakvarianten. Afwijkende volgordes in zinsbouw werden weliswaar opgetekend, maar de precieze grammaticale structuur van dialecten is nooit stelselmatig onderzocht. Maar daarin komt verandering.

Dezer dagen is een groot onderzoek begonnen naar die structuur in Nederlandse en Vlaamse talen. De universiteiten van Amsterdam, Leiden, Gent en Antwerpen nemen deel, plus het Amsterdamse Meertens Instituut en de Fryske Academie. Dr. Sjef Barbiers van het Meertens Instituut leidt het SAND-project: Syntactische Atlas van Nederlandse Dialecten.

Natuurlijk, legt Barbiers uit, struikelden dialectonderzoekers altijd al over opmerkelijke woordvolgordes. Vraag dialectsprekers overal in het land een zin als 'Marie zit aardappelen te schillen' te vertalen, en je krijgt zeker vijf verschillende zinsbouwen terug. Doel en eindproduct van traditioneel dialecten-onderzoek, aldus Barbiers, was altijd het tekenen van landkaartjes waarop zulke varianten waren aangegeven.

Barbiers: 'Er is lang gedacht dat er heel weinig variatie was in de zinsbouw van de Nederlandse dialecten. Maar al tijdens onze voorstudie werd duidelijk dat er minstens honderd punten zijn waarop dialecten afwijken van het standaard-Nederlands.'

Het SAND-onderzoek wil daarom verder gaan. Hoe verdienstelijk de gewone landkaartjes ook zijn, ze registreren alleen losse, op zichzelf staande taalverschijnselen, en plaatsen die niet in een breder grammaticaal verband. Barbiers wil een methode toepassen waarbij de traditionele dialectologie wordt verrijkt met modern syntactisch onderzoek.

De onderzoekers gaan stelselmatig zoeken naar grammaticale variaties, in onderlinge samenhang. Als verschijnsel A in een dialect voorkomt, legt Barbiers uit, is de kans groot dat B er ook in zit. Andersom betekent het afwezig zijn van verschijnsel A vaak dat je ook niet naar B hoeft te zoeken. Of er blijkt sprake te zijn van variatie binnen een kleine regio: aan de westkant van een dialectgebied komt de ene variant voor, en aan de oostkant de andere. De overgangen tussen zulke variaties zijn doel van onderzoek.

Ook zal duidelijk worden welke grammaticale gelijkenissen er zijn tussen Nederlandse dialecten en talen als Engels of Duits. Neem de Brabantse zin 'Gij bent ok unnun arige ein' voor: 'Jij bent ook een rare'. Het Brabants voegt hier aan het eind van de zin in plaats van het ontbrekende zelfstandig naamwoord het woordje 'een' in. Diezelfde aanvulling is te zien in het Engels, in een zin als 'I saw a nice one'.

In het Engels is die aanvulling verplicht, zonder one is de zin ongrammaticaal. Maar het Brabants kent ook de constructie 'Ge bent ne goeie mens ein', die geen Engelse equivalent heeft. Nader onderzoek moet uitwijzen hoe zulke kwesties begrepen moeten worden.

Inmiddels is het vooronderzoek voor SAND afgerond. Uit schriftelijke interviews met driehonderd Nederlanders en Vlamingen hebben de wetenschappersopgemaakt naar welke grammaticale verschijnselen ze in welke regio moeten gaan zoeken.

Zo komt in Vlaamse dialecten, net als in Middelnederlandse teksten, het woordje 'en' voor in ontkennende zinnen: 'Jan en heeft niet gewerkt.' Onderzoekers gaan in de zuidelijke regio op pad met vragenlijsten die ingaan op dit verschijnsel. Ze hoeven daarentegen in noordelijke provincies niet naar deze vorm te zoeken, want daar zijn zulke ontkenningen niet aangetroffen.

Via onder meer vertalingen, parafrases en invulvragen zoeken de onderzoekers gericht naar mogelijke varianten. Neem het geklungel met het wederkerende voornaamwoord 'zich'. Barbiers: 'In het Limburgs komt voor: ''Hij drinkt zich een biertje.'' In het Fries zegt men ''Hi skammet him'' voor ''Hij schaamt zich''. Lijkt op het eerste gezicht willekeurig, maar daarin zit duidelijk een systematiek. Naar dat soort systematieken zoeken we.'

In totaal worden 250 dialecten onderzocht. Dat zijn lang niet alle Nederlandse varianten; streven naar volledigheid zou leiden tot een onontwarbare kluwen van gegevens. De vragen stellen de dialect-onderzoekers niet zelf. Ze vragen dialectsprekers namens hen te spreken met dialectsprekers, om te voorkomen dat de proefpersonen van de weeromstuit standaard-Nederlands gaan praten tegen de onderzoeker. Die zit erbij, zorgt voor de geluidsopname en doet er verder het zwijgen toe.

Gezocht wordt naar de hedendaagse variant van de dialecten, niet naar historische vormen. Want de taalkundige realiteit is dat ook dialecten in de loop der tijden onderhevig zijn aan verandering, stelt Barbiers.

In 2004 moeten alle onderzoeksresultaten verwerkt zijn. De bedoeling is dat er dan een geavanceerde databank is. Daarmee zijn alle varianten te beluisteren. Belangrijker is echter dat daarmee ook elk onderzocht grammaticaal verschijnsel lokaal is te plaatsen, in samenhang met allerlei andere varianten. Zo zal ook duidelijk te zien worden dat de grenzen tussen de dialecten niet scherp afgebakend zijn, maar uiterst diffuus.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden