AnalyseUitlokking AIVD
Arnhemse ‘jihadist’ claimt uitlokking door de AIVD, maar hoe bewijs je dat?
Volgens Hardi N., hoofdverdachte in het terrorismeproces tegen een groep Arnhemse jihadisten, was het een infiltrant van veiligheidsdienst AIVD die hem het idee gaf voor een aanslag in Nederland. Dat zou dus uitlokking zijn, maar als dat al zo is, valt het dan ooit te bewijzen? Tegen N. is 18 jaar cel geëist.
Het politiedossier van het opsporingsonderzoek naar de Arnhemse jihadisten die een aanslag in Nederland wilden plegen, is indrukwekkend dik. Uitgebreid wordt verantwoord hoe een politie-infiltrant de mannen in de val lokte. Hoe hij hun vertrouwen won en hoorde dat ze met kalashnikovs en bomvesten een bloedbad wilden aanrichten op een festival.
Een infiltratie uit het boekje, erkende zelfs een advocaat van een van de verdachten in de wandelgangen van de rechtbank. Met als climax de aanhouding nabij een vakantiehuisje in Weert, waar de politie-infiltrant onklaar gemaakte wapens aan de verdachten had geleverd. In de Rotterdamse rechtbank, waar maandag de advocaat van hoofdverdachte Hardi N. het woord voerde in het proces dat over vele dagen is uitgesmeerd, was die infiltratie dan ook niet het onderwerp van gesprek.
Uitlokking
Want ver voordat de politie-infiltrant in zijn leven kwam, was iemand anders er al in geslaagd het vertrouwen van Hardi N. (36) te winnen. Abu Hajar, een online infiltrant die zich uitgaf als jihadist, werkte vermoedelijk voor veiligheidsdienst AIVD. Sinds 2015 voerde hij vele gesprekken met N.. En juist daardoor, zegt N., kwam hij op het idee een aanslag te plegen in Nederland. Uitlokking, aldus zijn advocaat.
Het probleem van dat verweer: over de infiltratie van de AIVD is in het dossier weinig te vinden. De veiligheidsdienst doet zijn werk achter de schermen en hoeft haar modus operandi en bronnen niet prijs te geven. Belastende informatie die door de AIVD wordt achterhaald, kan om die reden ook niet dienen als bewijs.
Maar wat als de infiltrant van de AIVD Hardi N. daadwerkelijk een kant op heeft gestuurd die hij niet uit zichzelf zou hebben gekozen? Valt zoiets überhaupt te bewijzen?
N.’s advocaat Serge Weening deed maandag een dappere poging. Volgens hem is het ‘aannemelijk dat de AIVD-agent dacht dat cliënt een bepaald gedachtegoed had en dat hij vervolgens signalen heeft gegeven waarmee hij cliënt stuurde’. Weening: ‘En toen hij cliënt in een bepaalde richting had, wilde hij kijken hoe ver hij echt zou gaan. Terwijl cliënt eigenlijk juist op dat punt was gekomen door de berichten van deze AIVD’er.’
Niet bestaand gevaar
Hardi N. zag Abu Hajar als ‘een student van kennis’. ‘Zonder de ideologische beïnvloeding door Abu Hajar was Hardi N. nooit op het idee gekomen om een aanslag te plegen’, aldus Weening. ‘De staat heeft zelf, middels de AIVD, een niet bestaand gevaar in het leven geroepen.’
Het is een interessante stelling, maar het pad naar juridisch succes dat Weening kiest is lang, schemerig en vol blokkades. Allereerst moet hij bewijzen dat de AIVD daadwerkelijk achter de infiltratie zit. Door lijnen te trekken in het web van aliassen dat online werd gebruikt, is dat nog wel aannemelijk te maken.
Maar probeer vervolgens maar eens te bewijzen dat er in de online gesprekken sprake was van iets dat lijkt op uitlokking. Dat wordt lastig, temeer omdat de meeste gesprekken niet in het dossier zitten en ook Hardi N. zelf ze niet meer kan achterhalen (hij verwijderde zijn e-mailaccount op verzoek van de infiltrant). Sluitend bewijzen dat Hardi N. bij aanvang van de infiltratie nog niet van plan was een aanslag te plegen in Nederland, wordt daardoor ook welhaast onmogelijk.
Handelwijze
En dan is er nog een praktisch probleem. Rechters zijn uitermate terughoudend als het gaat om het beoordelen van de handelwijze van de AIVD. Alleen als er sterke aanwijzingen zijn voor de schending van fundamentele rechten van de verdachte kan een rechter besluiten de werkwijze te toetsen.
Ondanks vele verzoeken van de advocaten in deze zaak laat de AIVD over zijn betrokkenheid niks los. Wel zijn er processen-verbaal van de landelijk AIVD-officier, de enige die zicht heeft gehad op zowel het inlichtingenonderzoek als het politieonderzoek.
Het Openbaar Ministerie verwoordde het eerder zo: ‘De landelijk AIVD-officier kan geen details geven over wat de AIVD in deze zaak wel of niet gedaan heeft, maar wat dat ook is (of niet is), op geen enkele wijze is daarbij iets gebleken van uitlokking’.
Tenzij de communicatie tussen Hardi N. en de vermoedelijke AIVD-infiltrant alsnog op mysterieuze wijze boven tafel komt, zal het daarbij waarschijnlijk blijven: het woord van een terrorismeverdachte tegenover dat van de AIVD-officier. En het ongemakkelijke gevoel dat sommige processen voor de maatschappij nu eenmaal niet te controleren zijn.
Lees hier de reconstructie van deze zaak: ‘Ik sta te popelen om iets te doen’, zegt hoofdverdachte Hardi N. tegen de infiltrant.
Sommige medeverdachten ergerden zich er vorige week aan dat hoofdverdachte Hardi N. zich in de rechtbank voortdurend op zijn zwijgrecht beroept. ‘Het wordt tijd dat er een einde komt aan deze ruis’, zegt medeverdachte Waïl el A.
OM eist tot 20 jaar tegen terrorismeverdachten: ‘Bloedbad voorkomen’