Interview

‘Amerikaanse mariniers denken ook: holy fuck, maar zeggen braaf: yessir’

Mark Brouwer uit Barneveld was als uitwisselingsofficier twee jaar ingebed bij het US Marine Corps. Hij zag de ijzeren discipline van de Amerikanen, maar weet ook dat die hen niet per se beter maakt. Wel schaamde hij zich soms voor het lage Nederlandse defensiebudget.

Michael Persson
Militairen op Camp Lejeune in North Carolina, waar Mark Brouwer twee jaar gelegerd is geweest. ‘Wat ik hier heb gezien, is die enorme gevechtsbereidheid.’ 	 Beeld Getty Images
Militairen op Camp Lejeune in North Carolina, waar Mark Brouwer twee jaar gelegerd is geweest. ‘Wat ik hier heb gezien, is die enorme gevechtsbereidheid.’Beeld Getty Images

Op zijn veranda hoort Mark Brouwer zowel de vrolijke optocht van de geslaagde highschool-leerlingen in de straat als het razende gezoem van overvliegende Osprey-helikopters boven zijn huis. Het gecombineerde geluid is het geluid van een leger in vredestijd: dit is Camp Lejeune, een Amerikaanse basis aan de kreken van de Atlantische Oceaan in North Carolina, zowel een oefenterrein als een omheinde stad, waar het gewone leven doorgaat tijdens het wachten op uitzending. Brouwer was de afgelopen twee jaar ingebed bij de Second Marine Division van het US Marine Corps, een zogeheten expeditiemacht, die decennialang het speerpunt vormde van de Amerikaanse interventies wereldwijd – alleen nu even niet.

De spannende gebeurtenissen vonden plaats in het land zelf.

Brouwer, kapitein bij het Nederlandse Korps Mariniers, was uitgeleend aan een bataljon verkenners en zou dus meegegaan zijn als de Amerikanen ergens zouden zijn ingezet. Dat is niet gebeurd – de Verenigde Staten zijn juist met een terugtrekkende beweging bezig. Maar ook hier, en tijdens oefeningen op andere plekken in het land, zag Brouwer genoeg – een inkijkje in de enorme militaire machine die nog steeds de handhavingstak is van een wereldmacht.

Hij zit tussen de verhuisdozen: zijn twee jaar als uitwisselingsofficier zitten erop. Geboren en getogen in Barneveld ging Brouwer na het mbo werktuigbouw op zijn 18de meteen naar de mariniers; hij zag het als een roeping. Hij diende onder meer in Afghanistan. Zijn volgende post is het Navo-hoofdkwartier in Brussel.

‘Wat ik hier in de VS heb gezien, is die enorme gevechtsbereidheid’, zegt hij. ‘Zelfs als Amerikanen op oefening gaan, gaan ze ervoor. Altijd helm op. Kogelwerend vest aan. Het wapen is vaardig, altijd voor de borst. Train as you fight, zeggen ze dan. Zelfs als ze in de nacht de tent uitgaan om boven een gat te gaan zitten poepen, hebben ze hun nachtkijker op. Dat is gevechtsbereidheid: er kan altijd wat gebeuren. Geen vragen. In Nederland is het altijd: hoezo dan, waarom dan, waarvoor dan?’

Bootcamp

Het is een discipline die erin gestampt wordt op Parris Island, iets verderop in South Carolina, waar de nieuwe rekruten worden klaargestoomd. ‘Dat is pure vorming. Je leert helemaal nog niet vechten, dat komt erna pas, op een andere locatie. Het bootcamp op Parris Island haalt je comfort weg, in alle opzichten. Je leert dat je vóór alles marinier bent, er wordt een bijzonder hechte esprit de corps gekweekt. Waarmee ik niet wil zeggen dat ze beter zijn dan in Nederland, ik denk dat Nederlandse militairen meer kwaliteit hebben. In Nederland moet je ruim een halfjaar in opleiding om jumpmaster te worden, om militaire parachutisten te droppen. Hier doen ze dat in drie weken.’

Mark Brouwer Beeld
Mark Brouwer

Hij zag ook van dichtbij waartoe die combinatie van vechtersmentaliteit en discipline toe kan leiden. Op oefening in het westen kwam een eigen eenheid vast te zitten op een berg en ondervond daar nogal wat weerstand, zoals dat heet, van een nagespeelde vijand – vierduizend man dreigden ingesloten te raken. ‘We konden die vijand uitschakelen met luchtaanvallen, maar dan zouden er ook een stuk of twintig van ons kunnen sneuvelen. En toen zei de tweesterrengeneraal die het bevel voerde: smash it. Rokend aan een dikke sigaar. Toen zei ik: what the fuck is going on? Nou, dat viel niet goed. Later zeiden mijn Amerikaanse collega’s: dat kan je toch niet zeggen? De ophef ging niet over het bevel dat die generaal had gegeven, maar over mijn insubordinatie. Hier stel je geen vragen. Mijn Amerikaanse collega’s denken ook vaak genoeg: holy fuck, maar zeggen braaf: yessir.’

Daar had hij echt moeite mee, zegt hij. ‘Op een gegeven moment stuurde ik een mailtje naar een generaal om een afspraak te maken met de Nederlandse militair attaché. Nou, toen had ik drie lagen hiërarchie overgeslagen. In Nederland kan dat wel, dat maakt ons veel efficiënter. Hier werd ik bijna ontslagen.’ Zelfs de huizen in Camp Lejeune staan in rangorde: barakken voor de soldaten, een wijk met rijtjeshuizen voor de onderofficieren, dan vrijstaande huizen voor officieren zoals Brouwer en zijn gezin, en dan komen de villa’s aan het water voor de generaals.

Oorlogssituaties

Dat die gedisciplineerde gehoorzaamheid niet alleen op oefening maar ook in echte oorlogssituaties tot excessen kan leiden, weet Brouwer natuurlijk ook. Ze gaan er altijd met full power in, zegt hij, zonder al te veel rekening te houden met collateral damage of verstoorde relaties. Erger nog: er zijn de afgelopen jaren incidenten geweest van mogelijke oorlogsmisdaden. ‘Het team probeert de dader vaak te beschermen. Door te zeggen dat het niet is gebeurd, of dat het anders is gegaan. Zeker vroeger werden dingen vaak met de mantel der liefde bedekt.’

Nederlandse militairen werken met meer precisie en voorzichtigheid, denkt Brouwer. Maar dat bombardement van die Nederlandse F-16's dan, op een autobommenfabriek in het Iraakse dorp Hawija, waarbij zeventig burgerdoden vielen?

Over Hawija specifiek kan hij niets zeggen, maar wel over operaties in het algemeen. ‘Ik denk dat militairen met andere ogen kijken dan politici. Politici zien een land waar democratie moet worden gebracht; militairen zien tegenstanders. We kennen natuurlijk het mandaat van onze missie – Nederlandse militairen zijn behalve krijger ook koopman en diplomaat – maar uiteindelijk staan wíj daar. Wát er moet gebeuren moeten politici zeggen, maar hóé dat gebeurt is aan de militairen.’

De politiek eist in Brouwers ogen eigenlijk te veel van het militaire apparaat. ‘We zijn eigenlijk niet meer in staat onze hoofdtaken te doen’, zegt hij. ‘We zijn niet direct inzetbaar, als we dat willen. Toen de MH17 was neergehaald, gingen er stemmen op om er meteen militairen naartoe te sturen. Je kunt je afvragen wat we dan binnen korte tijd hadden kunnen inzetten, want dat kon dus niet. Er gaat zo weinig geld naar de krijgsmacht dat we niet genoeg munitie hebben, geen goede schoenen. Ik hoef echt niet meer salaris, maar ik wil wel goede spullen. Ik schaamde me hier in de VS weleens, als ik het weer eens beter wist – maar dan zeiden ze: jij komt ons hier vertellen hoe we het moeten doen? Doe dat maar in je eigen land.’

Brouwer vindt het om die reden goed dat de regering-Trump de discussie heeft aangezwengeld over de 2 procent van het nationaal inkomen die Navo-lidstaten hebben beloofd in hun defensie te steken. Nederland zit op 1,4 procent, al probeert de regering met een soort creatief boekhouden aan een hoger percentage te komen. ‘Het is raar. We zijn een risicomijdend land: als we soldaten uitzenden zijn we doodsbenauwd voor terugkerende bodybags. Daarvan zeg ik: dat hoort bij het vak. Maar we nemen wél enorme risico’s met ons gebrekkige materieel.’ Brouwer, zelf een actief SGP’er, ziet dat een breed front in de Tweede Kamer verantwoordelijk was voor de afbraak van defensie. ‘Gelukkig is er een voorzichtig herstel, maar er moet op korte termijn een paar miljard bij om te kunnen voldoen aan de basistaken.’

Bestorming van het Capitool

In Amerika is het militaire apparaat veel meer onderdeel van de cultuur. Toch is er de laatste maanden discussie en kritiek ontstaan over de rol van het leger, onder meer omdat Trump eenheden wilde inzetten tegen betogers, en omdat het Pentagon zich te lang afzijdig zou hebben gehouden op 6 januari, tijdens de bestorming van het Capitool. Brouwer zat toen in de officiersmess en zag met anderen op tv wat er gebeurde.

‘Toen was het wel even stil’, zegt hij. ‘Maar er mag in het Amerikaanse leger niet over politiek worden gepraat. Daar zijn strenge regels voor. Door het tweepartijenstelsel ben je al snel voor of tegen iets, en die polarisatie kun je in het leger niet hebben. De top van de leiding veroordeelde de opstand, en de rest hoorde je er niet echt over. Ik weet dat die bestorming een aantal collega’s echt aan het hart ging, maar ik ken er ook die er niet afwijzend tegenover stonden. Ze zochten toch een bepaalde rechtvaardiging van wat er gebeurde. Ik heb niet iemand gezien of gehoord die echt stond te juichen, hoor, zeker niet in uniform. Maar het heeft mij wel beangstigd hoe snel mensen gaan geloven in dingen.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden