Berg vol icarusblauwtjes en boswitjes
Vlinders houden van de Sint- Pietersberg, met zijn schrale kalkgraslanden. Om nog meer zeldzame vlinders er bovenop te helpen, legt de Vlinderstichting nieuwe kalkgraslanden aan....
De Sint-Pietersberg in Maastricht herbergt een schat aan zeldzame vlindersoorten. Zo is het de enige plek in Nederland waar de veldparelmoervlinder voorkomt. Hij komt af op de kleine kalkgraslanden, die verspreid liggen rond het gapende gat dat het cementbedrijf ENCI in de berg heeft uitgegraven.
Het boswitje heeft in 2003 de overstap gemaakt van België naar de zuidhellingen van de Sint-Pietersberg. Landelijk is het zeer zeldzaam, maar op de Sint-Pietersberg is het na het bruin zandoogje en het icarusblauwtje nu de meest voorkomende soort. Ook kalkgraslandvlinders als het bruin dikkopje en dwergblauwtje worden de laatste jaren op de berg gesignaleerd.
Het mooiste plekje op de berg, de karakteristieke ingang van de Duivelsgrot in het Popelmondedal, trekt niet alleen bruidsparen voor hun trouwfoto’s en jongeren die ’s avonds elkaars gezelschap opzoeken – getuige de lege wodkaflessen en chipszakken – het is ook het rijkste vlindergebied van Nederland. Zeker veertig dagvlindersoorten, waaronder ook enkele uitheemse vlinders, zijn op de kleine hellingen naast de grot gesignaleerd.
Sinds begin jaren tachtig is het aantal dagvlinders in Nederland met de helft tot driekwart teruggelopen, blijkt uit gegevens van de Vlinderstichting. De nieuwe rode lijst toont aan dat van de 71 inheemse soorten er 17 zijn verdwenen. Nederland staat op de tweede plaats in de Europese ranglijst van landen waar de dagvlinderstand het hardst achteruit gaat.
Van de 31 bedreigde vlindersoorten komen er 9 op de Sint-Pietersberg voor. Het zuidelijkste deel van Nederland is vanwege de specifieke natuur en het iets warmere klimaat zeer in trek bij vlinders.
Natuurmonumenten heeft op de Sint-Pietersberg ongeveer vijf hectare zeldzaam kalkgrasland in beheer. In de toekomst kan dat uitgroeien tot tien hectare. De hellingen zijn begroeid met wilde kruiden, distelsoorten en wilde peen. Tussen het groene, voedselrijke grasland en de bosranden liggen met grind bedekte veldjes en voedselarme kalkgraslanden. Juist deze variatie trekt zo veel verschillende soorten planten en dieren naar het gebied.
Om meer vlinders te lokken moeten er meer kalkgraslanden komen. Dus koopt Natuurmonumenten, in samenwerking met de Vlinderstichting, nieuwe schrale graslanden aan. Vrijstaande bomen worden gekapt, zodat de brandnetels die in de schaduw van de bomen groeien, verdwijnen. Struikjes onkruid worden af en toe weggehaald en de graslanden worden volgens nauwgezette schema’s gemaaid.
De kudde van 250 Mergellandschapen doet het meeste werk. De hele dag begrazen de schapen op verschillende plaatsen de Sint-Pietersberg. ’s Avonds worden de schapen naar een ander terrein gebracht zodat hun mest de kalkrijke bodem niet te veel verzuurt.
‘De vlinderstand is een schaduw van wat het is geweest, maar het kan weer heel wat worden’, zegt Michiel Wallis de Vries, projectleider van de Vlinderstichting. ‘Door de behaalde successen heeft het herstelplan zich al bewezen.’
Ondertussen wachten de vlinders op bloemtoppen en grassprieten tot de zon tussen de wolken tevoorschijn komt: het moment waarop ze actief kunnen worden. Dan warmen de koudbloedige dieren op tot een temperatuur van 35 graden en kunnen ze fladderen en vliegen.
Iedere keer als de zon de berghellingen beschijnt, vliegen overal vlinders boven het veld heen en weer. Een icarusblauwtje, bruin zandoogje en een koninginnenpage fladderen voorbij. Vijftien jaar geleden kwam de koninginnenpage alleen nog op de Sint-Pietersberg voor. Tegenwoordig is deze grote vlinder niet langer bedreigd, en kan hij ook in andere delen van het land worden bewonderd.