Apotheker treft blaam die anderen toekomt
NATUURLIJK hebben Jan Hendrik Peters en Peter-Jan van Doorn (Forum, 2 augustus) gelijk dat de marktwerking in de farmaceutische bedrijfskolom hier en daar te wensen over laat....
De detailhandel, in casu die apotheker, haalde wél zijn volle aandeel van de buit binnen. Men hoeft immers niet - zoals de kruideniers - onderling met prijzen te concurreren. De consument heeft totaal geen (geldelijk) belang om naar een goed product tegen een zo laag mogelijke prijs te speuren. De verzekering dekt de schade. Die markt werkt dus onvolkomen.
Daartegenover bedienen de drie volgesorteerde groothandelaren weliswaar 70 procent van de markt, maar ze beheersen - zoals wordt gesuggereerd - deze markt niet. Ze vechten elkaar kennelijk tegen zulke absurd hoge kosten de tent uit, dat zij een deel van de aantrekkelijke marge verkwanselden aan de detailhandel. Ook daar is de apotheker niet verantwoordelijk voor. Op dat punt werkt de markt dus wel, zij het in het voordeel van de detailhandelaar.
Helaas is die groothandel niet, zoals het hoort, onafhankelijk van zijn leverancier. Hij kijkt dus wel uit zijn leverancier het vel over de neus te halen. Je spuugt nu eenmaal niet in de bron waaruit je drinkt. Daar werkt de markt dus ook niet optimaal.
Dit ligt anders voor de 'parallelmarkt'; het wederinvoeren van eigen medicijnen uit landen waarnaar ze - door prijsbeheersing - goedkoop werden geëxporteerd, en die dus ook weer kunnen worden ingekocht, teneinde ze alhier tegen goed geld op de markt te brengen.
Geen wonder dat de minister van Volksgezondheid, na vele jaren dokteren aan die uit de pan rijzende kosten, grijpt naar het instrument van wettelijk opgelegde lagere prijzen voor de detailhandel. Een soort horizontale prijsafspraak die eigenlijk indruist tegen de opvattingen van de minister van Economische Zaken. Maar ja, nood breekt wet.
De schrijvers zijn echter niet tevreden met het enkele feit dat de apothekers de gevolgen van de prijzenwet wel degelijk in hun beurs zullen voelen (tenzij de groothandel doorgaat met verwennen). Nee, de hele bedrijfstak moet van de consultants op de schop.
Ten eerste moeten 'de zorgverzekeraars, als vertegenwoordigers van de patiënt, meer tegenwicht bieden aan de creatieve en zeer commerciële farmaceutische bedrijfskolom'. Hoezo, zorgverzekeraars als belangenbehartiger van patiënten? Hebben ze die rol al eens vervuld? Mij is dat niet opgevallen.
Dat de verzekeraars de enige marktpartij moeten worden van de farmaceutische industrie kunnen de schrijvers toch niet echt gemeend hebben. Bepalen verzekeraars dan ook wat wel of niet vergoed wordt en tegen welke prijs?
Maar de auteurs hebben nog een tweede pijl op hun boog. Zowel de groot- als kleinhandel (apotheker) krijgt de medicijnen in consignatie. De becijferde kostenbesparing is astronomisch. De farmaceutische industrie, inclusief de importeur van medicijnen neem ik aan, krijgt zijn geld pas binnen als de verzekeraar - die enige echte marktpartij dus - de bij de apotheker afgenomen goederen heeft vergoed.
Hoe beheersen de fabrikanten zoiets logistiek? Bovendien wordt vergeten dat die fabrikant en/of importeur zo lang op zijn geld moet wachten en dat dit voor hem kostenverhogend werkt. Dat berekent hij heus wel door. En wat doen ze met de 'drogist-artikelen'? Ook in consignatie?
Wie betaalt trouwens die tot doorgeefluiken gereduceerde groothandelaar en apotheker? De laatste zou volgens de consultants zelfs als een soort zorgverlener kunnen worden beloond met een vast salaris dan wel met een receptregelvergoeding. Wie neemt dat dan voor zijn rekening?
OP de handelwijze van artsen blijkt niets aan te merken te zijn. Merkwaardig. Want niet de apotheker bepaalt - ondanks alle mooie douceurtjes van de groothandel - de medicatie, het is de behandelend geneesheer. Niet voor niets wordt hij intensief bezocht door artsenbezoekers die ook nog wel bereid zijn tot enige tegenprestatie. Zou dat geen invloed kunnen hebben?
Als ik het goed heb begrepen, hoeft de arts alleen nog maar op zijn computer te koekeloeren om precies te weten wat voor vlees hij/zij met een medicijn in de kuip heeft. Eventuele conflicterende combinaties van geneesmiddelen: het rolt er zo uit. Ondanks zijn beperkte farmaceutische opleiding is dat dan blijkbaar gesneden koek voor de toch al zwaar belaste (huis)arts.
Weg dus met de apotheker als deskundige, als vraagbaak, als adviseur van de arts en als begeleider van de patiënt die niet altijd goed heeft begrepen wat de arts heeft bedoeld. Waarom doeken we de opleiding niet op?
Maar zelfs al zou dit alles een ideale opzet zijn, dan nog is het niet aan de overheid om een dergelijke ingrijpende reorganisatie van een bedrijfstak af te dwingen. Wel zou de betrokken minister de groothandel kunnen aanmoedigen de vermelde eigendomsbanden met de industrie wat losser te maken. En de apotheker behoeft niet noodzakelijkerwijs de eigenaar van de apotheek te zijn. Als hij maar de verantwoordelijkheid heeft.
Len Rempt-Halmmans de Jongh
De auteur is bedrijfseconoom, en zat voor de VVD in de Tweede Kamer.