interviewBeppie Melissen
Beppie Melissen blikt terug op haar carrière: ‘Ik ben meer een actrice dan ik wist’
Pas nu, nu ze terugkijkt op haar carrière, ziet acteur Beppie Melissen hoe verschrikkelijk goed ze bezig was met toneelgroep Carver. Maar dat is echt achter de rug, ze speelt alleen nog maar in films, zoals nu in Kapsalon Romy.
Als het opname-apparaatje al uit staat, aan het eind van het interview, haalt Beppie Melissen een schrift tevoorschijn. ‘Ik had van tevoren wat dingen opgeschreven. Ik kijk even, hoor, of we eraan toegekomen zijn.’
Wat had je opgeschreven?
‘Protective clowning, dat hoorde ik laatst ergens, dat is een begrip waar ik mijzelf van vroeger in herken. Dat je de pias uithangt om te verhullen, om niet je werkelijke ik te tonen.’
De band gaat weer aan.
Wat verhulde je?
‘Ja, dingen die je liever niet laat zien. Pijn.’
Pijn waarvan?
‘Levenspijn. Ik heb het heel goed, hoor, ik heb ongelooflijk veel mazzel gehad, maar je komt altijd dingen tegen die pijn doen. Ehm, wat verder nog... Ja, dit: ik heb niet zoveel te vertellen, maar wat ik te vertellen heb, heb ik altijd in mijn werk gedaan. En ook: ik ben ouder dan ik denk. Ik ben op een leeftijd dat dit het wel zo ongeveer is. Je bent gevormd, hè. Ik zal er wel zijn.’
Beppie Melissen is 68 (‘zeg alsjeblieft jij’) en ze speelt haar tweede grote filmrol, in de familiefilm Kapsalon Romy, vanaf 2 oktober in de bioscoop. Haar eerste hoofdrol in een film, Oude liefde, speelde ze toen ze 66 was. Acteren doet ze al veel langer, in het theater en in tv-series als Gooische Vrouwen – ze was de moeder van Martin Morero – in Jiskefet als José, de vrouw van Oboema, in Nieuwe buren en De Familie Kruys. Kleine rollen vaak, of gastrollen, want eerst en vooral is Beppie Melissen theatermaker. Ze richtte in 1989 haar eigen gezelschap op, Carver, met Leny Breederveld (juf Helma in De Luizenmoeder) en René van ’t Hof, met wie ze legendarische voorstellingen maakte als Café Lehmitz.
Maar Carver bestaat niet meer – ook een opluchting, zegt ze. Ze speelt alleen nog rollen in producties van anderen – ‘dat is heel lekker’ –, zoals nu in Kapsalon Romy, naar een boek en scenario van Tamara Bos. Melissen speelt de oma van de 10-jarige Romy, die ze elke dag opvangt na school. Met tegenzin, in eerste instantie; ze runt immers ook nog haar kapsalon. Maar dat verandert als de rollen omdraaien: oma worstelt met beginnende alzheimer en uiteindelijk vangt Romy háár op. ‘Een pareltje’, zegt Melissen over de film. ‘Ik heb het niet vaak dat ik een scenario lees en denk: ik moet. Ik dacht: als ze me niet nemen, ga ik bellen dat ze me móéten nemen. Dat soort dingen doe ik nooit.’
Je hebt zelfs auditie gedaan.
‘Ja, een bescheiden auditie, met maar één andere kandidaat. Maar het is waar, ik heb eerder gezegd: dat doe ik niet meer, auditeren. Zo’n casting waarvoor een blik vrouwen werd opengetrokken waarvan ik dacht: zo’n divers gezelschap, hoe krijg je het bij elkaar gegooid? Ik vond dat niet prettig. Niet dat ik me er te goed voor voelde, maar zo’n regisseur kende me dan van niks.’
Vlak voor het interview is het nog even druk in het dubbele bovenhuis pal aan zee in Scheveningen dat Melissen ruim een jaar geleden als tweede huis kocht met haar man, uroloog Ernest Weil (72). De fotosessie vond hier vanochtend plaats en nu neemt Melissen afscheid van fotograaf, visagist en van Vita Heijmen, het meisje dat Romy speelt en met wie ze graag samen op de foto wilde. Ondertussen geeft Weil een rondleiding door het huis uit 1925 – ooit het pension in Sonny Boy. ‘Een droom’, zegt hij, terwijl hij voorgaat naar de lichte voorkamer vol kunst en vazen met bloemen, de slaapkamers, de balkons aan voor- en achterkant. Hij opent een kastdeur, daarachter zit een lift die ze hebben laten aanbrengen. ‘Met het oog op de toekomst. Ook handig voor kisten wijn en bier.’
Melissen, ondertussen, laat iedereen uit, geeft Vita een knuffel: ‘Dag, schat – o help, nu zitten ze vast in de lift.’ Iets later, aan tafel, bij thee en aardbeientaart: ‘Ik ben heel gelukkig met Vita, en ik ben er trots op dat ik mee heb mogen doen aan zo’n mooie film. Hij gaat niet alleen over alzheimer, vind ik. Hij gaat over drie generaties, oma, moeder, dochter, en hoe verschillend ze reageren op een rampje in de familie. Het is echt een relatiefilm.’
Heb je zelf herinneringen aan je oma’s?
‘Helemaal geen. Ik kom uit een groot gezin, ik ben nummer tien van elf kinderen. Mijn grootouders waren al in de Tweede Wereldoorlog of net daarna overleden, terwijl ik van 1951 ben.’
Je moeder is 99 jaar geworden. Hoe was jullie relatie?
‘Wisselend. De laatste jaren heel goed, gelukkig. Maar toen ik geboren werd had mijn moeder al van alles achter de rug. De oorlog had er flink ingehakt. Ze had al zes kinderen, die heeft ze bijna zien wegglijden in de hongerwinter. Ze was krachtig, slim en geestig, maar ook beschadigd.’
Waaraan merkte je dat ze beschadigd was?
‘Ze slikte veel slaapmiddelen. Wij weten nu hoe slecht dat is, maar vroeger was het heel normaal dat je geregeld een libriumpje of een valiumpje nam. Dat heeft haar gevoelsleven erg gedempt. Ik zag het aan haar ogen, een afwezige blik.
‘Mijn moeder had straatvrees overgehouden aan de oorlog, ze durfde niet alleen naar buiten. Dat angstige, dan breng je altijd over, bewust of onbewust. Ik ben er ook gevoelig voor.’
Voelde je een zekere verantwoordelijkheid ten opzichte van haar?
‘Ja, en ik was daarin niet de enige bij ons thuis. Je hoopte altijd dat ze gelukkig was en dat het goed met haar ging. Kijk, zij was de matrone, ze moest ook wel, met elf kinderen. Ze kon heel streng zijn. Dus ik had met haar te doen, maar ik was ook bang voor haar.’
Ik heb ter voorbereiding een heleboel interviews met jou gelezen...
Onderbreekt: ‘Saaaaai.’
Helemaal niet. Het viel me op dat je de laatste jaren mild over je moeder spreekt, maar tien, vijftien jaar geleden zei je: ‘ze was een boze vrouw. Jaloers ook’.
‘Ik vind jaloers een lelijk woord. Ik zal het ongetwijfeld gebruikt hebben, hoewel ik het niet zeker weet, maar ik kan me voorstellen dat de vrijheden die wij kinderen hadden, dat zij die ook wel had gewild.
‘Niet dat we dit soort dingen bespraken. We hebben het er zelfs nooit over gehad waarom ik geen kinderen heb terwijl zij er twaalf heeft gekregen – een is er overleden. Maar tegen het einde van haar leven kwam er een enorme vanzelfsprekendheid tussen ons die het veel makkelijker maakte om in elkaars nabijheid te zijn.’
Wat was er veranderd?
‘Ik woonde in de periode alleen nadat mijn huwelijk was geëindigd. Ik ging in therapie, een heel goede, voor mij althans. De opruiming die dat tot gevolg had, maakte dat ik, ja, ook veel opgeruimder naar mijn moeder kon kijken. Ik vind mezelf een bangig iemand, maar die moeder waar ik bang voor was, die had ik zelf gecreëerd. Je plakt etiketten op iemand en het duurt lang voordat je die er weer afgescheurd krijgt. Daar heb je hulp bij nodig en die kreeg ik toen, dat was verhelderend.
‘Ik ben iemand die toestemming nodig heeft. Van mijn moeder vroeger, later van anderen. Ik heb echt moeten leren daar niet om te vragen. Zo iemand als Gerard Reve, die had alleen toestemming van zichzelf nodig, dat heb ik mateloos bewonderd. Grandioos hoe hij zijn eigen pad liep, de krankzinnigheid droop ervan af. Hoe hij de ruimte durfde te pakken – dat was zuurstof, lachgas voor mij.’
Door de absurde voorstellingen die je met Carver maakte, komt het juist over alsof jij dat ook heel goed durfde: je eigen pad bewandelen.
‘Daarom ben ik zo ontzettend gezegend met mijn werk. Dat was mijn redding, daar voelde ik me veilig genoeg om onveilige dingen te doen. Dat kwam ook door Leny en René, de hele context van het theater, waar ik vrij kon zijn. Daardoor kon ik mezelf verrassen. Want dat is het werk: je laat iets naar boven komen in jezelf, een poppetje dat je kneedt als het ware, je plukt het uit je binnenste en je gooit het neer, daar, op de vloer, kijk er maar naar. Dan ben je naakt. Daarna ga je het weer aankleden om het vorm te geven, dat is het ambacht, maar die naaktheid is er ook. Ja, ik ben steeds serieuzer na gaan denken over mijn vak. Vroeger deed ik het af met: ach, een beetje spelen. Doe ik niet meer. Het is wel kunst wat je maakt, in het beste geval.
‘Er wordt altijd gezegd: acteurs zijn zo ijdel. Actreutels, ook nog, als het om vrouwen gaat. Dat vind ik zo’n bullshit, acteurs zijn helemaal niet ijdel. Je staat kwetsbaar te zijn, je hebt geen schilderskwast of instrument om je achter te verschuilen. Dan zeggen ze: jij wordt wel erg graag gezien, hè? Ik móét wel, want het is mijn vak! Je doet het voor mensen, ik ga niet voor een stel honden staan optreden of voor een vissenkom.’ Dan: ‘Maar ik doe het niet meer, in het theater staan. Want het is berezwaar.’
Je gaat nooit meer op het toneel staan?
‘Nou, ik zeg nooit nooit, maar ik wil het niet meer. Het reizen, het is zo arbeidsintensief voor die anderhalf uur. Nee, ik heb het met het grootste genoegen gedaan, maar ik behoor nu tot de categorie die zegt: het is klaar.’
Je hebt, naast Carver, ook in stukken van anderen gestaan. Soms lange tournees. Hoe vond je dat?
Ze steekt haar tong uit, trekt een blèh-gezicht. Tegelijkertijd: ‘Nou ja, dat vond ik wel leuk. Maar die stukken, daar was vaak niet zoveel aan, als ik eerlijk ben. Ik vond het gewoon makkelijk, en je moet je geld verdienen. Maar ik stond soms in stukken die zo ongeveer het tegenovergestelde waren van wat we bij Carver deden. Zo plat, zo ouderwets. En dan de blijmoedigheid waarmee de andere acteurs in zo’n stuk staan, daar verbaasde ik me over. Nou ja, ik vond het allemaal best, maar dat zou bij een eigen gezelschap ondenkbaar zijn.
‘Ik begin nu pas, dat is wel gek, terug te kijken naar het materiaal dat we altijd hebben opgenomen met Carver. En ik dacht voor het eerst: jezus, wat waren we goed. Kun je nagaan, daar moet je dan 68 voor worden. Het begin van Ex, waarin Helmert Woudenberg en ik een echtpaar spelen en Leny en René de kinderen, dat is magistraal. Als je het nooit gezien hebt: ik zal het je meegeven, het is grandioos. De combinatie van fysiek en tekst en ons gevoel voor hyperrealisme en absurditeit heeft, dat durf ik nu wel te zeggen, vrij uniek theater opgeleverd dat ik nergens anders heb teruggezien. Maar dat wel veel invloed heeft gehad, weet ik. Café Lehmitz is een heel bepalende voorstelling geweest zonder dat we het in de gaten hadden. Dat je ook zó toneel kon maken, was een eyeopener. In Onbegonnen werk komt René uit een kartonnen doos. Hij maakt er met zijn vinger een gaatje in en komt eruit als een pasgeboren kuiken. Je weet niet wat je ziet. Bééldschoon. Internationaal. Kunst met een grote K wat mij betreft.’
Over de humor die ze deelde met Breederveld en Van ’t Hof: ‘We hebben altijd zó gelachen. Zo verschrikkelijk waanzinnig veel gelachen. Humor is een taal zonder worden, hè. Je hoeft niets uit te leggen.’
Carver hield in 2017 op te bestaan; Melissen, die de leiding had bij het gezelschap, zette er een punt achter. De groep had een turbulente geschiedenis achter de rug. Beppie Melissen en René van ’t Hof hadden een relatie in de beginjaren; toen die eindigde stapte Van ’t Hof uit de groep. Hij kwam terug. In 2004 vertrok hij wéér, gelijktijdig met Leny Breederveld – een klap voor Melissen die, met twee gezichtsbepalende acteurs, ook alle subsidie dreigde te verliezen.
Het moet als verraad gevoeld hebben dat je beide maatjes tegelijk uit Carver stapten.
‘Op dat moment kwam het dicht in de buurt, ja. Terwijl ik er ook begrip voor had: dingen zijn ook een keer klaar. Maar timing is belangrijk. Het zou het mooist zijn als je alle drie tegelijk wil stoppen.’ Droog: ‘Of samen omkomt bij een auto-ongeluk.’
Vlak daarvoor was ook je huwelijk stukgelopen. De bodem verdween onder je bestaan.
‘To say the least. To say the least.’
Hoe ben je er bovenop gekomen?
‘Stap voor stap. Niet te ver vooruitkijken. Kauwen en doorslikken en erg kijken waar de liefde ligt. Die lag bij mijn zusjes, bij een broer, bij vrienden waar ik terechtkon. Langzaam maar zeker de wonden likken en dan red je je, blijkbaar. Je kent jezelf niet zo goed, hè. Je komt voor situaties te staan en dan moet maar blijken wat je doet. Ik heb anderen bij Carver gevraagd: Joke Tjalsma, Raymonde de Kuyper, dat zijn echt actrices. Ik vond mezelf altijd meer een maker. Ik dacht: als ik maar een leuke club mensen om me heen heb, kan ik ook een drogisterij beginnen. Inmiddels denk ik daar genuanceerder over. Ik ben meer een actrice dan ik wist.’
Fast forward naar 2019. Na zes jaar alleen te zijn geweest (‘Nee, ik was geen happy single, ik had het liefst de volgende dag alweer een man gehad’), heeft Melissen alweer bijna tien jaar een relatie met Ernest Weil. Een verzoening met René van ’t Hof en Leny Breederveld heeft ook plaatsgevonden; in 2012 hernamen ze gedrieën Café Lehmitz.
‘Ik ben trouw. Ik heb veel verdriet gehad van mijn scheidingen – Ernest is mijn vierde serieuze relatie – maar de tegenkant is dat je ook weer veel vreugde beleeft aan opnieuw beginnen.’
In een filmpje voor Linda.tv som je van alles op wat je stom vindt. Eén uit die rij: vrouwen die in het verleden blijven hangen. Iemand die zich vastklampt aan een man die ze niet meer wil.
‘Ja, dat heb ik veel gezien in mijn omgeving. Dat verheerlijken van een periode, waardoor je een enorme schuifdeur dichtgooit voor je ziel. Dat is zonde. Je kunt van veel mensen houden. Het is niet zo dat ik het verleden zie als een drabbige strontput, integendeel, ik heb mooie periodes gekend. Maar je hebt het niet voor het zeggen. Je denkt dat je alles onder controle hebt, maar dat is gewoon niet zo. Je loopt naar buiten en je wordt aangereden. Of je loopt naar buiten en je wordt verliefd.’
Hoe ging dat met Ernest?
‘Ik had hem al eens ontmoet toen zijn vrouw nog leefde, toen dacht ik al: wat een leuke man. Maar ik ben een braaf gereformeerd meisje, ik zal er nooit tussen springen. Maar toen hij alleen kwam te staan, dacht ik wel: voordat zich een schattig verpleegstertje aandient, zal ik daar maar even werk van gaan maken. Het is een job hè, een man vinden. Ik zeg altijd: hij belt niet aan.’
Iets later: ‘Ernest werkt nog drie dagen, hij is echt een fantastische dokter. Hij is een van de eersten in Nederland geweest die met neuromodulatie is gaan werken, een pacemaker waardoor de hersenen een prikkel krijgen bij incontinentie. Dat is een geweldig methode om mensen droog te krijgen. Heel veel vrouwen lopen na hun bevalling rond met incontinentie – acht van de tien maakt hij droog. Dan red je mensen. Hun sociale leven. Want dat is een heel groot probleem.’
Toen jullie een relatie kregen was je 59. Is het anders, liefde op latere leeftijd?
‘De liefde is niet anders, maar de acceptatie van mezelf wel. Het komt erop neer dat je durft te zeggen: dit ben ik, neem me of neem me niet. Je zou zeggen: hoe simpel is dat. Maar het is niet simpel om te zeggen: dit is het, meer kan ik er niet van maken.’
Je hebt eens gezegd over je afkomst: zo’n groot gezin in een klein huis, er werd al snel op je neergekeken.
‘Ik heb er zelf totaal geen last van gehad. Ik weet wel dat mijn moeder dat zei: zaten er van die sjiekige trutten in de kerk, nou ja, zo zei ze het niet, ze zei: vrouwen – en dan kwamen wij binnen met dat grote gezin uit een doodgewone straat in een doodgewoon rijtjeshuis dat eerder te klein was dan te groot. Ik denk dat zij daar last van had. Maar ik ben daar nooit mee bezig geweest.’
Iets later: ‘Er is moed voor nodig om met jezelf hand in hand te lopen. Het leven is zwaar. Ook al heb ik het goed, het blijft een krankzinnigheid waar niemand chocola van kan maken. De een zegt: er moet heel veel melk bij en de ander zegt: er moet juist suiker bij, maar niemand weet het, het is eigenlijk niet te doen.’
Waarom is het leven zwaar?
‘Zwaar is dat het eindigt.’ In één adem: ‘En wat ís het? We hebben de handicap, mijns inziens, dat we een vaag besef hebben dat we er zijn. Vaag. Honden en katten, die zíjn er gewoon, tenminste daar ga ik vanuit. Maar tegenwoordig hou ik niets meer voor onmogelijk. Natuurlijk kun je zeggen: alles komt uit de aarde, planten, plastic, alles komt uit dat rare bolletje, dus het zal wel iets met elkaar van doen hebben. Dat zál ook wel. Maar ikke snappe niet, nee. Jij ook niet, hoor.’
Je komt uit een gereformeerd gezin. Speelt het geloof nog een rol in je leven?
‘Nauwelijks. Vroeger veel: ik stond op mijn 8ste vriendinnetjes te bekeren die thuis geen geloof hadden, omdat ze anders niet in de hemel konden komen. Dat vond ik zo’n onrecht. Ik zie mezelf nog staan vertellen over God. En altijd goed doen: bidden voor anderen, collecteren. En zilveren melkdoppen inzamelen voor de negertjes, die we toen nog negertjes mochten noemen. Dus ja, dat geloof heeft zeker zijn effect gehad.’
En nu, geloof je ergens in?
‘Niet meer in die God van toen. Maar er is absoluut een dimensie waarvan ik geen weet heb. Ik heb vrienden, Gertjan van Leeuwen bijvoorbeeld, Gummbah, die zijn daar heel erg mee bezig: de vierde, dimensie, de vijfde dimensie. Als ze daar met Ernest over praten kan ik het tot op zekere hoogte volgen, maar uitleggen kan ik het je nu niet. Maar ik geloof wel in een kracht, ja, een spiritualiteit. Het kan niet anders, er is natuurlijk veel geheim. Er valt geen zinnig woord over te zeggen, maar het leven blijft een prachtig mysterie.’
Dat je geen kinderen hebt, is dat een bewuste keus geweest?
‘Ik ben dol op kinderen, maar de drang die veel vrouwen voelen: nu móét ik een kind, die heb ik nooit gehad. Als ik nu om me heen kijk naar zusjes en vriendinnen die kleinkinderen hebben, dat is een intimiteit die ik niet ken. Daar kan ik wel weemoedig van worden, dat ik denk: god, ja, dat heb ik niet.’
Vind je dat jammer?
‘Dan had ik kinderen moeten hebben en ik denk niet: wat jammer dat ik geen kinderen heb.’
Wel: wat jammer dat ik geen kleinkinderen heb?
‘Dat denk ik wel eens, ja.’
Wat later in het gesprek: ‘Ik vind kinderen per definitie, zielig, kwetsbaar. In wat voor wereld komen ze terecht? Op Nederland is echt de Postcodeloterijprijs gevallen, we hebben het fantastisch en we leven in een vrij land, voor zolang het duurt, maar de wereld ziet er heel wonderlijk uit. Ik maak me ernstige zorgen.’
Waarover?
‘Over onze wereldleiders. Over de meedogenloosheid waarmee wordt omgegaan met vluchtelingen, het gemak waarmee oorlogstaal wordt gebezigd. Het lijkt of de wereld nog enger is dan-ie altijd al was. Daarom heb ik altijd geroepen: het beste wat ik mijn kinderen heb kunnen geven, is dat ze niet geboren hoefden te worden.’
Je hebt vaker gezegd in interviews dat je kinderen per definitie zielig vindt. Heb je het dan ook over jezelf als kind?
‘Dat zei mijn vriendin laatst ook tegen me. Maar nee, ik kan me niet heugen dat er in mijn jeugd iets heel naars is gebeurd. Ik vind dat ik in een liefdevol gezin ben opgegroeid, mijn ouders waren op zich goed voor ons, ik had lieve zusjes. Ik was een stil kind, een bang kind, dat wel. Muis werd ik genoemd. Een vriend van mijn broer heeft wel eens gezegd: hoe komt die muis onder de commode vandaan gekropen?’
Je zei ergens: misschien komt het door die gereformeerde jeugd dat ik lang geen ruimte durfde in te nemen op een filmset.
‘Als een scène zes keer over moest omdat de techniek haperde, durfde ik niet de zevende keer te zeggen: maar nu ben ík niet tevreden, kan het nog een keer over? Doe ik nu wel. Ik begin het steeds beter te leren mezelf serieus te nemen als actrice. Ik begin film ook steeds leuker te vinden. Ik hoop dat ik nog dertig jaar door mag.’
CV Beppie Melissen
26 mei 1951 Geboren in Mijdrecht als tiende in een gezin met elf kinderen
1974 Studeert af aan de Academie voor Expressie in Utrecht
1975 – 1977 speelt theater voor scholen bij Toneelgroep Centrum
1977 – 1986 speelt bij theatergroep Carrousel
1989 – 2017 Richt samen met René van ’t Hof en Leny Breederveld theatergroep Carver op, maakt voorstellingen als Café Lehmitz (1991), Apachendans (1993), Fred (1997), Ex (1999), Zuur (2004), Steeds meer mensen vieren hun verjaardag niet (2010) en Zwaar metaal (2017).
1989 – 2019 speelt (gast)rollen in vele films en tv-series waaronder Jiskefet (1994-1995 en 2005), Gooische vrouwen (2006-2009), Komt een vrouw bij de dokter (2009), Golden girls (2012), Tonio (2016), Nieuwe buren (2018 – 2019), Familie Kruys (2019), Oogappels (2019)
2008 Mary Dresselhuys Prijs voor haar werk bij Carver
2017 Eerste hoofdrol in een film, Oude liefde
2019 Hoofdrol in Kapsalon Romy, familiefilm in een regie van Mischa Kamp (Het paard van Sinterklaas) naar een scenario van Tamara Bos (Minoes, Het paard van Sinterklaas, Brammetje Baas). Kapsalon Romy draait vanaf 2 oktober in de bioscoop.
Beppie Melissen heeft een relatie en woont afwisselend in Amsterdam en Scheveningen.