InterviewStella Bergsma

‘Alsof mensen ook naar me zouden luisteren als ik bescheiden ga zitten doen’

null Beeld Cornelie Tollens
Beeld Cornelie Tollens

Schrijver Stella Bergsma (49) is niet iemand die het liefst langs de zijlijn staat. In haar columns, boeken en bij tv-optredens laat ze graag luid van zich horen. Maar ondertussen: ‘Eigenlijk ben ik nog steeds altijd bang dat iedereen boos op me is.’

Sara Berkeljon

Laatst schreef Stella Bergsma op Twitter over een opmerking, geplaatst door ene Willem, die haar ‘onnoemelijk verdrietig’ had gemaakt. Hij noemde haar ‘de onvermijdelijke Stella Bergsma, die ook weer iets quasirebels mag roepen over oudevrouwenvagina’s’, en dat dat weliswaar ‘een verdienmodel’ was, maar ‘een heel saai verdienmodel’.

Het was met name dat ene woord, zegt Bergsma. Oudevrouwenvagina’s. ‘Ik voelde me echt vernederd. Hij gaf me het gevoel dat ik vuilnis was.’

Ze schreef ook meteen een reactie, die ze via drie verschillende sociale media de wereld in stuurde: ‘Boven de 50 roep je niet meer om je lusten. Ben je oud, houd je je in. Schaam je voor je verlangens. Daarover schrijven is al helemaal uit den boze. Daar worden mannen niet geil van. Gadverdamme, vouw op die uitgekauwde kut. Klap in dat vervallen bouwwerk. Het heeft geen functie meer. Laat het gewoon zwijgen. Dor en stil wachten op de dood. Zoals jijzelf.’

Een ‘quasirebel’, dat is ze ook niet, zegt Bergsma. ‘Ik zie mezelf als kunstenaar, en bovendien méén ik wat ik schrijf en zeg. Als je ouder wordt, mag je niet meer praten of schrijven over je seksualiteit, en als je dat wel doet, ben je een quasirebel, een wijf dat schreeuwt. Als een man hetzelfde zou doen als ik, zou hij een provocatief genie zijn. Waarom kan ik niet gewoon worden gezien als iemand die vindt dat ze mag bestaan? Ik snap dat sommige mensen vinden dat ik mezelf overschreeuw, dat dóé ik misschien ook wel, soms, maar dat is omdat ik wat te zeggen heb. Ik vind dat ik ruimte in mag nemen. Ik heb er zelfs een boekje over geschreven, een manifest. Want het geldt niet alleen voor mij. Iederéén mag ruimte innemen. Zal ik je thee even inschenken? Want zo te zien ga je het zelf niet doen.’

Tien minuten eerder liep Stella Bergsma de trap op, langs de rommel van de onderburen (‘geen idee waarom hier allemaal zaagsel ligt’) naar de huurwoning op de tweede verdieping bij het Amsterdamse Hoofddorpplein, die ze bewoont met haar vriend Steven de Munnik, muzikant en tekstschrijver. Tijdens het interview loopt hij in een huisbroek rond, zoekend naar een plek waar hij in stilte met zijn laptop kan zitten. Bergsma, vanaf de roze bank: ‘Je hebt toch geen last van ons?’

null Beeld Cornelie Tollens
Beeld Cornelie Tollens

Bergsma debuteerde in 2014 als schrijver met een dichtbundel, Cupcakes, twee jaar later verscheen haar geprezen roman Pussy Album, en afgelopen maart haar eveneens geprezen feministische manifest Nouveau Fuck. Ze bedacht het woord ‘sletvrees’ en haalde er de Van Dale mee, al is ze het niet eens met de definitie, sletvrees is volgens Bergsma niet ‘de angst van vrouwen om voor slet te worden uitgemaakt’, zoals in het woordenboek staat, maar ‘de angst voor onbeteugelde vrouwelijke seksualiteit’.

Ze is ook columnist (De Morgen, voorheen de Volkskrant) en haar ambities als televisiepersoonlijkheid reiken ver: ze was een vaste gast (‘vriendin’) in de vrouwentalkshow Ladies Night op Net 5 en nam deze maand een pilot voor een eigen interviewprogramma op. In die pilot interviewt Stella Bergsma zichzelf.

De ruimte die ze nu krijgt, heeft ze opgeëist, zegt ze. Ook door haar grote bek. ‘Ja, natuurlijk. Alsof mensen ook naar me zouden luisteren als ik bescheiden ga zitten doen. Maar nu heb ik dus de hele tijd met het vooroordeel te maken dat een vrouw met een grote bek niets te melden kan hebben. Dat is iets wat ik vaak hoor, over mezelf.’

In welke bewoordingen?

‘Aandachtshoer, denk ik. Dat is er wel eentje die steeds terugkomt. Grote bek, weinig inhoud. Het raakt me omdat het niet klopt. Daarbij vind ik wat de meeste mensen inhoud noemen, namelijk: meningen over politiek, juist vaak insignificant. Er gaan dingen vooruit, er gaan dingen achteruit, er zijn goede en slechte mensen, waarom is dat zo vreselijk veel boeiender dan een individueel mens en wie hij is? Ik houd me liever bezig met vorm, stijl, en met de grote dingen van het leven: de liefde, de dood, de vergankelijkheid. Dát vind ik inhoud. Er wordt vaak op neergekeken als je dingen over je privéleven in het openbaar vertelt. Inez Weski die laatst bij Zomergasten niets over haar persoonlijke leven kwijt wil, is dan ineens een verademing. Ik vind het allebei interessant, wat iemand te melden heeft, maar ook: wat leeft er in je, wie ben je? Mijn roman Pussy Album gaat over het leven, de dood, de liefde, melancholie, destructie, het hele bestaan, eigenlijk. Laat die critici mijn boek lezen, dáár iets van vinden.’

Het boek kreeg heel goede recensies. Schrijvers als A.F.Th. van der Heijden, Hans Dorrestijn en Pieter Waterdrinker prijzen je de hemel in. Criticus Jeroen Vullings van Vrij Nederland noemt je ‘een schrijversschrijver’. Betekent dat ook: onbegrepen door het grote publiek?

‘Ja, grappig is dat. Ik had verwacht dat Pussy Album zou scoren als een commercieel vrouwenboek, omdat het over seks gaat en door een vrouw is geschreven, maar dat was helemaal niet zo. De meute vond het niet goed, de literaire critici wel. Ik dacht: ik schrijf het voor vrouwen. De vrouwelijke hoofdpersoon is een mens, en geen charmant mens. Zo’n soort vrouw als de hoofdpersoon van Pussy Album had ik in een boek nog nooit gezien, en daarom heb ik haar gecreëerd. Het leek mij dat dat bevrijdend zou zijn voor vrouwelijke lezers. Ik vroeg me af: zou een klootzak als zij – een hoofdpersoon in de stijl van Charles Bukowski, maar dan een vrouw – mogen bestaan? Vrouwen vonden het afschuwelijk. Niet alle vrouwen, maar de meeste vrouwen hadden een hekel aan de hoofdpersoon, en dat vonden ze vervelend.’

Terwijl hoofdpersoon Eva van Liere ook heel tragisch is, in al haar eenzaamheid.

‘Ja. Pussy Album was ook een gedachte-experiment over wie ik zou zijn als ik Steven niet zou hebben en wie ik zou zijn als alles aan mij wat duister en destructief is de boventoon zou voeren. In Leaving Las Vegas, een geweldig boek, veel beter dan de film, wil de mannelijke hoofdpersoon zich dooddrinken, maar vindt uiteindelijk een vrouw die voor hem wil zorgen. De vraag die ik mezelf stelde was: zou die man uit Leaving Las Vegas ook een vrouw kunnen zijn? Kan zo’n vrouw bestaan, en zal er dan een man zijn die voor haar wil zorgen? Heeft zij recht op liefde? Toen ik begon met schrijven, wist ik het antwoord niet. Nou, Eva eindigt alleen.’

null Beeld Cornelie Tollens
Beeld Cornelie Tollens

Het legt allemaal wel een bepaalde druk op Steven, of niet?

‘Hahaha! Nee! Want ík zou niet zo zijn. Ik vind het fijn om alles wat donker, lelijk en naar is naar boven te laten komen, als een soort puist die je openknijpt. Als Steven me zou verlaten, zou ik zéker drie dagen gaan zuipen, maar daarna zou ik de gordijnen opentrekken en gaan joggen. Toen ik het idee voor Pussy Album bedacht, ging het overigens wel een tijdje slecht tussen Steven en mij. Ik was vreemdgegaan. Ik wilde een open relatie, en hij zei steeds: ‘Dat gaan we wel doen, later.’ En het jaar erop zei hij dat weer. Hij wilde het gewoon niet. Maar ik had, toen ik hem 23 jaar geleden ontmoette, gezegd: ‘Ik ben voor vrije seks, ik wil een partner die mijn beste vriend is, de liefhebbende hoeder van mijn eenzaamheid, maar ik wil wél af en toe met iemand anders.’ Dus het was geen nieuws. Op een gegeven moment heb ik het gewoon gedaan. Hij was lang kwaad op me. We waren symbiotisch, en hij voelde zich echt verraden. Ik denk dat hij twee jaar boos is geweest. Daarna is hij zelf ook gaan experimenteren. We kutten nu een beetje aan. Maar het makkelijkst is om het niet te doen, dat zorgt voor de minste problemen. Misschien was het schrijven van Pussy Album ook wel een soort bezwering. Ik zoek vaak de dingen op die ik moeilijk vind, om ze zo onschadelijk te maken.’

Was het schrijven over Eva prettig?

‘Ja. Maar ook pijnlijk. Bijna een soort masochisme. Hetzelfde gevoel had ik bij het schrijven van het stuk in mijn manifest Nouveau Fuck dat ik de anti-selfie noem, waarin ik al mijn lelijke eigenschappen opsom. Dat ik lui ben, altijd met mijn uiterlijk bezig, soms veel te veel drink, dat ik mezelf geweldig vind maar tegelijkertijd bang ben dat niemand van me houdt. Ik schreef dat met het idee: zonder masker ben je machtig. Niemand kan je iets maken als je radicaal eerlijk bent. Dit ben ik helemaal, in al mijn kwetsbaarheid, en ik wil daar graag om gewaardeerd worden. Of in elk geval: geaccepteerd. Dat zal met vroeger te maken hebben, met mijn vader, blablabla. Ga je vast nog naar vragen. Maar het is geen egotripperij, ik probeer met zo’n anti-selfie niet alleen iets over mezelf te zeggen. Ik hoop door mijn openhartigheid ook meer ruimte voor andere vrouwen te scheppen.’

Je stond deze zomer in je bikini in Linda, in het kader van ‘body positivity’. In hetzelfde nummer schreef je ook een stuk waarin je zegt: ‘Ook al laat ik me juist voor de goede zaak op de gevoelige plaat zetten, de nadruk ligt toch weer op het uiterlijk. Het lichaam als ornament.’

‘Ja, het is natuurlijk wéér dat eeuwige getrut van vrouwen met hun uiterlijk, daar gaat het al zo vaak over. Ik ging op de foto omdat beeld nu eenmaal belangrijk is, en om Linda de Mol te steunen. Ik vond het dapper van Linda. Ik weet dat je dat niet zou moeten vinden, het zou normáál moeten zijn, maar dat is het blijkbaar niet, want Linda is 55 en ze krijgt gezeik. Ik heb mijn eigen bikinifoto op Twitter gezet, en (televisieregisseur, red.) Bert van der Veer reageerde met een halfnaakte foto van zichzelf. Hij kreeg óók gezeik. Hij is wat ouder en heeft een beetje een buikje...’

En zijn broek stond heel ver open...

‘Ja, je zag ook zijn schaamhaar, en iedereen op Twitter ging los! Wát werd er nou precies geshamed bij Bert, daar heb ik over zitten nadenken, en ik denk dat het het feit was dat hij het deed, er trots op was. Hij moest niet denken dat hij dat zomaar kon maken! Een vrouw die tegen de schoonheidsnorm in gaat, is tegenwoordig dapper, maar een man moet nog steeds met de grond gelijk worden gemaakt. Interessant, toch?’

null Beeld Cornelie Tollens
Beeld Cornelie Tollens

In de interviewtjes bij die bikinifoto’s in Linda gaat het alleen maar over welke maat die vrouwen hebben, hun gewicht, hun vetrollen. Gezeur van vrouwen over hun uiterlijk, toch?

‘Ja, dat ben ik wel met je eens. Weet je, ik vind het leuk om in die wereld, de wereld van de Linda, de glamourwereld, de mainstream, wat feminisme te brengen. Om daar langzaam in door te sijpelen. Ik beweeg me liever niet aan de randen, want daar speelt het echte debat zich niet af. Veronica Inside met Natacha Harlequin was ook veel interessanter dan M over Black Lives Matter. Als je als activist aan de extreemkritische zijlijn gaat staan, trek je je terug uit de mainstream, terwijl dáár de dingen moeten veranderen. Daar heb ik vaak discussies over met mijn feministische vriendinnen. Die keken ook niet naar Ladies Night, want die vonden het een stom wijvenprogramma. Ik denk dat ik er mensen mee kan helpen, al is het om te laten zien dat een beetje een rare vrouw zoals ik ook op televisie kan zijn.’

Waarom noem je jezelf raar?

‘Ik vind dat niet, de buitenwereld vindt dat. Toen ik voor het eerst bij Ladies Night zat, vroegen mensen of ik dronken was. Ik zit met mijn benen wijd, ik beweeg veel. Bart Chabot beweegt ook veel, maar hem wordt zijn raarheid veel minder kwalijk genomen, hij is gewoon een excentrieke man. Maar ik heb ‘maniertjes’, of ik ben dronken, of ik probeer aandacht te trekken.’

Heb je altijd veel ruimte ingenomen?

‘Ja. Ook letterlijk. De inhoud van mijn tas ligt vaak om me heen. Tegen wil en dank, ik kan niet anders. Ik ben een vreselijke chaoot. Altijd mijn sleutels kwijt, ik laat vaak het gas aanstaan. Ik doe echt mijn best, en vaak gaat het goed, maar het kost me meer moeite dan een ander mens. Steven zegt dat ik een chaosveld om me heen heb. Ik vind praktische dingen ook oninteressant. Boodschappen, who cares? Ik ben in mijn hoofd bezig met belangrijkere dingen, ik wil dat iemand anders die onzin voor me opknapt. Ik zou dolgraag een personal assistant hebben.’

Je hebt je geld verdiend als dramadocent, postbode, telefonist. Had je toen ook last van het chaosveld?

‘Dramadocent en regisseur, daar was ik goed in. Daarna was ik telefonist bij de dokterscentrale, wat in het begin wel ging, maar toen verloor ik mijn interesse en werd ik vreselijk slordig. Ik kreeg ongeveer tien klachtenbrieven per dag. Uiteindelijk ben ik ontslagen. Ik heb in winkels gewerkt, en daar was ik goed in het klantcontact, maar een drama met de kassa en het afhandelen van de spulletjes. Ik werkte in een Chinees restaurant, een ramp. Daar waren ze streng: de tafels moesten precies uitlijnen, en de glazen erop ook. Tijdens het schrijven van Pussy Album was ik postbode, net als de hoofdpersoon. Ik deed vier uur over een ronde waar een uur voor stond. Ik raakte post kwijt. Liet het in de fietstas zitten terwijl ik zelf in de kroeg ging hangen. Ik heb ook weleens dronken de post rondgebracht, omdat ik een kater had waar ik mezelf doorheen moest drinken.’

Kun jij schrijven onder invloed?

‘Ja, zo zijn de beste zinnen in Pussy Album ontstaan. Maar nooit meer dan een zin of vijf. Excessief drinken is ook om te vernietigen, en wat er vooral weg moet, kapot moet, is je kritisch vermogen. Dat moet dood, oprotten. Met drank kon ik vrijer schrijven. Op mijn zelfkritisch vermogen ben ik vaak kwaad. Hou toch eens je bek! Drank helpt dan natuurlijk.’

null Beeld Cornelie Tollens
Beeld Cornelie Tollens

In Nouveau Fuck schrijf je: ‘Razernij, en de sluimerende angst om niet te deugen, was de nalatenschap van mijn vader.’

‘Hij was altijd boos op me. Boos als ik niet op tijd kwam voor het eten. Om kleine dingen. Ik was het excuus voor zijn woede. En ik gaf hem aanleidingen om te ontploffen. Dat heeft mijn psychiater me uitgelegd, dat ik dat min of meer expres deed, zodat zijn boosheid dan tenminste terecht was. Ik zag de donderwolk boven zijn hoofd en dacht: laat ik hem maar een aanleiding geven, dan hebben we het gehad. Dat andere is veel enger, dat broeien. Ik dééd ook wel dingen fout. Ik was slordig. Luisterde niet. Deed de schuurdeur niet dicht. Raakte mijn spullen kwijt. Als kind was ik ook bang dat mijn ouders me in de steek zouden laten, denk ik, ze waren nogal met zichzelf bezig. En ik was ook gewoon bang voor mijn vader. Ik had het gevoel dat er niet van me gehouden werd om wie ik echt was, niet onvoorwaardelijk, behalve door mijn oma. Mijn moeder was aan het studeren, en mijn vader kon gewoon geen goede vader zijn. Ik had niets om me aan vast te houden, ik was bang te verdwijnen in de wereld, in de grootsheid van alles. Dat maakt angstig.’

Waarom was je vader niet geschikt voor het vaderschap?

‘Omdat hij zelf niet zo veel te geven had. Van een kale kip kun je niet plukken, zei mijn psychiater. Als je zelf weinig hebt gehad van je eigen ouders, heb je ook niet veel te geven. Toen hij ging trouwen met mijn moeder, omdat ik geboren moest worden, stond hij te huilen in een hoekje. Zo erg vond hij het! Mijn vader was creatief, eigenlijk een mislukt kunstenaar, zijn geld verdiende hij als decorateur bij de NOS – wat niet altijd op rolletjes ging, want hij was op dezelfde manier gehandicapt als ik. Hij nam me niet bij de hand om me dingen te leren over het leven. Vlak voor hij doodging heeft hij me een keer uitgelegd hoe ik een stekker in elkaar moest zetten. Rustig, geduldig. Het was een van de vaderlijkste dingen die hij ooit heeft gedaan. Dát is houvast. Het gevoel dat je vader het weet en het je uit kan leggen. Ik was toen al 27, maar dat heeft een enorme indruk op me gemaakt.’

Hij sloeg je ook.

‘Ja. Een periode gebeurde dat vaak, op een gegeven moment hield het ook weer op. Het was een soort dansje, een ritueel. Ik zag die donderwolk, deed iets fout, hij kreeg een woedeaanval, hij sloeg me. En soms gooide hij mijn spullen stuk. Agressie-explosies. Daarna ging ik urenlang liggen huilen, net zo lang tot iemand me kwam troosten. En dat duurde heel lang, want ik was stout. Als ik er nu aan denk, maakt het me nog steeds verdrietig.’

Ik sprak je moeder, zij zei: ‘Ik dacht dat Stella gewoon vervelend was, maar later bleek ze adhd te hebben. Toen pas snapte ik dat ze er niets aan kon doen.’

‘Ja. Ik heb die diagnose pas als volwassene gekregen. Als adhd überhaupt bestaat, hè? Het is ook maar bedacht, door iemand met zo’n vragenlijstje. Ik vind het ook flauw: ‘O, ze heeft adhd, nu snap ik het!’ Je kunt toch gewoon van iemand houden zoals-ie is? Waarom zou een diagnose daarbij moeten helpen?’

Verheft stem: ‘Je kunt toch – ik word opeens kwaad, merk ik – ophouden met dat niet te snappen! Je kunt ook denken: ze is zo, who the fuck cares! Als ik zeg dat ik het niet kán, waarom neem je dat dan niet gewoon aan? Denk je dat ik expres zo chaotisch ben, om te pesten? Of deed ik het om de aandacht op me te vestigen? En stel dat je dát denkt, dan zou je die aandacht, in positieve vorm, misschien ook kunnen geven.’

Vond je dat je moeder zich te veel afzijdig hield in de conflicten met je vader?

‘Ze hield zich niet afzijdig, vind ik. Zij zei: ‘Waar er twee vechten, hebben er twee schuld.’ Ze gaf mij actief de schuld. ‘Maar Stella, dan moet je ook niet elke keer...’ Tja. We doen allemaal wat we kunnen, zij ook, en mijn vader ook.’

null Beeld Cornelie Tollens
Beeld Cornelie Tollens

Heb je ooit gemerkt dat je vader zich schaamde voor die explosies?

‘Nee! We hebben er wel met zijn drieën voor bij de psychiater gezeten. Daar zat hij dan braaf te knikken, toe te geven dat hij soms wel een gemene meneer was geweest. Maar het was nooit zo dat een bezoekje aan de psychiater hem tot een stralend inzicht leek te brengen. Hij kon niet omgaan met zijn eigen onvermogen. We hebben het er vaak over gehad, ik ook met mijn moeder, en tóch is altijd bij me blijven hangen dat het gedeeltelijk mijn schuld was. Dat mijn moeder dat óók vindt. Ze hebben nooit gezegd: het was bullshit, om haar op die manier aan te pakken, het deugde niet. Ik was een kind en kon mijn gedrag niet helpen. Eigenlijk ben ik nog steeds altijd bang dat iedereen boos op me is.’

Toen je op je 19de op kamers ging, ging het mis.

‘Als je je razernij er niet stampend uit kunt gooien, dan onderdruk je het, en ontstaat er een gevoelsvacuüm, een leegte. En leegte, dat is eng. Op mijn 11de kreeg ik voor het eerst een gevoel van depersonalisatie, alsof ik mezelf van een afstandje zag. Ik beschreef het in mijn dagboek als ‘het rare gevoel’, en ik was daar bang voor. Later kon ik ’s nachts niet slapen omdat ik te geconcentreerd was op mijn eigen lichaam, mijn hoofd en hart voelde bonken. Toen ik op kamers ging, kreeg ik voor het eerst een paniekaanval, in de bus, op de weg terug van een college filosofie. Dat ontwikkelde zich tot straatvrees, ik durfde helemaal niets meer. Ik ben weer thuis gaan wonen.’

Je ouders brachten je na die angstaanvallen twee keer per week naar een psychiater.

‘Ik ben daar in analyse gegaan. Die psychiater was toen al met pensioen en woonde ver weg, dus dat brengen was elke keer een hele toestand. Hij was nogal onorthodox, niet alles ging volgens de regels. Hij liet zich zwart betalen, bijvoorbeeld. Maar hij hielp me.’

Hij heeft je leven gered, schrijf je.

‘Hij heeft het concentratiekamp overleefd, is mensen gaan helpen en daar nooit mee opgehouden. Hij heeft mij geleerd wat liefde is. Wat onvoorwaardelijke liefde is. Door van me te houden. Weliswaar voor geld, maar toch.’

Hield hij van al zijn patiënten?

‘Dat weet ik niet. Ik zat ook bij hem op schoot, enzo. Hij troostte me. En ik was een twintiger, dus dat was absoluut onorthodox. Hij zat aan me, bij wijze van spreken, hij deed een vader-kindding met een volwassen vrouw. Dat vinden niet alle mensen normaal, maar ik vond het prettig.’

Het was nooit seksueel?

‘Eén keer heeft hij me op mijn oorlel gezoend. Dat vond ik te intiem. En toen heb ik gezegd dat ik dat heel onprettig vond. Als het al seksueel was, kon ik dus mijn grenzen aangeven. Al was het daarna wel een issue, we hebben het er sessies lang over gehad.’

Was dit dan geen grensoverschrijdend gedrag dat de #MeToo-beweging wil aankaarten, volgens jou?

‘In zekere zin was het dat, omdat hij als psychiater mijn grens overschreed. Maar #MeToo gaat juist ook over de grijze gebieden, het uitspreken kan ook de opening zijn tot een gesprek, het hoeft niet meteen tot cancelen te leiden. Hij bezwoer me dat hij het zo niet had bedoeld, en ik geloofde hem. Ik was destijds ook als de dood voor mannen, hè. Hij leerde me juist dat dat ook mensen zijn.’

null Beeld Cornelie Tollens
Beeld Cornelie Tollens

Hoe kom je met je psychiater op het punt dat je bij hem op schoot gaat zitten? Wat gaat daaraan vooraf?

‘Een vertrouwensband, natuurlijk. Later zijn we vrienden geworden, heeft hij me dingen over zichzelf verteld, maar toen ik net bij hem kwam, was ik emotioneel een klein kind. Langzaam won hij mijn vertrouwen. Ik mocht hem wantrouwen, kwaad op hem zijn, ik heb dingen naar hem gegooid. Hij liet me razen, die man die zelf zo veel had meegemaakt. Dat ontroert me nog steeds. Ik mocht eindelijk mezelf zijn! Daarom zeg ik steeds dat dat is wat ik wil dat álle mensen zijn: zichzelf. Als je jezelf bent, en iemand laat je niet in de steek, dát is liefde. Ik heb hem op alle manieren uitgeprobeerd, en hij liet het toe. Pas daarna was ik in staat een relatie te hebben, een echte band met iemand op te bouwen.’

Waarom gooide je dingen naar hem?

‘Omdat ik jaloers was toen hij twee kinderen kreeg, een tweeling, met zijn nieuwe vrouw. Die kinderen pakten mijn aandacht af, vond ik. Ze huilden terwijl ik bij hem thuis was, en hij moest ernaartoe. Daarna heb ik iets gegooid. Hij liet het me allemaal doen. Ik moest het hele hechtingsproces met hem doorlopen. Er zijn perioden geweest dat ik hem elke dag belde. Ik ben ook met hem op vakantie geweest, omdat ik hem niet kon missen. Hij ging met zijn nieuwe vriendin naar Zwitserland, en ik ging er met mijn vader achteraan. Wij zaten dan in de buurt, zodat ik hem af en toe kon zien.’

Hij vond dat jij ook kinderen moest krijgen. Waarom?

‘Ja, dat liet hij me beloven. Zelf denk ik dat ik een heel slechte moeder zou zijn. Ik ben ooit wel zwanger geweest, maar ik wilde het niet. Ik wil graag iets doorgeven, mijn boodschap, maar ik doe dat liever op een andere manier.’

Je roept vrouwen in je manifest op om vaker een klootzak te zijn. Kwaad te zijn.

‘Omdat vrouwen, naast een heleboel dingen die mannen ook moeten, ook nog eens altijd charmant moeten zijn. Vrouwen gaan vaak verkrampt door het leven. Verkrampt lief. Daarom zeg ik: durf maar kwaad te zijn en een grote bek te hebben, als je die behoefte voelt. Durf een klootzak te zijn, onderdruk die gevoelens niet. Het klinkt stoer, maar uiteindelijk is mijn boodschap heel lief. Als je jezelf de ruimte geeft om te bestaan, is het ook makkelijker oprecht aardig en vriendelijk te zijn voor anderen. Dan is het geen rol, maar gemeende tederheid – wat toch wel het hoogste goed is, denk ik.’

CV Stella Bergsma

23 augustus 1970 Geboren in Amsterdam, opgegroeid in Naarden

1982-86 Vwo, Goois Lyceum in Bussum

1991-1997 Studies filosofie, gezondheidswetenschappen, Academie voor expressie door woord en gebaar, film- en televisiewetenschappen, psychologie (niets afgemaakt, wel propedeuses filosofie en psychologie)

2003- 2010 Werkzaam als dramadocent en regisseur bij de Gooise Theaterschool

2003-2007 Singer-songwriter band Iuno.

2007-heden Frontvrouw Einsteinbarbie

2013-heden Schrijft columns en artikelen in o.m. de Volkskrant, Linda, HP/De Tijd, Vrij Nederland, De Morgen

2014 Dichtbundel Cupcakes

2015 Vertaalt gedichten van Charles Bukowski in De laatste nacht van de aarde

2016 Debuutroman Pussy Album (Nijgh & Van Ditmar)

2019-2020 Vaste gast bij Ladies Night (Net 5)

2020 Manifest Nouveau Fuck (Nijgh & Van Ditmar)

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden