Bestemming Barcelona
Het enige dat vaststaat is het begin. Je weet nooit wat je tegenkomt, onderweg. De lifter niet, maar degene die de lifter meeneemt ook niet....
Nu denk ik daar anders over. Het probleem van liften is dat je afhankelijk bent van automobilisten. Mensen zijn niet op hun best, in een auto. Zeker op doordeweekse dagen, zoals deze vrijdagochtend eind 2003, lijken de meeste bestuurders niet veel meer te kunnen verdragen dan zichzelf.
De mannen die me met stuurse blik voorbijrijden in hun lease-Golfjes, bmw's en Audi's zouden mijn vrienden kunnen zijn. Ik ken ze van borrels, van verjaardagen, van vroeger. Aardige kerels. Ze geven nog eens extra gas als ze me zien staan, zonder me te herkennen, en kunnen niet horen hoe ik ze vanaf de rand van de weg vervloek.
Het zijn de automobilisten van de slechtste soort. Voor een lifter zijn er vier soorten mensen: goede, aardige, slechte, en vrouwen. De goeden stoppen, de aardigen stoppen niet, maar gebaren tenminste een excuus, de slechten stoppen niet en negeren je volkomen. Vrouwen zijn hors categorie.
Ik had natuurlijk ook het vliegtuig kunnen nemen. Amsterdam-Barcelona, voor 150 euro. Maar vliegen is geen reizen, vliegen is tovenarij. Je gaat in een stoel zitten, doet je ogen dicht, en je bent ergens anders. Wat er tussen vertrekpunt en bestemming ligt landschappen, steden, mensen, benzinestations blijft onzichtbaar. Een bestemming moet veroverd worden, liefst kruipend, en liften komt daar het dichtst bij in de buurt.
Al jaren had ik niet meer gelift. Er lijkt een maximumleeftijd voor. Een lifter mag niet meer verdienen dan een liftgever. Dacht ik. Het enige wat dan overblijft: zelf lifters meenemen. Om de schuld te compenseren, duizenden meegereden kilo me ters. Maar waar staan ze nog? Af en toe een verdwaalde Pool. Nederlanders hoeven niet meer te liften, hebben ov-kaarten of geld genoeg om het avontuur te kopen, in verre buitenlanden. Voorgekauwd door de Lonely Pla net.
10.45 uur Amsterdam. Na meer dan twee uur begin ik, zoals de meeste lifters, niet alleen te twijfelen aan de goedheid van de mens, maar ook aan mijn kapsel, mijn kleding en mijn bordje. Toch beter moeten kammen? Toch een braaf ski-jack? Is Breda niet te prozah? Toch maar Barcelona opschrijven? Liften is een existentieel dilemma.
Dan stopt er een auto. Rugzak pakken, 20 meter rennen, euforie. Ook al zijn er honderden voorbijgereden: het verschil tussen stilstand en vooruitgang is maar auto.
'Naar Breda zie ik. Wil je via Utrecht?'
'Ja!'
'Dan sta je hier verkeerd, joh. Ik ga naar Amers foort.'
Ik probeer mijn mentale wegenkaart zo te vouwen dat Amersfoort opeens een natuurlijke tussenstop naar Barcelona wordt, maar de man weet beter. 'Je moet bij de Utrechtsebrug gaan staan.'
11.00 uur Amsterdam. Bij de Utrecht se brug is geen liftstrook, niet eens een vluchtstrook. Er staat geen verkeersbord met een opgestoken duim. Het enige verkeersbord geeft aan dat hier de snelweg begint. Toch maar proberen. Au to's zoeven met 100 voorbij. De enige die stopt is een motor agent.
'Weet je niet dat je hier niet mag staan?'
'O, is dit de snelweg al?'
'Ziet het eruit als een bospad?'
Ik loop terug naar de laatste stoplichten voor de oprit, aan de rand van een woonwijk. Woonwijken zijn de moeilijkste plekken om naar Barcelona te liften. Elke auto lijkt lokaal verkeer. Moeders brengen kinderen naar school, vrachtwagens komen de groenteboer bevoorraden. Barcelona ligt op 1600 kilometer, mijn huis ligt op een kwartier, te voet.
Het is zaak om vrolijk te blijven en ik lach radeloos naar elke chauffeur. Het wordt steeds twijfelachtiger of er aupt iemand richting Utrecht gaat, vanmiddag, vandaag, ooit.
11.30 uur Amsterdam. Er gaat iemand naar Utrecht! Een zilverkleurige Astra! Marc en Ralph, eerstejaars studenten rechten, gaan een dvd-brander halen in de Jaarbeurs. Zelfs in de file gaan we vooruit. 'Je gelooft nooit wat we in de auto hebben!', roept Marc in zijn telefoon. 'Een lifter!'
Mijn eerste lift
Mijn eerste lift was in het voorjaar van 1991, toen ik vanuit de Ardennen met de trein terug wilde naar Delft. Ik kwam via Luik en Maastricht in Eindhoven terecht. Daar bleek de trein naar Rotterdam zo vol met Pinkpopgangers, dat er niemand meer bij paste. Ik nam een bus naar een uitvalsweg, stak daar mijn duim op en werd meegenomen door een politieagent die me bij Tilburg afzette. Het was al donker.
In Til burg stopte een goudkleurige Peu geot 405, die ik eerst aan de andere kant had zien langsrijden, de verkeerde kant op. Zonder veel liftervaring leek me dat al tamelijk verdacht. De man had een snor en zette me af bij restaurant Princeville, bij Breda. Het restaurant was al dicht, en een uur lang kwam er niemand voorbij.
De eerste auto die stopte was een goudkleurige Peugeot 405, maar dat had ik pas door toen ik erin zat en de snor zag. Hij keek me aan. 'Ik wil je wel naar Delft brengen, maar dan moet je eerst hiermee spelen.' Hij wees op zijn gulp, en wat daaruit stak. Het was niet veel. 'Nee, dank u', zei ik. Je moet niet ten koste van alles vooruit willen, in het leven. 'Dan niet', zei de man. 'Goede reis.' Lif ters en liftgevers blijven beleefd tegen elkaar.
Ik stapte uit en stond een kwartier lang stomverbaasd langs de kant voor ik werd meegenomen door een Bredaas stel dat me bij hen thuis liet logeren. Liften, zo bleek, is een merkwaardige opeenvolging van ellende en geluk. Verslavend.
13.00 uur Utrecht. Al een uur bij Utrecht. Euforie van de eerste lift heeft plaatsgemaakt voor lichte mismoedigheid. Als je uitstapt heb je als lifter het idee dat je nog vaart hebt, dat het vanaf nu vanzelf gaat. Niet waar. Na het uitstappen sta je weer stil en begint alles van voren af aan.
13.05 uur Utrecht. Twee grijnzende mannen, in een rommelige Ford-achtige wagen. De bestuurder draait zijn raampje open, en informeert met een Brabants accent of ik naar Breda moet. 'Wij gaan ook naar Breda.' Dat wil ik horen, en ik loop naar ze toe. 'Maar jij mag niet mee.' We kijken elkaar aan. Hij, met auto, tegenover mij, zonder auto. Som mige mensen proberen dat verschil nog te benadrukken, op deze manier of met een opgestoken middelvinger. Het voelt minder vervelend dan volkomen genegeerd te worden.
14.45 uur Utrecht. Meegenomen naar Hank, door iemand die een dvd-brander heeft aangeschaft in de Utrechtse jaarbeurs. Hoe ra voor alle aanschaffers van dvd-branders. Ik sta bij een benzinepomp. Eindelijk een goede plek. Mensen kunnen tijdens het afrekenen even nadenken of het gezicht van de lifter ze aanstaat. Zo ook de vrouw die op de passagiersstoel zit van een grote Land ro ver met een Belgisch nummerbord. Als de bestuurder afgerekend heeft en wil wegrijden, wijst zij hem op mij. Weg uit Nederland!
Ze zetten me blijmoedig af in Antwer pen, waar ik 2 kilometer moet lopen op zoek naar een geschikte oprit. Krijg een vers stukje karton bij een sigarenboer. Frankrijk is nog ver weg. Wat ook opvalt: hoe vroeg de zon onder gaat, in deze tijd van het jaar.
17.15 uur Tervuren, BelgiIn de vergevorderde schemering arriveer ik in de bossen van Tervuren, bij Brussel. Concurrentie! Groen ge verf de kikvorsmannen demonstreren tegen het broeikaseffect. Even vrees ik dat ze alle aandacht zullen opeisen, maar de meeste bestuurders kijken juist schuld bewust de andere kant op, waar ik sta. Een enorme, benzineslurpende Nissan X-Trail 4x4 terreinwagen neemt me mee.
Met een vrouw aan het stuur! Ze is in de veertig, heeft een coltrui aan met een getailleerd jasje, een carrivrouw op weg naar huis. Wanneer je als lifter door een vrouw alleen wordt meegenomen, weet je dat het geluk je toelacht.
Ze werkt voor de Europese Commissie. Man nen in overheidsdienst of met een andere geregelde baan nemen bijna nooit lifters mee. Wijkt te veel af van het vaste stramien. Al leen hun vrouwelijke collega's durven het aan, soms. Zij hebben, om carri te kunnen maken, per definitie moeten afwijken van het vaste stramien. Denk ik. 'Ik weet het niet hoor, ik neem je gewoon mee', zegt ze.
Mijn mooiste lift
De mooiste lift van mijn leven was een lift die mensen verzinnen die nog nooit gelift hebben. Het was zomer in Belgin ik was op de terugweg uit Frankrijk terechtgekomen bij Brasschaat, tussen Antwerpen en de grens. De zon ging bijna onder, er kwam bijna niemand langs, en ik was net op zoek gegaan naar een slaapplaats in de berm. Brasschaat is een plek vol Nederlandse belastingvluchtelingen, en zeker als die in witte Mercedes cabriolets rijden zullen ze niet gauw stoppen, dacht ik, toen er een witte Mercedes cabriolet langsstoof. Ik sprong erachter op het asfalt en zwaaide de wagen zo'n beetje na. Hij stopte en reed achteruit.
'Dit doe ik anders nooit hoor.' Een vrouw van onbestemde leeftijd met een jurk met een eindeloze rij knoopjes. Wit, net als haar auto. Ik vroeg me af wat ze bij wat had gekocht.
'Ik hoef maar tot Breda, daar neem ik de trein wel', zei ik met mijn netste accent. Dat stelt mensen gerust die zelf ook nette accenten hebben.
'Gooi je rugzak maar achterin. Maar pas op mijn hoed.'
Ze moest naar Rotterdam. Vlak voor Breda vroeg ze of ik niet mee wilde rijden naar Rotterdam. Ja, dat was de goede kant op. Vlak na Breda moesten we tanken. Mannen hebben een speciale manier van kijken, merkte ik, als ze een jongen in een Mercedes zien zitten bij een vrouw die wel ouder is, maar niet zijn moeder kan zijn. Afgunst is als een warm bad. Lifters zijn deerniswekkend uitschot, tot ze bij vrouwen in dure auto's zitten. Dan zijn ze
jaloersmakend uitschot.
Toen we over de Van Brienen oordbrug Rotterdam binnenreden, vroeg ze 'of ik geen zin had in een lekker koud biertje'. Tja, het was warm geweest. We reden de garage onder het appartementengebouw binnen en namen zo'n lift die in de hal van de bovenste verdieping uitkomt. Ik wist toen nog niet dat zoiets een pent house heet. Toen het biertje op was en ik me begon af te vragen hoe het verder moest, ging de voordeur open. Haar dochter. Met vragende blik. 'Ik heb een lifter meegenomen. Leuk, h De dochter bracht me naar het station.
18.30 uur Namen. Ik ben afgezet bij een benzinestation bij Namen. Het is aandoenlijk hoe welwillend mensen je van de regen in de drup kunnen helpen. Benzinestations zijn goede plekken om lifters af te zetten, maar het Esso-station bij Namen-Noord valt daar niet onder. Uit de mist doemen alleen jongens op brommers op, die bier halen voordat ze uitgaan. Waar dat ook moge zijn.
Ik wacht tot het station gaat sluiten en loop dan moedeloos richting de oprit van de snelweg. De straatlantaarn heeft net kracht genoeg om door de mist het wegdek te halen. Ik heb mijn bordje weggestopt. Als ik maar wegkom. Je kunt als lifter een baan hebben, een creditcard, maar ook al kun je een duur hotel betalen: als dat hotel 20 kilometer verderop ligt is het onbereikbaar. Dan ben je gewoon iemand die afhankelijk is van een ander, een ander met mededogen, en een beetje lef niet te vergeten, zeker als het donker wordt. Hoeveel van die mensen zijn er, die vanavond vanuit Namen-Noord richting Luxemburg moeten? Aan de andere kant: ik heb er maar eentje nodig.
19.40 uur Namen. Achter het stuur van de Renault Mne zit een jongen met een brilletje, baardje, kortgeknipt haar. Hij kijkt naar de mist, met een mengeling van zorg en opwinding. 'Het zou wel eens druk kunnen worden, vanavond.'
Hij is arts in opleiding, en heeft vanavond zijn eerste nachtdienst, in het ziekenhuis van Dinant. Of hij niet bang is, om mensen in het donker mee te nemen? Ach, wat is angst? In januari vertrekt hij naar Con go, als arts bij de paracommando's.
Op de kaart ziet Dinant eruit als een nederlaag, na een volle dag liften. Diep in Bel giin plaats van diep in Frankrijk. In dit tempo ben ik nog weken onderweg.
Als ik de volgende dag even na achten door Dinant loop en door een bezorgde moeder wordt opgepikt nog voordat ik een bordje heb geschreven, weet ik dat ik nog een kans maak om op tijd in Barcelona te zijn. Het is nog steeds mistig en het vriest.
Er zijn niet veel mensen onderweg in de Ardennen, zaterdagochtend vroeg, maar bijna iedereen neemt me mee, voor een kort stuk.
Auto's! Niet alleen vervoermiddel, maar ook stoel, warmte, muziek, gezelschap. Ik hop van afslag naar afslag via plaatsen als Wellin, Chevigny, Lise. Een student, een koperwerker, een ambulancechauffeur. Een dikke elektricien in houthakkersshirt, Davis cup-tennisser voor Luxemburg in 1991, zet me in Luxemburg af bij het drukste benzinestation ter wereld. Iedereen tankt in Luxem burg. Dit is dlek voor lange-afstandslifters. Ik maak een bordje Dijon, en ga vrolijk bij de uitgang staan.
Zaterdag, 11.05 uur Luxemburg. Na vijf minuten al stopt er een Fransman. Gaat naar Metz, hooguit 50 kilometer verderop. Goede lifters trekken behulpzaamheid aan, heel goede lifters weten behulpzaamheid te weigeren. Maar wie kan zich die hoogmoed veroorloven? Een chauffeur die je mee wil nemen is altijd het beste wat een lifter tot op dat moment op die plek overkomen is. Dus ik stap in.
Hij zet me af bij een benzinestation voor Metz, het leegste benzinestation ter wereld. Er stoppen alleen Roemeense vrachtwagenchauffeurs, zo lijkt het, die hier een laatste koffie drinken voordat ze naar Boekarest rijden. Sowieso hebben lifters van vrachtwagenchauffeurs weinig heil te verwachten, want die mogen niets meer, van hun baas.
Maar Ludovic is geen Roemeen, en eigen baas. Hij stopt zijn vrachtwagentje voor me en wijst op het bord je dijon dat ik al op de grond had gegooid, omdat die afstand me te overmoedig leek. 'Ik ga naar Dijon. Kun je me wakkerhouden? Stap in.'
Ludovic stopt bij elk station voor een nieuwe bak koffie. Het wakkerhouden bestaat vooral uit luisteren, naar zijn verhaal over de vrouw van zijn leven die hij is kwijtgeraakt. Omdat hij te hard werkt. De laatste 150 kilometer tot Dijon is hij uitgepraat, de koffie helpt niet meer. Ik ga achter het stuur van de camion zitten, en passeer het bordje Ligne de partages des eaux. Tot hier stroomden alle rivieren naar de Noordzee, vanaf hier naar de Middellandse Zee. Vanaf hier bergafwaarts. Ik ben op de helft.
Dijon, Beaune, Chalon, Lyon. Dwars door het donker. Allemaal barmhartige mensen, allemaal scheldend op Amerika. Een brave assurantieadviseur die met Aznavour meezingt. Een Vietnamees op weg naar een feestje. Een vervaarlijk uitziende Portugese rugbyspeler die Portugese producten rondrijdt. Hij zet me af bij het helverlichte tolstation van Lyon, waar iedereen stopt. Prachtige uitvinding, die pe. Ik spring van slagboom naar slagboom, en al snel tref ik een lichttechnicus die naar Avignon rijdt. 'Nie mand is meer solidair', briest hij wanneer ik instap. 'Zeker lang gewacht?' Het is bijna een belediging om te zeggen dat ik nauwelijks heb hoeven wachten. De man deelt zijn stokbrood, zijn kaasjes, zijn chips, zijn joint, zet de radio harder en rijdt met 160 stoned naar Avignon.
Mijn gevaarlijkste lift
Mijn gevaarlijkste lift was vanuit Burgos, in 1994. Het was donker toen een Opel stopte met een kortgeknipte Spanjaard achter het stuur. Naar San Sebastian. De man reed hard, niet verrassend, want alle liftgevers rijden hard. Een lifter aan boord en hard rijden, het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Het maakt het leven leuker en mogelijk wat korter. Maar deze man had echt haast.
Waarom zo hard, vroeg ik. 'Ik wil vanavond thuis zijn. Ik slaap niet graag in Span je. Ik houd niet van Spanje.' Een Bask. Bleek die dag op en neer te zijn gereden naar Andalucin Zuid-Spanje.
'Maar je hebt kennelijk wel Spaanse vrienden', zei ik.
'Ook een Bask.'
'Die blijkbaar wel in Spanje wil wonen.'
De vriend bleek ruim driehonderd jaar gevangenisstraf uit te zitten voor bomaanslagen voor de eta. De bestuurder was op zijn minst een sympathisant. Maar ging wel honderden kilometers mijn kant op, en dat is ook wat waard. 'Wij hebben ook tegen Span je gevochten', zei ik. Lifters zijn altijd vol begrip. Zo wordt een rit volkomen ongevaarlijk. Op het harde rijden na.
Zondag, 8.30 uur Avignon. In de straten van Avignon doen de marktkraampjes met paraplu's goede zaken. Ik koop er ook een. Hoe lang kan een lifter een zondvloed weerstaan? De barmhartigheid strekt zich niet uit tot al te natte mensen. Maar twee rechters rijden me naar Ns en een marktkoopman/goochelaar en zijn vrien din brengen me in een 25 jaar oude Peu geot 304, vol met marktkraam, tot bij Perpignan. Weer een on dernemer. De vriendin wijst me op de Mer ce dessen, Volvo's en Au di's die voorbijrijden, vooral de stationwagens. 'O, le break!' We hebben geen sou, zegt de man grijnzend.
13.00 uur grens Frankrijk-Spanje. Het laatste tolstation voor de grens. Ik houd van Spanje, maar het is een slecht land voor lifters. Ik sta op de plek waar vrienden van me ooit ook hebben gestaan, een dag lang. Ik kijk zenuwachtig naar de auto's die uit de laatste tolstation komen. Grimmige nummerborden. Spanje begint hier.
Dan getoeter en geschreeuw. Ik pak mijn tas en ren naar de auto toe. Een zwarte Mer cedes Break met daarin twee Fransen, op weg naar Barcelona. De laatste lift, bijna net zo mooi als de eerste: al voor de bestemming weet je dat het erop zit. Ze moesten me meenemen, vonden ze. Moesten? Waarom? De vrouw (begin dertig, lang bruin haar, blauwe ogen) blijkt ook een liftster. 'Zo leuk! Je weet nooit wie je tegenkomt.' De man (begin dertig, rossige krullen) zwijgt. 'En jij?', vraag ik. Hij schudt zijn hoofd. 'Hij neemt weleens lifters mee', zegt de vrouw, met een lachje. De man blijft zwijgen.
'We hebben elkaar ontmoet bij het liften, zeven jaar geleden', zegt de vrouw samenzweerderig. 'En ik lift nog steeds. Je weet nooit wat je tegenkomt.' Dan doet de man voor het eerst zijn mond open. 'Ik neem ook nog steeds lifters mee.'
14.50 uur Barcelona. Anderhalf uur later stap ik uit op het plein voor de Sagrada Fa mi lia in Barcelona. Nog niet getrouwd. Maar wel gearriveerd.