Mensen

Bas Pruyser is de geestelijk vader van de onopvallendste afvalbakken van Nederland

Bas Pruyser , de ontwerper van de meest voorkomende prullenbak (in openbare ruimtes) Capitole Beeld Eddo Hartmann
Bas Pruyser , de ontwerper van de meest voorkomende prullenbak (in openbare ruimtes) CapitoleBeeld Eddo Hartmann

Hij bestaat al ruim veertig jaar, er staan er honderdduizenden van over heel Nederland: de Capitole. Een bewust onopvallende afvalbak. En nee, die is niet zomaar ontstaan, daar is ontwerper Bas Pruyser intensief mee bezig geweest.

John Schoorl

Bas Pruyser zat in de serre van zijn huis, en kampte met niets anders dan een bedorven uitzicht. De Capitole, de door hem ontworpen afvalbak, stond verkeerd, dat wil zeggen: met de opening de verkeerde kant op.

De eerste keer dat het hem opviel, was tijdens een ochtendlijk ommetje met de hond. De opening van de gele Capitole wees richting het fietspad, en niet richting het parallel gelegen voetpad, aan de rand van een trapveldje aan het Sparresholmpad in de Hoofddorpse wijk Bornholm. Mocht een wandelaar afval in zijn Capitole willen mikken, dan kon die zomaar van zijn sokken worden gefietst. Vanzelfsprekend ging er een brief op poten, een klacht van de vormgever zelf, richting de gemeente Hoofddorp, dat begrijpt een kind.

En nu staat Bas Pruyser bij de gele Capitole, met de opening de goeie kant op, richting de wandelaar. De gemeente Hoofddorp heeft goed naar hem geluisterd, en dat was ze geraden ook. Binnen vier dagen was het gefikst. Want het ging hier wel om een brief van de ontwerper van de Capitole, de meest gebruikte afvalbak van Nederland.

Met een snaakse, jongensachtige lach tovert de 70-jarige een sleutel tevoorschijn, uit zijn lange zwarte jas. Ha! De speciale driekantige sleutel van de Capitole, een uniek exemplaar. Hij heeft er altijd eentje op zak, je weet het nooit. Soms loopt-ie door de buurt, en staat er eentje zomaar open. Dat kan hij niet tolereren. Met de blik van iemand die een groot geheim gaat onthullen, klikt hij op klaarlichte dag de Capitole open. De gele voorkant laat los, en daarbinnen is de grijze stalen binnenbak met hengsels te zien, die hij eruit haalt. Er zit amper afval in, hij zet de binnenbak weer terug, kleedt de afvalbak opnieuw aan, en sluit de boel af met een klik. Klaar.

Hardop gezegd: hij kan een Capitole niet zomaar passeren. Als hij ziet dat er kut opstaat, noemt hij dat lullig. Een sticker met Stem PVV zou hij het liefst ervanaf willen trekken, en over een vieze, met mayonaise besmeurde Capitole moet eigenlijk een doekje worden gehaald. Dat het onbegonnen werk is om zo over zijn geesteskinderen te waken, dat weet hij ook wel.

Op een bescheiden wandeling in zijn eigen wijk treft hij er om de tweehonderd meter wel eentje aan, het kan een afgeragde zwarte Capitole zijn uit de jaren tachtig, of een glimmende hondenpoepversie met zwart dekseltje. Het is een mooi gezicht: man ontmoet eigen ontwerp, en raakt even de karakteristieke ronde hoeken aan.

Net als zijn ontwerp is Pruyser als Koning Afvalbak onopvallend, al kun je zijn welluidende stem en zijn liefhebberij van het gesproken woord ook niet zomaar uitvlakken. Met de Capitole is het vooral zo dat als je ’m eenmaal gezien hebt, dan blijf je ’m zien, omdat-ie overal is.

Koning Afvalbak? Jazeker. Want naast de Capitole is Pruyser ook de man van de Omnipole (bak aan paal), Superpole (vierkante staande bak), Bipole (een soort dubbele Capitole) en de Belfast (ondergrondse vuilcontainers). Bij elke naam in dit genre lijkt leentjebuur gespeeld bij de Poubelle, een door de Fransman Eugène Poubelle in 1884 in Parijs ver­or­don­neer­de vuilnisemmer.

In Nederland geven de gemeenten in totaal 157 miljoen euro uit om zwerfafval op te ruimen. Daarvan wordt circa 45 miljoen euro besteed aan het legen en onderhouden van afvalbakken. Volgens Bammens, dat zich de marktleider in het vuilnissegment noemt, kent Nederland op dit moment 250 duizend afvalbakken, waarvan de fabrikant uit Maarssen er 225 duizend heeft geleverd. De Capitole van Pruyser duikt 200 duizend keer op in de publieke ruimte. Sinds 1980 zijn er in totaal zo’n 550 duizend exemplaren gemaakt, waarvan enkele tienduizenden bestemd waren voor België.

Behalve koploper in de afvalbakkenrace is de Capitole ook de ware prijskip in zijn soort. In 1981 won Pruyser voor zijn ontwerp zelfs de Kho Liang Ie Prijs, een vooraanstaande prijs in de designwereld. Als bijvangst mocht hij in de gang van het Stedelijk Museum in Amsterdam zijn Capitole tentoonstellen. Later volgde het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam en was Pruysers ontwerp de Nederlandse inbreng bij de tentoonstelling Design Derby: Nederland- België (1815-2015) in Gent. In culturele kringen werd de Capitole geprezen om zijn achteloosheid, dat-ie netjes is, rust uitstraalt, en vraagt om te worden gebruikt.

In de woorden van de ontwerper: je moet zorgvuldig ontwerpen, zonder dat de ergernis kan toenemen. Laat een afvalbak vooral een afvalbak zijn, zonder toeters en bellen.

Met lang haar, en gehuld in een tuinbroek, stortte hij zich als student aan de Rietveld Academie op ‘het massaproduct’. Het was 1973, en hij had geen zin in conceptueel of te vaag gedoe, je weet wel, de tijdgeest van toen. Hij dacht de ultieme nieuwe paperclip te kunnen ontwerpen, of de alom goed zittende toiletpot, of de beste vangrails voor overal ter wereld. Dat het een afvalbak werd, had simpelweg te maken met dat hij in Amsterdam geen echt goeie had gezien. Met zijn eerste ontwerp – vier plaatstalen bakjes om een paal – won hij de Aanmoedigingsprijs van de gemeente Amsterdam. Er werden vijftig van zulke afvalbakken gemaakt, in de stad geplaatst, en dat was het.

De slagboom gaat omhoog bij Royal Bammens – bestaat sinds 1850 – in Maarssen. Daar staat Pruyser al te zwaaien, bij de receptie. Inmiddels heeft hij de receptionist al op de hoogte gebracht dat hij hier 42 jaar geleden voor het eerst stond. ‘Ik weet wat jij moet gaan doen, jij moet eens naar Bammens’, zei Friso Kramer, befaamd industrieel ontwerper en midden jaren zeventig zijn chef bij kantoormeubelbedrijf Ahrend. Kramer was de bedenker van de Metropole, een 30-liter afvalbak. Bij Bammens werd gezocht naar een nieuwe, grotere blockbuster in het afvalgenre, en Pruyser voelde zich geroepen.

De Capitole Beeld Eddo Hartmann
De CapitoleBeeld Eddo Hartmann

Wat uiteindelijk de Capitole werd, was het resultaat van een intensief en langdurig pingpongspel tussen ontwerper en fabrikant. Van boven open? Doen, het regent amper in. 55 liter? Check. Lichte bak in buitenbak? Doen. Ronde hoeken? Ja, niet te scherp voor de kinderen. Stalen beugel? Heeft wat voeten in de aarde. Beton aan de onderkant? Jahaa. Verkrijgbaar in de kleuren, geel, oranje, donkergroen en lichtgroen? Natuurlijk. En kobaltblauw? Vooruit. Niet vergeten: een afbeelding erop van de Tidy Man; het mannetje met de prullenmand. Een naam? Capitole, bedacht door chef verkoop Cees Arends.

Klaar, in 1978, en de Capitole mocht de wereld in.

En toen kreeg de afvalbak een opkontje van de actualiteit, in de vorm van exploderende ontevredenheid rond de woningnood in Amsterdam. Want ja, het is aan de kroningsrellen op 30 april 1980 te danken dat de Capitole zijn grote doorbraak beleefde. Na de inhuldiging van prinses Beatrix brak er een revolte uit in Amsterdam. Krakers gingen de strijd aan met de politie, uit ongenoegen om het woningbeleid. Ze trokken bakstenen uit de grond, wierpen barricaden op, en staken voertuigen in brand – en ook afvalbakken, honderden plastic, toch wel goedkope afvalbakken sneuvelden in de strijd.

Er moesten nieuwe, veel stevigere en brandwerende afvalbakken komen, en Bammens won de pitch van de gemeente Amsterdam. De Capitole deed met honderden tegelijk zijn intrede in het plantsoen, aan de muur bevestigd, ruggelings aan elkaar of geruggesteund door een lantaarnpaal.

Bas Pruyser, van voren vernoemd naar Johann Sebastian Bach, veroverde met zijn bedenksel zijn geboortestad. Overigens luidt zijn achternaam officieel Pruijser, maar dat vond zijn vader te Duits klinken.

Er beweegt een arm van een puntlasrobot, op octopusachtige wijze, richting een Capitole in oprichting. De buitenbak en de binnenbak worden onder handen genomen. Een andere machine had er de bochten in gezet. Weer verderop was het staal op maat gesneden. En de beugels staan al klaar voor gebruik.

Kssssjoehhhhhhhhhh. Kssssjoehhhhhhhhhh. Kssssjoehhhhhhhhhh.

In deze hal van Bammens, waar Pruyser snorrend van plezier rondloopt, wordt de Capitole in elkaar gezet. Hier werken veertien personeelsleden aan de afvalbak, om er per jaar tienduizend stuks van af te leveren. In een andere hal gaat de Capitole door de verfstraat. Er zijn reeds vier generaties afvalbakken afgescheiden, er wordt nu over de afvalbak gesproken als de Capitole Prestige.

Dat er altijd kapers op de kust zijn die zijn schepping na-apen, dat weet Pruyser maar al te goed. In zijn eigen Hoofddorp weet hij die neppers blind te vinden. Hij moet zich inhouden om er niet tegenaan te schoppen, en er een ernstige ziekte aan toe te voegen. Staat de nepper voor een deur, dan loopt hij er met een grote boog omheen.

Bas Pruyser  Beeld Eddo Hartmann
Bas PruyserBeeld Eddo Hartmann

Bammens heeft al menig keer een advocaat in stelling gebracht om de namaakbakken uit de markt te drukken. Zo was daar in 2008 een rechterlijke reprimande tegen een bedrijf uit Nuenen en zijn Strato-afvalbak. En in 2015 moesten de Reiger en Trio Buizerd het afleggen, omdat ze volgens de rechtbank veel te veel leken op de Capitole.

Op een pleintje nabij zijn huis gaat hij even op een bankje zitten, naast een flink gebutste Capitole, aangedaan door de nodige vuurwerkschade. Niemand in de buurt weet dat hij de man is van de Capitole, ook niet de achterbuurman die hij groet, nadat deze de boodschappen uit zijn achterbak heeft gehaald. Niemand kijkt er ook raar van op, dat hij daar zit, op het pleintje met een mini-speeltuin. Als hij tegen iemand zegt dat hij de ontwerper is van die afvalbak, dan is doorgaans de reactie: Hé! Nee! Echt, ik wist niet dat die ontworpen was.

De volgende vraag die dan volgt, laat zich voor hem makkelijk raden: Nou Bas, als er zoveel van die afvalbakken van jou zijn verkocht, dan heb je zeker wel je schaapjes op het droge? Pfff, daar gaat-ie weer, denkt hij dan. Inderdaad, de Capitole is een hit, maar hij heeft geen miljoen(en) op de bank, en hij leeft er goed van, met een groot gezin, in een eenvoudige hoekwoning in Hoofddorp. En je moet de bedragen spreiden over meer dan veertig jaar, zegt hij dan, en vlak de Belastingdienst niet uit.

Daar wil hij nog wel wat aan toevoegen, iets van het contemplatieve soort: als hij zijn aardse geploeter even overziet, in vogelvlucht, als 70-jarige Bas Pruyser, dan speelt daar de hang naar geld een ondergeschikte rol. Zijn leven kent twee grote successen: zijn samengestelde gezin met vijf kinderen, en de Capitole, dat het predikaat iconisch heeft gekregen.

Maar nu moeten we natuurlijk niet gaan denken dat hij ook in een Capitole begraven wil worden, als spirituele afsluiting van ontwerper en zijn ontwerp. Ha!, klinkt het op het bankje, dat gaat niet gebeuren. Hij wil sowieso worden gecremeerd, en zijn as belandt dan niet in een Capitole. Daar doe je zijn vrouw geen plezier mee. Die heeft hem liever in een urn op de schoorsteenmantel.

In oktober vorig jaar verscheen van Sybrand Zijlstra en Bas Pruyser: De Capitole - 40 jaar dé afvalbak van Nederland. Uitgeverij Lecturis, 96 pagina’s, € 24,95.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden