Ambon moet 'adat' zien te redden
Eeuwen leefden christenen en moslims op Ambon broederlijk samen. De verklaring van hun vrede: de pela, een sociaal netwerk. Nieuwkomers op het eiland staan buiten het systeem....
Van onze medewerker
AMBON
'Boeginezen, Makassaren en Butonezen, ga naar huis', staat te lezen op borden in Ambon-stad. 'Jullie hebben de pela verwoest.' De pela, dat is het netwerk van dorpen met broederschapsbanden dat de Molukse eilandengroep eeuwen lang bijeen heeft gehouden. Moslims en christenen waren er geen vijanden, maar boden elkaar hulp en bijstand - zelfs bij de bouw van kerken en moskeeën. Zo wilde de adat.
Maar vorige week is het pela-systeem grotendeels ingestort. In Ambon-stad braken gevechten uit tussen christenen en moslims, die zich vervolgens verspreidden naar de dorpen in de omgeving. Zeker 54 mensen (maar vermoedelijk veel meer) kwamen om het leven, vaak op gruwelijke wijze. Honderden woningen en tientallen kerken en moskeeën gingen in vlammen op.
Boeginezen, Makassaren en Butonezen zijn relatieve nieuwkomers in de Molukken. Ze zijn afkomstig van het verafgelegen buureiland Sulawesi. Waarom ze zo'n slechte naam hebben onder de Molukse bevolking is niet helemaal duidelijk. Misschien komt het door hun andere gebruiken en hun soms wat agressieve houding. Of misschien doordat zovelen van hen bij de politie zijn beland, waar ze hun uniform gebruiken om zich te verrijken. Hoe dan ook, van de pela maken ze geen deel uit en de meeste slachtoffers zijn bij deze nieuwkomers gevallen.
De directe aanleiding voor de onlusten was een betrekkelijk onbenullig incident: een Boeginese moslim probeerde een christelijk Ambonese buschauffeur wat geld af te persen. Dat die ruzie ontaardde in bloedige gevechten tussen moslims en christenen had te maken met het feit dat het juist gebeurde met Lebaran, de feestelijke afsluiting van de islamitische vastenmaand. De Ambonese moslims waren vervuld van religieuze gevoelens. Ze kozen niet de kant van hun christelijke pela-broeders, maar die van hun geloofsgenoten uit Sulawesi.
Hun woede werd aangewakkerd door het gerucht dat de grootste moskee op Ambon, de Al Fatah, was aangevallen door christenen. Inderdaad heerste er onder het christelijk bevolkingsdeel een groeiende frustratie over de vele aanvallen van moslims op christelijke kerkgebouwen elders in Indonesië. Misschien zonnen sommige christenen ook op wraak voor de dood van minstens vijf christelijke Ambonezen in Jakarta, waar streng-islamitische kampongbewoners in november met geweld in actie kwamen tegen een door Ambonezen geëxploiteerde gokhal.
Na een veldslag van bijna een week is de rust weer enigszins weergekeerd op Ambon. Marktkooplui prijzen hun waren aan te midden van de rokende puinhopen in de stad. De mensen durven de straat weer op, maar spanning en woede zijn nog niet verdwenen. In de dorpjes geldt dat nog sterker - sommige streken zijn nog ronduit gevaarlijk.
De samenleving tussen christenen en moslims is na deze geweldsuitbarsting een stuk moeilijker geworden. Het gevaar bestaat dat de getroffen dorpen veranderen in bolwerken van christenen of moslims. Religieuze en politieke leiders roepen de bevolking op tot vergeving en verdraagzaamheid. Ze houden de bevolking voor dat de Ambonezen, ondanks wat er gebeurd is, de handen ineen moeten slaan om samen verder te bouwen aan de toekomst.
Dat is een nobel streven. En samenwerking aan de top is zeker een voorwaarde voor verzoening. Maar de grootste uitdaging is het tot stand brengen van een verzoening onder de bevolking. Onder de dorpelingen die moeten verder leven in de wetenschap dat de buurman, de kennis om de hoek of de eigenaar van de plaatselijke winkel verantwoordelijk is voor de moord op een dierbaar familielid. Anders dreigt de eeuwenoude band van de pela plaats te maken voor een uitzichtloos oog om oog, tand om tand.
Gerrit de Boer