Bloed vloeit in brede stromen in Culiacán
In de Mexicaanse drugsstad Culiacán maken de maffiosi de dienst uit. Grafmonumenten staan er midden op straat...
CULIACÁN Op de stoeprand voor het ministerie van Gezondheid staat een minikapelletje met een kruis erop. ‘Hier is een neef van drugscapo Rafael Caro Quintero overhoopgeschoten’, zegt Arturo. ‘Nog geen 21 jaar was hij. Een meisje dat toevallig langsliep, raakte gewond. Dat is het grootste gevaar voor gewone mensen in Culiacán: verdwaalde kogels.’
Montebello is geen slechte buurt, maar in de stad Culiacán maken de huurmoordenaars geen onderscheid en doen zij hun werk in elke willekeurige straat. ‘Een paar dagen later werden op deze zelfde plek twee in dekens gewikkelde lijken uit een rijdende auto gegooid, vermoedelijk de lijken van de daders.’ En met een serieus gezicht voegt hij eraan toe: ‘Ik heb mooie foto’s van die lijken, als je belangstelling hebt?’
Arturo Tolosa is fotojournalist te Culiacán, gespecialiseerd in wat in Mexico de nota roja heet, het ‘bloednieuws’: ‘Moorden, schietpartijen, lijken op straat, dat werk.’ Een prima nering, al is het aantal lijken op de openbare weg de laatste weken weer gedaald tot een ‘normaal’ niveau voor Culiacán: een stuk of zeven, acht per dag.
Culiacán is bijna een ander woord voor dood. De hoofdstad van de noordwestelijke staat Sinaloa is van oudsher het centrum van de drugshandel in Mexico, waar de capo’s de dienst uitmaken en de overheid weinig heeft in te brengen. Schietpartijen zijn al decennialang aan de orde van de dag, maar sinds de narco-oorlog in heel Mexico de proporties van een echte oorlog heeft aangenomen, vloeit het bloed in Culiacán in brede stromen.
De stad lijkt een grote begraafplaats. Tienduizend mensen zijn hier vermoord in de laatste tien jaar. Dat is veel voor een stad met de omvang van Amsterdam. Drie van elke acht slachtoffers in Culiacán sterven door een kogel, veruit de meesten jong – tussen de 16 en 30 jaar. Als het zo doorgaat, zeggen de cynici, zal Culiacán binnenkort de enige stad in Mexico zijn met meer oude dan jonge mannen.
Geen vreemdeling kan de waarschuwing ontgaan. De hele reclameruimte boven de bagageband op het kleine vliegveld is ingeruimd voor een bedrijf dat gepantserde auto’s aanbiedt. De tocht naar het centrum, in een gloeiende hitte van dik 40 graden, heeft veel weg van een rit over een uitgestrekt kerkhof: een slalom tussen grafmonumenten en kruisen midden op straat. Meer dan tweehonderd zijn het er al, en geen betere gids dan ‘bloedfotograaf’ Arturo.
In de straten rond La Primavera, de nieuwe ommuurde wijk van de rijksten, staan een twintigtal kruisen van hout en van ijzer, sommige met een naam en een datum, sommige met een bosje plastic bloemen. ‘Juan Carlos Mendoza Madueña, geboren 24 april 1989, gestorven 21 maart 2009. God zegene je.’ Een ander kruis draagt alleen de naam Mario Taro, met eromheen wat uitgewaaide kaarsjes, naast de bloedvlekken op het asfalt.
Zie verder pagina 4, kolom 5
Vervolg van pagina 1
Niemand in drugsstad maakt nog plannen: de dood loert overal
Uit Culiacán komen enkele van de beruchtste drugscapo’s. De legendarische Amado Carrillo Fuentes, bijgenaamd De Heer der Hemelen; de clan van de broers Beltrán Leyva; Joaquín ‘het Kleintje’ Guzmán, die sinds kort prijkt op de lijst van rijksten van het Amerikaanse weekblad Forbes.
Het geld groeit aan de bomen in de ‘wereldhoofdstad van de Hummer’, waar een van de hoofdstraten een kilometers lange keten autoshowrooms is met alleen de duurste merken.
Ze beginnen zich wat minder opzichtig te gedragen, maar de typische ‘narco-outfit’ van felgekleurde overhemden, cowboyhoeden en laarzen van slangenleer blijft het goed doen. ‘Culiacán is een grote stad’, zegt Arturo Tolosa, ‘maar de mensen blijven zich gedragen alsof ze op een ranch wonen.’ De enorme terreinwagens horen niet alleen bij dat imago, maar spelen ook een hoofdrol bij de talloze ‘stoplichtmoorden’: het getinte zijraam gaat omlaag, het AK-47-machinegeweer komt naar buiten en de inzittenden van de wagen ernaast worden doorzeefd.
Een kruis op de parkeerplaats van het bioscoopcomplex Cinépolis markeert de plek waar in september 2004 Rodolfo Carrillo, de zoon van Amado Carrillo Fuentes, en zijn vrouw werden geëxecuteerd. Schuin tegenover het regeringspaleis van de staat Sinaloa bevindt zich een klein monumentje voor een doodgeschoten vrouw.
We nemen de brug over de rivier en rijden de nieuwe wijk Tres Ríos in, aan de eindeloze reeks nieuwe winkelcentra te zien gebouwd met narcodollars. Voor het grote witte pand van CityClub, een soort Makro, staat een metershoog kruis met als inscriptie ‘mei 2008’ en de initialen van drie personen die hier werden omgebracht: ‘We zullen altijd van ze houden.’
De gevel van het gebouw is net gerepareerd, daar zat tijdenlang een groot gat in doordat de onervaren huurmoordenaar de bazooka niet wist te hanteren. Aan het kruis wapperen vier grote ballonnen met de opdruk van de film Pirates of the Caribean.
Een van de drie was Édgar Guzmán López, de zoon van Het Kleintje. Na zijn executie barstte de bendeoorlog zo uit zijn voegen dat de gemeente, toch wel iets gewend, de hulp van het leger inriep. Culiacán werd een bezette stad. De operatie gaat nog altijd door en de cijfers zijn huiveringwekkend: in iets meer dan een jaar 1.400 ‘geëxecuteerden’, honderden verdachte narco’s gearresteerd, 50 miljoen dollar (35 miljoen euro) in contanten geconfisqueerd, plus honderden dure auto’s en duizenden wapens. Onder de doden 40 onschuldige omstanders.
‘De staat Sinaloa leeft met het stigma het epicentrum, de wieg en de school van de Mexicaanse narco te zijn’, zegt de socioloog Martín Amaral, wiens eigen broer werd vermoord. ‘Maar Culiacán is niet langer simpelweg de stad van het narcogeld en de narcocultuur. De stad is nu in de greep van de angst voor wat je de narcoterreur zou kunnen noemen.’
De stad heeft altijd volop geprofiteerd van het geld van de drugshandel, maar heeft daarvoor haar zekerheden ingeruild, meent Amaral: ‘Hier wordt 70 procent van alle Hummers in Mexico verkocht. Maar tegelijk accepteren de Culichis de broosheid van de menselijke relaties en de angst en onzekerheid als manier van leven. Niemand maakt meer plannen voor de lange termijn, want misschien barst er bij het volgende stoplicht een vuurgevecht los en beland je met je gezin midden in het kruisvuur.’