Beng, doing, plof, kleng
De slagwerker is de afgelopen vijftig jaar sterk geëmancipeerd, zijn repertoire ook. Hij is de ongekroonde koning van het orkest....
Een mens móet drummen. Curt Sachs, vader van de moderne instrumentenkunde, zei het zo: 'Alleen de mens is begiftigd met een bewust gevoel voor ritme.' En als hij daar eenmaal de lol van inziet, dus 'de prikkeling en het gevoel van welbehagen dat ritme geeft, heeft ondervonden', dan kan hij niet anders, hij kan 'geen weerstand bieden aan het verlangen om ritmische bewegingen te maken, te dansen, op de grond te stampen, in zijn handen te klappen, te slaan op zijn buik, zijn borst, zijn benen, zijn achterste'.
Iets primitiefs heeft het dus wel, dat slagwerk. 'Laagdrempelig' is ook een woord dat wel eens valt, met name in kringen waar het Orff-instrumentarium (de bekende klepper-, kleng- en klakblokjes) voor het grijpen ligt. Geen workshopleider uit de zachte sector die het in zijn hoofd haalt een stelletje leken achter een batterij strijkinstrumenten neer te zetten ter bestudering van de groepsdynamica. Maar bij Beenhakkers Slagwerk in Utrecht - workshops percussie voor bedrijven, trainingen en groepen tot 750 personen - kan het allemaal, zoals u wilt met '29 conga's, 24 djembé's, 32 surdo's en toms, 110 cowbells, 55 agogo's, 175 tambourims, 165 shakers, 200 claves', als je www.beenhakkers.nl mag geloven.
En toch: 'Je kunt niet zomaar twee deksels tegen elkaar slaan.' Zegt Jan Pustjens, sinds 1974 soloslagwerker van het Koninklijk Concertgebouworkest, tevens coördinator slagwerk aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam, tevens directeur van slagwerkgroothandel Pustjens Percussion Products. Bovendien: 'alles wat ritselt, rammelt en ruist' is van een geheel andere orde dan wat een pauk (ander woord: 'soepketel') van een bespeler vraagt.
Zelfs met 'heel goed kunnen trommelen' ben je er niet als professioneel slagwerker in het huidige kunstmuziekklimaat. De stap van Klap 's in je handjes naar een virtuoze hantering van de triangel in een Mahlersymfonie of een vlekkeloze uitvoering van Stockhausens Zyklus (1959) - de eerste uitgeschreven compositie voor slagwerk solo - is levensgroot. En in veel gevallen, het is opmerkelijk, verloopt die via de dorpsharmonie of fanfare.
Clichébeeld: een mannetje dat z'n tijd geduldig uitzit - en maar tellen en maar tellen - tot het moment daar is. Voor een big bang met van die enorme deksels. Of een dramatisch aanzwellende paukenroffel. En klaar is kees; inpakken en wegwezen. 'Nou-ou', zegt Pustjens, vanuit Amerika, waar het orkest op tournee is, 'dat cliché is óók waar'.
En het kan nog erger. 'Ik ben wel eens met Haitink op tournee geweest, zat er alleen maar slagwerk in de toegift. Maar die deed-ie dan niet, want Haitink hield niet zo van toegiften.'
Téllen, dat hoeft hij intussen niet meer. Pustjens kan het zich permitteren tijdens een Bruckner-symfonie of een Negende Beethoven aan zijn golf swing te denken, en toch geconcentreerd te zijn. In 1968 studeerde hij af - met een Vioolconcert van Bach op xylofoon. 'Dat zou nu een lachertje zijn.'
Slagwerk en slagwerker zijn intussen geëmancipeerd, kun je wel zeggen. Een ontwikkeling van kort geleden, zeg maar: de laatste vijf decennia. Renee Jonker (1958), 'gepensionneerd slagwerker', voorheen van het ASKO Ensemble: 'Het slagwerk heeft veruit het meest geprofiteerd van de ontwikkelingen in de twintigste eeuw, naast de elektronische muziek.'
Jonker: 'De wereld bleek rond, zoals John Cage zei. Once upon a time the world was round and you go on it around and around... Instrumenten uit de hele wereld kwamen beschikbaar. Er ontstond interesse voor andere culturele tradities - Afrikaans, de muziek van de native Americans, Aziatisch. Dat zie je nu pas bij fluitisten gebeuren.'
En er verscheen nieuw repertoire, eigen repertoire, speciaal voor slagwerk geschreven. Waaronder 'de grootst mogelijke onzin' (Pustjens), maar ook goeie stukken, eindelijk, zoals die van Iannis Xenakis en Per N rgaard voor set-up. Baanbrekend werk voor marimba leverden de Japanse Keiko Abe en de Amerikaanse virtuoos Leigh Howard Stevens - wiens Method of Movement de 'vierstoks'-techniek enorm vooruit hielp. En nog zo'n pionier: slagwerkgroep Les Percussions de Strasbourg. In de speurtocht naar wat klankkleur vermag, werd alles wat bengt, doingt, ploft, kraakt, schuurt en rakketakt gretig binnengehaald door een moderne componistengeneratie.
De drie instrumentengroepen, grofweg: trommels, pauken en mallets (de met mallets, stokken, te bespelen melodie-instrumenten). Al het andere wordt op adhocbasis onderwezen, zegt concervatoriumdocent Pustjens. 'En als je weet dat er alleen in de West-Europese traditie al 150 verschillende instrumenten zijn...' Dan is het duidelijk dat de gemiddelde slagwerker als mens ook iets anders in elkaar steekt dan, zeg, de doorsnee klarinettist, die eindeloos aan één rietje prutst.
Overigens, is de slagwerker eenmaal paukenist ('de ongekroonde koning van het orkest', aldus Jonker, 'altijd oog in oog met de dirigent'), dan zal hij zich niet licht laten verleiden tot een rukje aan een schellenboom.
Handig moeten ze zijn. Vindingrijk. Goed kunnen organiseren - wat kan leiden tot branchevervaging of zelfs nieuwe carrières. Jonker (die onder Chailly Varèse's Complete Works opnam met ASKO en Concertgebouworkest) is er een voorbeeld van; zijn organisatietalent dreef boven via het regelen van 'hier een gongetje uit Tibet, daar een triangel uit de Andes'. Zijn prestaties kwam het minder ten goede.
'Slagwerkers zijn de gangmakers in het sociale leven van het orkest', zegt hij zonder aarzelen. 'Zij zijn het die de barbecues en de zeiltochtjes met de buitenlandse dirigent organiseren.' Het is een slag dat, evenals de koperblazers, eerder 'het aardse zal meepakken', erkent Chris Leenders, soloslagwerker bij het Residentie Orkest en docent aan het Rotterdams conservatorium. Hij is zich aan het voorbereiden voor het concert van vanavond ('klassiek' slagwerkrepertoire in het kader van festival The Big Bang). Dat betekent: veelvuldig met schaar en rol tape in de weer zijn, want met de noten van Jolivets Slagwerkconcert (1958) zit het wel goed.
Probleempje van de dag: 'De stokkentafel met woodblock erop zakt steeds weer naar beneden.' Het luistert nauw: elk 'kraakje', alles wat wankelt, 'dat remt je bij het spelen'. Leenders: 'Voor ik een opstelling heb gebouwd, ben ik al een uur bezig.' Al die 'dingetjes' eromheen, hij wordt er wel eens moe van.
Maar gelukkig is daar ook de orkestbode, die best blij is dat er nu, met dit programma (met strijkers, zonder strijkers, solist of uitgebreide slagwerksectie), wat meer te doen valt dan 'een enkel pianochangementje'. Albert Scholten, orkestbode van het Residentie Okest: 'Voor ons is het een topweek.' Hij en zijn collega zetten alle spullen klaar. En als er een rateltje moet worden bevestigd aan een stokkenbak (die van Leenders), dan maakt hij wel even een schroefdraad, als die er niet is.
Of slagwerkers anders zijn? Scholten aarzelt even. 'Niet dat violisten zeurpieten zijn, helemaal niet - maar slagwerkers zijn misschien wat meer naar het gewone volk toe.'