AnalyseDaklozen
Bestrijd corona, blijf thuis, zegt het kabinet. Maar hoe kun je thuisblijven als je geen thuis hebt?
Kunnen daklozen zich wel aan de lockdown houden? Jeroen van Bergeijk ging kijken bij een opvang van het Leger des Heils in Amsterdam. Hij zag dat er een veel nijpender probleem is dan corona.
Halverwege het kennismakingsgesprek met twee oude rotten van het Leger des Heils – Marcel Kooijman en Jos van Doorn, die de daklozenopvang kennen als hun broekzak – weet ik niet meer waar ik het zoeken moet.
Er is in de hoofdstad dag- en nachtopvang – maar die is alleen toegankelijk als je een ‘niet zelfredzame’ dakloze bent.
Er is een Zelfredzaamheids-Matrix ® (‘een product van de GGD Amsterdam en de Gemeente Rotterdam’) waarmee je kunt bepalen of iemand zelfredzaam is.
Er is tijdelijke coronaopvang en tijdelijke winteropvang, wat je weer niet moet verwarren met de ‘winterkouderegeling’.
Er zijn persoonlijk begeleiders, trajectbegeleiders en ambulant begeleiders, klantmanagers en clustermanagers, zorgcoördinatoren en veldregisseurs.
Er zijn afkortingen: DNO, CMTO, WMO en HVO, ADL, LVB, AMW en BW.
Er is ‘Het Blauwe Boekje – Informatie voor het overleven op straat’ waarin 140 organisaties en instellingen staan vermeld die zich in Amsterdam voor daklozen inzetten. Honderdveertig.
En er zijn wachttijden. Vandaag zit meneer Moussaoui – door medewerkers van Leger des Heils opvanghuis Gastenburgh, op de wallen in Amsterdam, liefkozend ‘opa’ genoemd – al 1.715 dagen in de dag- en nachtopvang, een plek waar iedere bewoner eigenlijk maar maximaal drie maanden zou moeten verblijven.
Ik kijk Kooijman en Van Doorn glazig aan. ‘Ik moet je eerlijk zeggen dat de materie tamelijk ondoorgrondelijk is voor een buitenstaander’, mompel ik. ‘Niet alleen voor een buitenstaander’, riposteert Van Doorn. ‘Ook voor een binnenstaander.’
Maar laten we bij het begin beginnen. En het begon met het motto dat er sinds het begin van de coronacrisis door het kabinet is ingeramd: Blijf thuis als het kan. Ik vroeg me af: maar wat als je geen thuis hebt? Hoe beleven daklozen de coronacrisis? En hoe is de opvang van daklozen het afgelopen jaar veranderd? Met die vragen benaderde ik het Leger des Heils, dat al sinds jaar en dag in alle grote steden van Nederland zonder aanzien des persoons daklozen opvangt en helpt hun leven weer op de rit te krijgen. Ik wilde graag een tijd rondkijken en meehelpen bij een paar opvanghuizen. En dat mocht. Het Leger suggereerde dat ik maar het best in Amsterdam kon rondkijken, omdat van alle steden in Nederland daar de meeste daklozen en voorzieningen zijn. Een maand lang liep ik op verschillende locaties vrij rond en kon ik medewerkers het hemd van het lijf vragen.
Verzwaarde lockdown
Het is begin november en het kabinet heeft een paar dagen geleden een verzwaarde lockdown afgekondigd. Sindsdien is er op last van de regering overal in het land extra – tijdelijke – daklozenopvang opengegaan. Het idee is dat iedereen in Nederland nu even een dak boven zijn hoofd moet hebben. Bijvoorbeeld in het A&O Hostel – #everyonecantravel – in Amsterdam Zuidoost. In normale tijden kun je hier een kamer huren voor 37 euro of een stapelbed in een slaapzaal voor een tientje.
Nu staat het hotel grotendeels leeg en heeft de gemeente 121 kamers voor daklozen gereserveerd. Rond een uur of 4 beginnen de eersten zich aan de achterkant van het pand te verzamelen. Daar staat een bouwkeet van verhuurbedrijf Boels. Binnen, achter een tafeltje, zitten twee flexkrachten van het Leger des Heils. Op het tafeltje staat een laptop en daarin kan het tweetal zien of de daklozen die buiten wachten ‘in het systeem zitten’.
Je komt als dakloze in het systeem als je je meldt bij de ‘Screeningsbalie Bijzondere Doelgroepen’ van de GGD, gevestigd aan de Jan van Galenstraat in Amsterdam-West. Vandaar dat iedereen, daklozen en hulpverleners, de screeningsbalie Bijzondere Doelgroepen ‘de Jan van Galenstraat’ noemt.
Als in: ‘Ben je al bij de Jan van Galenstraat geweest?’
Enfin, als je dus bij de Jan van Galenstraat bent geweest om je daar te laten ‘screenen’, zit in je het systeem en mag je naar binnen. Tenminste als je eerst nog even door de beveiliging bent geweest: iedereen wordt grondig gefouilleerd en zijn bagage geïnspecteerd.
Als ik al een beeld had van daklozen anno 2020 is dat na een uurtje in deze bouwkeet geheel ontkracht. De mensen die hier onderdak zoeken zijn jong en oud. Wit en zwart, en alles daar tussenin. Man en vrouw, alhoewel overwegend man. Sommige mensen hebben grote, glimmende rolkoffers bij zich, anderen helemaal niks. Er zijn mensen die high of dronken zijn, de meesten zijn broodnuchter. Er zijn enkele klassieke zwervers met baarden en vuile kleren die stinken. En er zijn mensen die er keurig verzorgd uitzien, met hippe sneakers en Apple AirPods in hun oren. Sommigen zeggen geen woord, anderen kletsen onafgebroken.
Iedereen blijft netjes op anderhalve meter afstand. De meeste daklozen hebben een mondkapje, en zo niet, dan krijgen ze er een. Ik zit naast de twee Leger-des-Heilsmedewerkers. De ene kijkt in de computer en als zij de dakloze in het systeem heeft gelokaliseerd, overhandigt de ander de kamersleutel. Aan mij de taak om mensen langs de met zwart landbouwplastic beklede hekken naar de dienstingang te brengen en te wijzen hoe ze bij hun kamer kunnen komen. Dat geeft me de gelegenheid om met sommigen een paar woorden te wisselen.
Victor is een zachtaardige Franse jongen van begin 20 die met een opafiets zonder slot in de bouwkeet arriveert. Hij is sinds een week of zeven in Amsterdam. Daarvoor woonde hij in Barcelona. Hij had hier werk gevonden, in de horeca, maar is sinds de lockdown werkloos. Hij heeft geen geld en geen onderdak.
Ahmed komt uit Jordanië. Hij vraagt hoe laat het eten wordt geserveerd. Hij heeft namelijk al drie dagen niet meer gegeten. De afgelopen weken sliep hij op stations. Of in de trein. Zijn favoriet is de intercity tussen Amsterdam en Maastricht.
Mohammed is een twintiger uit Marokko. Hij spreekt Nederlands noch Engels. Als ik hem goed begrijp, moet hij van de IND het land verlaten. Hij laat een vliegticket voor Casablanca zien. Zijn vertrek staat later deze week gepland. Tot vandaag sliep hij in een moskee.
Amadou slaapt op straat. Hij komt uit West-Afrika en is nog niet zo lang in Nederland. Het eerste dat hij vraagt is: heb je werk voor me?
Rotterdammer Jan is begin 70 en weet niet meer – of wil het niet vertellen – hoelang hij al dakloos is. Hij heeft in elk geval vijf jaar op het vliegveld van Brussel gebivakkeerd, tot de terroristische aanslag van 2016 daar een einde aan maakte. Soms slaapt hij in een goedkoop hotel, soms achter de bibliotheek.
Deze daklozen zijn daklozen die onder normale omstandigheden geen toegang hebben tot de maatschappelijke opvang – zoals de daklozenopvang officieel heet – omdat ze ‘illegaal’ zijn. Of geen ‘regiobinding’ hebben. Of omdat ze ‘zelfredzaam’ zijn – waarover later meer. Maar door corona nu dus wel. Nu hebben ze even een dak boven hun hoofd.
Om 19.00 uur wordt het avondeten geserveerd. Om 22.00 uur moet iedereen naar zijn kamer. En de volgende dag om 9.30 moet je het pand met al je spullen hebben verlaten om dan om 16.30 uur weer terug te mogen keren. Medewerkers van het Leger des Heils en beveiligers zijn vandaag een beetje nerveus. Van de GGD hebben ze vernomen dat Ricardo zich heeft gemeld bij de Jan van Galenstraat. Ricardo is op elke daklozenopvangplek in de stad geschorst. Hij heeft diverse keren geweld gebruikt tegen personeel en andere daklozen. Maar nu, vanwege corona, moet ook hij onderdak krijgen. De vraag is of hij vanavond komt opdagen.
Even na tienen is er ‘avondronde’. We kloppen op de deuren van de kamers en roepen dan: ‘Hallo, avondronde!’ Waarna een Leger des Heils medewerkster met een mastersleutel de deur openmaakt en een blik naar binnen werpt. De meeste mensen liggen te slapen. Anderen kijken tv – omdat A&O Hostels een Duitse keten is, zijn er alleen Duitse tv-kanalen beschikbaar, wat hier en daar voor onvrede zorgt. De meeste daklozen ondergaan de controle gelaten. Een enkeling schrikt als we de deur openen. Een man springt boven op zijn bed en schreeuwt: ‘Jezus. Ik dacht dat er een junkie in mijn kamer stond!’ Op de vierde verdieping treffen we een ouder Afrikaans echtpaar in bed. ‘U moet allebei naar uw eigen kamer’, zegt de medewerkster, die constateert dat het de derde avond op rij is dat het echtpaar samen in een kamer slaapt. ‘Waarom?’, wil de man weten. Geduldig legt ze uit dat dat nu eenmaal de regels zijn. ‘Vanwege corona.’ Na een minuut of tien heen en weer gediscussieerd te hebben sjokt de man alsnog naar de belendende kamer. Een beveiliger verderop in de gang houdt in de gaten of hij daar ook blijft.
Na twee weken besluit het kabinet de coronamaatregelen weer te versoepelen. En dat betekent dat de tijdelijke opvang van daklozen weer wordt gestaakt en het A&O Hostel zijn deuren voor de daklozen sluit. Victor, Ahmed, Mohammed, Amadou, Jan en het Afrikaanse echtpaar staan weer op straat. Ricardo is nooit komen opdagen.
Doekje voor het bloeden
‘Wat vind je daar nou van, dat je een hotel afhuurt voor daklozen en ze na twee weken weer op straat zet?’, vraag ik aan Marcel Kooijman, een joviale, openhartige vijftiger die al 25 jaar voor het Leger des Heils werkt.
‘Idioot’, zegt hij. ‘Een doekje voor het bloeden. Goed, ik snap dat je vanwege corona mensen van de straat wil hebben. En ja, die mensen hebben twee weken in een bed kunnen slapen, zijn weer even tot rust kunnen komen. Maar verder zijn ze absoluut niet geholpen.’
Kooijman is teamleider bij de Gastenburgh, een van de reguliere dag- en nachtopvangplekken voor daklozen in Amsterdam. Tijdelijke crisisopvang zoals in het A&O Hostel moet je niet verwarren met de reguliere dag- en nachtopvang van het Leger des Heils. In Amsterdam heeft het Leger daarvoor drie locaties. Een daarvan is de Gastenburgh, waar daklozen met ernstige problemen verblijven. Velen zijn verslaafd. Anderen hebben een psychiatrische ziekte. Vaak is er sprake van een combinatie van problemen.
Ook al moet je de Gastenburgh niet met de tijdelijke opvang in het A&O Hostel verwarren, het heeft wel degelijk iets van een hostel. Er zijn gedeelde kamers. Er is een balie waar medewerkers bewoners – die hier ‘deelnemers’ worden genoemd – helpen met vragen. Er zijn kluisjes waarin je je persoonlijke eigendommen kunt bewaren. In de gemeenschappelijke huiskamer staan azuurblauwe stoeltjes en houten tafels die zo uit de Ikeacatalogus lijken weggelopen. Maar loop hier een dag rond en het hostelgevoel is er wel af. Ook hier zijn avondrondes.
Ik loop mee met Morildo (27). Hij is opgegroeid in Amsterdam Zuidoost. ‘Daar staat iedereen altijd voor elkaar klaar. Daar is mijn passie ontstaan voor het helpen van mensen.’ Als Morildo op de deur van een kamer klopt en die opent roept een vrouw: ‘Ik ben zo bang.’ Wat is er dan, vraagt Morildo? ‘Kijk me hier nou liggen? Hoe heeft het zover kunnen komen?’ Met diepe bewondering luister ik vanaf de gang hoe Morildo met zijn kalme, warme stem haar weer rustig weet te krijgen.
Later op de avond arriveert een nieuwe deelnemer, een stille jongen van begin 20 met zwarte Nike-sneakers, een spijkerbroek en een dik blauw winterjack. Hij krijgt een zak schoon wasgoed overhandigd en wordt dan naar zijn onderkomen voor de nacht gebracht. Een kamer die hij gaat delen met twee andere mannen. De ene ligt met zijn kleren aan onder de dekens. De ander, een harddrugsgebruiker, is net vertrokken. Hij heeft zijn basepijpje op het plastic stoeltje naast zijn bed laten liggen. Ik werp een blik door het raam naar buiten. Een spectaculair uitzicht over de Oudezijds Voorburgwal en de Oude Kerk. Dat dan weer wel.
Geen grote uitbraak
In Amsterdam is er het afgelopen jaar volgens de GGD geen grote uitbraak onder daklozen geweest. Anders dan je zou verwachten, lijken daklozen niet vaker door het virus te worden getroffen dan andere mensen. Mogelijke verklaringen zijn dat daklozen die buiten slapen over het algemeen een hoge weerstand hebben en dat ze weinig sociale contacten hebben. In feite leven veel daklozen in een permanente quarantaine. Daarbij komt dat de GGD vrij snel heeft besloten daklozen met klachten actief te isoleren en op een speciale afdeling te verplegen.
Harde cijfers over de invloed van de coronacrisis op dakloosheid in Nederland zijn niet voor handen. De gemeente Amsterdam bijvoorbeeld zegt: ‘We hebben niet precies in beeld hoeveel dak- en thuislozen er in Amsterdam zijn.’ Er is anekdotisch bewijs dat de crisis vooral ongedocumenteerden en arbeidsmigranten treft. Zo zag het Leger tijdens de eerste golf bijvoorbeeld Braziliaanse en Bulgaarse vrouwen dakloos worden. Zij maakten hotels en kantoren schoon, kwamen zonder werk te zitten en konden hun (onder)huur niet meer betalen.
In het A&O Hostel ontmoet ik twee Poolse mannen, beiden in de 40, met diepe groeven in hun gezicht. Ze laten salarisstroken van uitzendbureau Otto zien. Ze hebben de laatste jaren op verschillende plekken in Nederland gewerkt. Ook zij zijn door corona hun werk kwijtgeraakt. Otto zorgt voor werk en huisvesting, maar als je je baan verliest, raak je ook je huis kwijt.
En er zijn andere, subtiele effecten van het virus. Medewerkers van de Gastenburgh zeggen: sinds corona is het hier een stuk stiller geworden. Om de anderhalve meter regel te kunnen waarborgen wonen er nu nog maar vijftig deelnemers in plaats van de reguliere zeventig. En de huiskamer is gesloten. ‘Iedereen zit de hele dag op zijn eigen kamer’, zegt Kooijman. ‘Veel dagbestedingsprojecten zijn gestopt. Je ziet de mensen psychisch achteruitgaan. Sommigen krijgen een terugval in drugs- en alcoholgebruik.’
Ik wil die zaken niet bagatelliseren maar na een week of wat rondkijken bij het Leger des Heils begint het me te dagen dat de coronacrisis een veel minder grote invloed op daklozen en hulpverleners heeft dan ik had verondersteld. Er blijken veel grotere problemen te zijn dan de gevolgen van corona. Problemen die al jaren spelen.
Zelfredzaam
Het CBS becijferde vorig jaar dat Nederland zo’n veertigduizend daklozen kent – twee keer zoveel als tien jaar geleden. Dat zijn er vele malen meer dan er plek is in de opvang. En dus moeten er keuzes worden gemaakt. Harde keuzes. En in Amsterdam worden die keuzes in de praktijk gemaakt aan de eerder genoemde Jan van Galenstraat. Daar, in een pand dat ligt ingeklemd tussen een parkeerterrein van een drive-thru KFC-restaurant en de ringweg A10, wordt door de GGD bepaald of een dakloze al dan niet zelfredzaam is. Als hij dat niet is, en binding met de regio heeft, dan krijgt hij een bed in de dag- en nachtopvang (naast het Leger des Heils verzorgen in de hoofdstad HVO-Querido en De Regenbooggroep dag- en nachtopvang). Als hij wel zelfredzaam is, dan krijgt de dakloze een maatschappelijk werker toegewezen, en een postadres, maar staat hij er verder alleen voor.
Je zou kunnen denken dat iemand die dakloos is en hulp bij de gemeente vraagt per definitie zichzelf niet kan redden, maar zo zit het niet. Of iemand zelfredzaam is wordt bepaald aan de hand van de Zelfredzaamheids-Matrix. Op zelfredzaamheidsmatrix.nl kan iedereen die downloaden. ‘De Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) is hét instrument waarmee behandelaars, beleidsmakers en onderzoekers in de gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en gerelateerde werkvelden, de mate van zelfredzaamheid van hun cliënten eenvoudig en volledig kunnen beoordelen’, vermeldt de website.
De zelfredzaamheidsmatrix is in feite een soort vragenlijst. Aan de hand van die vragen krijgen mensen op dertien ‘domeinen’ – denk aan huisvesting, geestelijke en lichamelijke gezondheid, middelengebruik, justitie – een score. Van 1 tot 5. In de praktijk ziet dat er zo uit: als een hulpverlener het dossier van een dakloze erbij pakt ziet hij op zijn computerscherm een balk met dertien blokjes. Als iemand goed scoort op een domein is het blokje groen, als hij slecht scoort is het vakje rood, en daartussenin oranje. Dus: hoe roder de blokjes, hoe groter de problemen.
Een dakloze teruggebracht tot een balk met dertien gekleurde vakjes?
Zo moet ik het niet zien, legt Dylan Price, veldregisseur bij de GGD, geduldig uit. Price overziet de screenings op de Jan van Galenstraat. ‘De matrix is een instrument, een hulpmiddel’, zegt hij. ‘De GGD is er voor de kwetsbaarste Amsterdammers. En met die zelfredzaamheidsmatrix bepalen we of iemand kwetsbaar is.’
Het is ook niet zo dat Price in een gesprek met een cliënt alleen maar cijfertjes zit uit te delen. Hij voert een gesprek en komt daarna met behulp van de matrix tot een oordeel. In een normaal jaar melden zich zo’n 250 tot 300 mensen per kwartaal aan de Jan van Galenstraat. 70 tot 80 procent daarvan wordt zelfredzaam bevonden. ‘Mensen kunnen dat als een afwijzing ervaren’, zegt Price. ‘Maar het betekent ook: wij geloven in je, je kunt het zelf.’
De zelfredzamen heten ook wel ‘economisch daklozen’. Dat wil zeggen: het enige probleem dat ze hebben is dat ze geen woning hebben. Denk aan mensen die na een scheiding op straat zijn komen te staan, of ondernemers die failliet zijn gegaan en hun hypotheek niet meer kunnen betalen. Begin dit jaar schatte de gemeente Amsterdam deze groep op zo’n tweeduizend personen. Volgens De Regenbooggroep is de hoeveelheid aanmeldingen van economisch daklozen dit jaar verdriedubbeld.
Jimmy is zo’n economisch dakloze. Ik ontmoet hem op een avond bij de soepbus van het Leger des Heils. Drie keer per week rijdt die bus door de stad om soep uit te delen aan daklozen. Jimmy is al zestien jaar dakloos. In die jaren heeft hij op talloze plekken geslapen. Hij heeft bij vrienden gelogeerd, in kraakpanden overnacht of in een van de vele bootjes die langs de grachten liggen. Soms in een passantenverblijf, een voorziening die de gemeente voor economisch daklozen in het leven heeft geroepen en waar je tien dagen achterheen kunt verblijven.
‘Ik heb geen hulpvraag. Ik ben niet gestoord of verslaafd. Ik heb een huis nodig’, zegt Jimmy. Hij constateert dat veel daklozen die in eenzelfde situatie verkeren als hij ten einde raad zijn en ‘het spelletje maar gaan meespelen. Ze weten wat ze moeten zeggen, hoe ze zich moeten voordoen om het stempel niet zelfredzaam te krijgen.’ ‘Waarom doe jij dat dan niet?’, vraag ik hem. Hij laat een stilte vallen en zegt dan: ‘Eerlijk duurt het langst.’
Overeenkomst tot overnachting
Terug naar de Gastenburgh. Daar heeft zich zojuist Charlie gemeld. Hij is niet zelfredzaam bevonden en kan de komende tijd rekenen op een bed in een van de dertig kamers van de Gastenburgh. Maar eerst moet hij een paar documenten ondertekenen. Een machtiging, om de eigen bijdrage van 5 euro per nacht van zijn rekening af te schrijven. En een ‘overeenkomst tot overnachting in nachtopvang’, waarin ‘de looptijd van de overeenkomst’ en de geleverde diensten worden gespecifieerd.
Charlie vertelt dat hij al veertig jaar aan de heroïne is verslaafd. Hij haalt een plastic tasje tevoorschijn. Daaruit komt een twee decimeter dikke stapel papieren: aanmaningen, brieven van incassobureaus en deurwaarders, een oproep om bij de rechtbank te verschijnen. Hoe hij dakloos is geworden blijft onduidelijk. Er is iets met zijn woning die onbewoonbaar is verklaard. Hoe dan ook, hij heeft hier nu weer een dak boven zijn hoofd. Hij krijgt een persoonlijk begeleider toegewezen die hem helpt met basale dingen als het aanvragen van een uitkering of een ziektekostenverzekering. Hij krijgt een zorgcoördinator die helpt met dringende medische en psychosociale kwesties. En in principe zou Charlie dan na maximaal drie maanden moeten doorstromen naar een voorziening die beter bij hem past. Een begeleid wonen project bijvoorbeeld. Of een woning met ambulante verslavingshulp. Het idee is om mensen zo snel mogelijk uit de dag- en nachtopvang te krijgen en hem of haar vervolgens weer op weg te helpen naar een normaal leven.
Alleen in de praktijk komt er van dat idee bitter weinig terecht.
Want als je als dakloze in het GGD-screeningsgesprek aan de Jan van Galenstraat niet-zelfredzaam bent bevonden, en je vervolgens een bed hebt gekregen op een plek als de Gastenburgh moet je daarna negen maanden wachten op een intake van de GGD: een gesprek waarin wordt gekeken wat jouw ‘vervolgtraject’ moet zijn. Negen maanden wachten op een gesprek waarin je een ‘beschikking’ krijgt en een ‘trajectbegeleider’. Waarna je uiteraard weer op een volgende wachtlijst komt.
Het gevolg is dat mensen soms jaren in de dag- en nachtopvang blijven zitten. Van de 198 bedden die het Leger des Heils in Amsterdam beschikbaar heeft in de dag- en nachtopvang, worden er momenteel 104 beslapen door mensen die wachten op doorstroming.
‘De keten is verstopt’, heet dat.
‘Economisch dakloze’ Jimmy: ‘Het is als een snelweg waarin ze allemaal krakkemikkige auto’s vooraan laten rijden. Vind je het gek dat je dan file krijgt?’
Teamleider Kooijman: ‘Een beetje rare vergelijking misschien maar als een bakker verse broodjes heeft gebakken wil hij dat die broodjes zo kort mogelijk in de vitrine liggen. Anders worden ze taai en moeilijk verkoopbaar. Voor onze doelgroep is snelheid ook van belang. We willen van de crisis gebruikmaken en weer snel mogelijkheden bieden.’
GGD-veldregisseur Dylan Price: ‘Mensen worden niet beter van dag- en nachtopvang. Mensen worden beter van wonen, van stabiliteit.’
En Jos van Doorn, clustermanager van de Leger des Heils dag- en nachtopvang: ‘Mensen zitten maar te wachten. Ze gaan de dag- en nachtopvang zien als hun huis. Ze gaan zich ergeren. Dat snap ik, dat zou ik ook doen. Ze gaan zich overal mee bemoeien. Snap ik ook, doe ik ook. Maar je ziet dan wel een enorme toename aan conflicten en confrontaties. Je moet ook bedenken dat zolang je in de dag- en nachtopvang verblijft bijvoorbeeld je kinderen niet privé op bezoek mogen komen, je mag geen relatie ontvangen of laten logeren. Dat pleegt allemaal een aanslag op de levensvreugde, motivatie en veerkracht van mensen.’
Gebrek aan perspectief
Vraag aan de hulpverleners van de Gastenburgh wat hun grootste frustratie is en ze zullen dan ook allemaal zeggen: het gebrek aan toekomstperspectief voor de deelnemers. De hulpverleners willen mensen hulp verlenen, maar mensen die zitten te wachten kunnen ze niet helpen. Lyane, 29, persoonlijk begeleider en afgestudeerd antropoloog: ‘Een van de mensen die ik begeleid, is een jongen die net zo oud is als ik. Hij is zes jaar dakloos geweest. Goed, hij is dom geweest, heeft schulden gemaakt en is zijn huis kwijtgeraakt. Eerst werd hij zelfredzaam bevonden, heeft hij bij vrienden en familie gelogeerd, maar later gleed hij af en werd hij alsnog tot de opvang toegelaten. Je denkt dan: dat had allemaal niet gehoeven, hij had niet zo lang op straat hoeven te zijn. Maar nu is hij nachtreceptionist bij de bloemenveiling in Aalsmeer. Hij doet alles wat hij moet doen. Houdt zich netjes aan de afspraken, bemoeit zich niet met anderen hier. Hij zit nu te wachten op een eigen studiootje. Wachttijd: twee jaar.’
Het probleem van overvolle dag- en nachtopvang speelt niet alleen in Amsterdam, maar in heel Nederland. Dat erkent ook staatssecretaris Paul Blokhuis (VWS). Hij kondigde dit voorjaar een ambitieus plan aan waarin hij voor de komende twee jaar maar liefst tienduizend extra woonplekken wil creëren om de overvolle opvanglocaties te ontzien. Of dat in Amsterdam op korte termijn gaat helpen is de vraag. In de begroting voor 2021 vermeldt de gemeente Amsterdam onder het kopje risicobeheersing dat de vraag naar Wmo-voorzieningen aanzienlijk toe zal nemen en dat ‘de wachttijden verder gaan oplopen’.
En als je dat weet, dan snap je ook wat beter waarom Kooijman de tijdelijke coronaopvang in het A&O Hostel als ‘idioot’ bestempeld. Want het geld dat de gemeente op last van de regering daaraan spendeert (over hoeveel dat kost wil zijn chef Van Doorn alleen kwijt dat ‘het bakken vol’ is) kan veel beter in structurele oplossingen worden gestopt die de wachttijden verminderen. En er zijn meer zaken waar de mannen hun wenkbrauwen bij optrekken.
Neem de winteropvang. Elk jaar werden daklozen van 1 december tot en met 1 april op verschillende locaties in de stad opgevangen – of ze nou zelfredzaam waren of niet. Maar in alle andere steden van Nederland was die winteropvang allang afgeschaft. Het gevolg was dat daklozen uit heel Nederland naar Amsterdam trokken. Bovendien werd de opvang misbruikt door Oost-Europese koppelbazen die arbeidsmigranten daar lieten overnachten. Directeur Zorg Amsterdam van het Leger des Heils, Harry Doef, zei daarover vorig jaar in Het Parool: ‘De cynicus zou zeggen dat we een gratis hotel waren voor niet-Nederlanders, met name voor Oost-Europeanen.’ En dus werd de winteropvang afgeschaft.
En om het nog wat ingewikkelder te maken: de winteropvang heeft weer niks met de winterkouderegeling te maken. De winterkouderegeling begint gelijktijdig in de vier grote steden als de weersomstandigheden te gevaarlijk zijn om buiten te slapen. In de tijd dat ik bij het Leger des Heils rondloop, wordt de winterkouderegeling tweemaal afgeroepen. Dan kunnen daklozen enkele dagen binnen slapen. Tot de temperatuur stijgt en iedereen weer op straat staat. Van Doorn: ‘Maar als je nu zou kunnen zorgen dat de mensen die op doorstroming zitten te wachten woonruimte krijgen, dan was er in de reguliere opvang genoeg plek en hoefde je niet steeds allerlei tijdelijke maatregelen te nemen.’
Voormalig dakloze
Zo nu en dan breng ik in de Gastenburgh samen met Moussa het avondeten rond. Moussa is voormalig dakloze en vrijwilliger bij het Leger des Heils. Na de dood van zijn vrouw was hij zo uit het lood geslagen dat hij troost in drugs zocht – en vandaar ging het van kwaad tot erger. Dankzij het Leger des Heils kreeg hij zijn leven weer op de rit en nu komt hij elke dag helpen. Soms speel ik een potje schaak met hem – en dan word ik steevast ingemaakt. Iedereen is dol op Moussa, vooral het personeel dat hij heel wat werk uit handen neemt. Dankzij Moussa leer ik de deelnemers van de Gastenburgh een beetje kennen.
Meneer Boerenveen bijvoorbeeld. Hij heeft acht jaar in een van de beruchtste gevangenissen van Colombia gezeten. De ene dag zit hij iedereen te dollen, de volgende zegt hij geen woord. Bij de lunch neemt hij zijn eigen bierpul mee die hij tot het randje vult met volle melk. Hij zit vandaag 507 dagen in de opvang.
Karel (73) heeft een schitterende kuif met spierwit haar. Hij komt zelden van zijn kamer, waar hij sinaasappels verzamelt. Het is een lieve, vergeetachtige man die nooit voor problemen zorgt. Hij zit vandaag 288 dagen in de opvang.
Aissa draagt altijd, of het nou regent of de zon schijnt, een doorzichtig plastic douchekapje op haar hoofd. Ze zit vandaag 899 dagen in de opvang.
Kees komt altijd te laat met de lunch. Hij moet, als hij buiten een sigaretje heeft gerookt, zijn aansteker inleveren omdat hij de gewoonte heeft fikkie te stoken in de badkamer. Hij zit vandaag 444 dagen in de opvang.
En dan is er meneer Wijngaarde (77) die in zijn jeugd de zeven wereldzeeën heeft bevaren. Hij kan je uren onderhouden over de geschiedenis van Suriname of de Cubacrisis. Door een conflict met zijn huisbaas is hij op straat komen staan. Elke dag kun je hem vinden in de kelder van de Gastenburgh. Daar doet hij bij wijze van dagbesteding de was, waar hij 5 euro per dag voor krijgt betaald. Vier wasmachines heeft hij daar continu draaien. Het enige dat meneer Wijngaarde nodig heeft, en waarop hij wacht, is een huis. Meneer Wijngaarde zit vandaag 393 dagen in de opvang.
Hoe ziet zijn toekomst eruit?
‘Ik weet het niet. Ik doe de was, en ik wacht.’
Op 16 december, twee dagen na de toespraak van Rutte vanuit het torentje, is overal in Nederland weer tijdelijke daklozenopvang opengegaan – waaronder in het A&O Hostel. Die blijft open zolang de (verzwaarde) lockdown van kracht blijft.
De namen van daklozen die in dit verhaal aan het woord komen zijn vanwege privacyredenen veranderd.
Opvang
Nederland telde volgens het CBS in 2018 zo’n 39.300 daklozen. Volgens onderzoek van brancheorganisatie Valente uit 2019 zijn er in Nederland 2.073 reguliere nachtopvangplaatsen voor daklozen beschikbaar met nog eens 1.158 extra plekken in de winter.
Amsterdam heeft niet precies in beeld hoeveel dak- en thuislozen er zijn in de hoofdstad. Wel weten ze dat er vorig jaar 1.365 personen gebruik hebben gemaakt van de winteropvang. Gemiddeld maakten zo’n 260 mensen per nacht gebruik van deze tijdelijke opvang. Tijdens de laagdrempelige winterkouderegeling werden er maximaal 346 mensen opgevangen. Het ging daarbij om grofweg eenderde Nederlanders, eenderde EU-burgers en eenderde ongedocumenteerden.
Voor het Leger des Heils werken in Amsterdam 1.089 betaalde krachten en rond de 200 vrijwilligers. Het Leger des Heils (Goodwillcentra) heeft in Amsterdam 42 locaties, inclusief zogeheten buurthuiskamers.