Arjan Peters

ARJAN PETERS

Zenuwachtig dansen. Dat is wat ik voor me zie bij de woorden Jazz Age, de term voor het lichtzinnige decennium na de Eerste Wereldoorlog. Vrolijkheid die nerveus aan zichzelf twijfelt.

Dat komt vooral door de verhalen van Francis Scott Fitzgerald, die al in 1922 de bundel Tales of the Jazz Age publiceerde, en in 1931, zelf nog maar 35 jaar, de melancholieke terugblik in de vorm van het essay 'Echoes of the Jazz Age'.

Niet het dansen maakt de verhalen en romans van Scott Fitzgerald zo bijzonder, maar de zenuwen die zich op die manier een uitweg zoeken. Dat zie je in de recente Fitzgerald-bloemlezing De rijke jongen (Podium), en in de novelle Een dag in mei (Karaat). Bij de laatste uitgever is het verloren gewaande verhaaltje Thank You for the Light dat vorig jaar in The New Yorker stond, separaat als mini-boekje verschenen, in de vertaling van David Koppernik: Bedankt voor het vuurtje (euro 1,95).

In de eerste alinea's verrijst een 'aantrekkelijke, ietwat verschoten vrouw van veertig', die vertegenwoordigster is in korsetten en gordels: 'Ze was weduwe en had geen naaste verwanten die ze 's avonds kon schrijven, en van meer dan één film per week kreeg ze pijn aan haar ogen, zodat roken een belangrijk leesteken was geworden in de lange zin van een werkdag.'

Rook, de behoefte aan een gordijn tussen jezelf en de wereld, symbool van vluchtigheid en van het onvermogen iets in handen te kunnen houden, doortrekt dit korte verhaal.

De plotselinge pure poëzie in bedrieglijk simpel lijkend proza maakt het lezen van Scott Fitzgerald enerverend, wist ook de betreurde diplomaat-schrijver F. Springer, die in 1998 een vurige lezing hield over zijn geliefde schrijver (opgenomen in Allemaal gelogen, 2002). Springer wees er ook op dat Jay Gatsby uit The Great Gatsby (1925), die grote drank- en dansfeesten geeft in New York, zich daar zelf niet eens vertoont. Het gaat Gatsby helemaal niet om het dansen. Hij geeft die partijen alleen maar om indruk te maken op Daisy, die aan de overkant van het water woont. Ooit was ze zijn geliefde, nu is ze getrouwd met een niksnut.

Er zit niet een wereld van verdriet en teloorgang áchter de luidruchtige wereld van drinken en dansen, de droefenis is bij Scott Fitzgerald ook al aan de oppervlakte af te lezen. Het gebeurt gelijktijdig. Er bestaat geen lichtzinnig genot zonder meer, altijd zijn er tekenen die het geluk zogenaamd maken en vakkundig tot illusie terugbrengen.

Zelf vormde de schrijver met zijn excentrieke vrouw Zelda enige tijd een roekeloos Jazz Age-paar, dansend en ruziënd, totdat zij aan psychische inzinkingen ten onder ging, en in Zwitserse klinieken werd behandeld voor schizofrenie.

Ze kon goed dansen, schreef de geweldige roman Save Me the Waltz, en blikte na een geslaagd uitstapje met haar man en hun dochter Scottie in Annecy terug op een heerlijke tijd: tennissen, dansen in warme nachten, 'witte schonen glinsterend als radium in het vochtige duister. Het was als in de goede oude tijd, toen we nog geloofden in zomerhotels en de filosofietjes van populaire liedjes.'

Zelda deed ook aan ballet. Volgens Lisa Appignanesi in haar studie Gek, slecht en droevig (2009) was dat dansen van Zelda 'zowel een vlucht als een poging zichzelf onder controle te krijgen'. Later, als psychisch wrak, schrijft Zelda over de neuroses die ze zelf ontwikkelt om iets te verbloemen: dat ze geen andere boodschap had dan een paar pirouettes.

Dansen als gestileerde wanhoop; galant en vergeefs speel je dat het leven een walsje is.

undefined

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden