Zinvol levenPedagoog Brigitte van de Koevering
‘Als je maar genoeg van die kinderen houdt, komt het altijd goed, dacht ik’
Haar dochter Andrea stapte zes jaar geleden uit het leven. ‘Ik voelde me enorm mislukt na haar overlijden’, zegt Brigitte van de Koevering. ‘Het gemis is enorm, het verdriet wordt hanteerbaarder.’
Als tienermeisje in de jaren tachtig piekert ze over wereldproblemen – het Midden-Oostenconflict, de honger in de wereld, het lot van zeehondjes, het liefst zou ze alles zelf oplossen: ‘Ik ben altijd een naïeve wereldverbeteraar geweest.’ In dat licht is het niet vreemd dat Brigitte van de Koevering uit Helmond als twintiger als verpleegkundige in Afrika terechtkomt. Passend is ook dat ze eind jaren negentig met haar man Udo twee kinderen uit Colombia adopteert: ‘Als je maar genoeg van die kinderen houdt, komt het altijd goed, dacht ik.’
Dat blijkt niet zo te zijn. Haar dochter Andrea stapt als 17-jarige uit het leven. Dat doet ze een half jaar na haar havo-eindexamen, wanneer ze aan een opleiding is begonnen en haar verliefdheid op een studiegenoot wordt beantwoord. ‘Dat laatste weet ik sinds kort. Dan denk ik: ‘Hoe is het mogelijk, Andrea?’ Alles had ze kunnen hebben, toch was het niet genoeg’.
Brigitte stopt direct met haar baan waarvoor ze ouders met opvoedproblemen spreekt: ‘Dat was voor mij volkomen duidelijk. Als ik in zo’n gesprek met ouders zou denken: ‘Mijn verdriet is groter dan dat van jou’, zou ik geen goede hulpverlener zijn.’ Ook stelt ze na Andrea’s dood haar man voor: geen alcohol, op tijd naar bed, gezond eten en veel buitenlucht. Een wijs besluit, meent ze, ‘want als we waren gaan drinken, waren we niet meer gestopt. Dan waren we onze zoon Fabio ook kwijt geweest. Die wilde uit alle macht weg van het verdriet.’
De eerste negen maanden sluit ze zich af en schrijft alleen maar. Dat leidt uiteindelijk tot de knap geschreven vertelling Het jaar van de vlinder - het levensverhaal van Andrea, beschreven vanuit het perspectief van het meisje zelf. De vlinder is een zwarte dagpauwoog, die tijdens de uitvaartdienst boven het veldboeket op de kist fladdert. ‘Daar is ze’, zei ik tegen Udo. Mogelijk houd ik mezelf daarmee voor de gek. Maar hoe erg is dat? Ik geloof dat er een parallelle wereld bestaat, waaruit zij die ons ontvallen zijn via energie met ons communiceren. Hoe wreed zou het zijn die pogingen achteloos te negeren? Stel je voor dat de dood niet het einde betekent, maar het begin van iets anders?’
Wat is voor u een zinvol leven?
‘Mijn prioriteit is dat het leven voor mijn man en voor Fabio de moeite waard moet zijn, dat betekent dat we een warm thuis moeten zijn. Als dat het voor hen is, wordt mijn leven ook zinvol. Ik voel me mens in verbinding met de ander. Daardoor word je pas mens.’
Cijfert u uzelf zo niet te veel weg?
‘Nee, dat vind ik niet. Een goede vriendin zei na het overlijden van Andrea: nu moet je heel goed voor jezelf zorgen. Dat was een goed advies, maar aanvankelijk kon ik het niet opvolgen. In het eerste jaar heb ik hier alleen maar in een flodderbroek en een grijze trui rondgelopen, totdat Fabio tegen me zei: ‘Mam, je lijkt wel een soort reuzehamster.’ Toen ben ik ook weer eens een leuke jurk gaan aantrekken. Uiteindelijk heb ik dat advies dus wel opgevolgd. Ik besef dat je er pas echt voor een ander kunt zijn, als je goed voor jezelf zorgt. Fabio moet zich als student in Amsterdam geen zorgen hoeven maken over wegkwijnende ouders in Helmond. Het grootste plezier dat ik hem kan doen, is te laten zien: ik ben er weer.’
Is uw leven verdeeld in de periode voor en na haar dood?
‘Zo spreken we er wel over: ‘Was dat voor of na Andrea?’ Alles wordt bepaald door de dag van haar dood. Met het boek heb ik geprobeerd zin aan haar leven te geven – het is een manier om haar onsterfelijk te maken, te laten zien hoe bijzonder ze was. We hebben ongelofelijk veel liefde van vrienden en familie ervaren, maar er waren ook mensen die haar verwijten maakten. Dat vond ik niet te harden – op enkele maanden na is ze altijd ontzettend lief geweest.
‘Ik voelde me enorm mislukt na haar overlijden, zowel als moeder als in mijn rol van pedagoog. Ik dacht: ‘Je had één ding goed moeten doen in je leven, dat was je moederschap. Alles mocht mislukken, maar dit niet.’ Ik had last van schuldgevoel. Voor mijn werk kwam ik in de meest heftige gezinnen en dan zei ik altijd tegen ouders: ‘Volg je intuïtie, jij kent je kind het beste.’ Maar dat is me zelf niet gelukt.’
Waarom denkt u dat?
‘In mijn lijf, intuïtief, schreeuwde alles: het gaat niet goed. In de laatste anderhalf jaar van haar leven had ik enorme last van mijn huid – mijn gezicht zat zo erg onder de uitslag dat ik de assistenten bij dermatologie zag schrikken. Maar de buitenwereld suste: het is maar pubergedrag. Aan het einde van 4 havo zei een therapeut: ‘Ik zie een meisje dat worstelt, maar ze heeft zo’n sterk vangnet, die redt het wel.’ In haar laatste jaar liep ik bij wijze van spreken de hele dag met een theepot om haar heen met de vraag: kan ik iets voor je doen? Haar reactie was: ‘Sodemieter op, laat me met rust, ik wil het zelf doen.’
‘Ik had het idee dat ze los wilde – niet zoals een puber, maar echt los. Mensen op mijn werk zeiden: het hoort bij haar leeftijd. Een collega beweerde zelfs: ‘Jij ontleent er je identiteit aan’, alsof ik het probleem cultiveerde. Dan twijfelde ik daarover. Enkele weken voor haar dood zijn we bij een huisarts geweest. Ik had haar somberte gezien en vreesde voor een depressie, maar ook hij stelde me gerust. Ik had toen moeten zeggen: ik wil per se dat ze door een crisisdienst of een psychiater wordt gezien.’
Worstelt u nog steeds met schuldgevoel?
‘Gelukkig niet altijd. Al blijf ik me afvragen of we haar wel hadden moeten adopteren. Het was eind jaren negentig verschrikkelijk in Colombia, maar het gaat nu beter. Misschien was adoptie in eigen land toch beter geweest, was ze in haar eigen omgeving veerkrachtiger geworden.
‘Door te schrijven probeer ik met dit soort gevoelens af te rekenen. De voornaamste troost die ik heb gevonden, is de gedachte of misschien wel de fantasie dat er op een andere plek over haar dood is besloten: dit zat voor haar in het vat, 17 jaar en 9 maanden, meer niet. We konden het niet voorkomen, er is over haar besloten in een parallel universum. Die vlinder boven haar kist is voor mij een teken dat het zo is. Op mijn goede dagen denk ik: dat was haar manier om te laten zien dat ze nog ergens is en tegen ons te zeggen: ‘Ik blijf met jullie in verbinding, houd moed, houd vol.’ Op slechte dagen denk ik dat het toeval was. Udo, tot haar dood een echte atheïst, gelooft ook dat zij die vlinder was. Hij zegt: ‘Dat is het enige antwoord dat je ooit zult krijgen. Dus houd op met dat krabben aan die korst.’ Zonder die verbeelding zou ik het niet te doen vinden. Het idee dat ze nog ergens is, maakt het dragelijk.’
Leestip: Honderd jaar eenzaamheid, Gabriel Garcia Márquez.
‘Wat mij zo aanspreekt is de magie die onderdeel uitmaakt van het dagelijks leven. Ik kan soms verlangen naar het mezelf overgeven aan mijn verbeelding. Márquez zegt dat hij realistisch schrijft, omdat de werkelijkheid zijn fantasie niet kan overtreffen. Het is een van de mooiste boeken die ik ooit las, lang voordat we ouders van Colombiaanse kinderen werden. In de maanden voor haar dood lag dit boek op Andrea’s nachtkastje.’
Voert u een strijd tegen de zinloosheid van haar dood?
‘Haar bestaan was dat in ieder geval niet – ik had geen dag met haar willen missen, geen andere dochter gewild. Wat mij ook troost, is het loslaten van de tijd. Ook al word ik 100, mijn bestaan blijft een stipje op de tijdsbalk van de eeuwigheid. In dat licht is haar stipje van 17 jaar maar een beetje kleiner. Dat perspectief helpt me. 17 jaar is ze heel belangrijk voor ons geweest ‘. Met tranen in haar ogen: ‘Tot het moment waarop ik mijn laatste adem uitblaas, zal ik aan haar denken.
‘Haar dood heeft ons leven ook verrijkt, want we proberen sindsdien nog meer betekenis te geven aan de dingen die we doen. Udo en ik waren altijd al heel goed samen, maar nu zijn we nog alerter op de ander – we gaan heel zorgvuldig en betrokken met elkaar om. Onze liefde is na Andrea alleen maar groter geworden en heeft zich verdiept, door haar dood.
‘Toen we Fabio adopteerden, schreven we op het kaartje een regel van Gabriel Garcia Márquez (de Colombiaanse schrijver, red.): ‘Ik geloof dat iedereen het volhoudt zolang er liefde is.’ Dat vonden we toen mooi, maar nu voelen we pas de waarheid ervan - we ervaren die. Dat liefde zó belangrijk is om het vol te houden, voel ik nu pas echt. In die zin heeft haar dood ook zin gehad.
‘Dit verdriet is zo allesomvattend, er moet wel een soort betekenis uit voortkomen, anders is het zo zinloos. Misschien is dat het wel, maar dan wil ik mezelf toch liever voor de gek houden door er zin aan toe te kennen. Dat heb ik met het boek over haar gedaan, maar probeer ik ook in mijn werk. Ik geef les aan studenten die in de kinderopvang gaan werken, jonge vrouwen in de leeftijd van Andrea. Hun vertel ik wat me is overkomen. Zo laat ik ze zien wat het leven in petto kan hebben, maar wil ik ze vooral tonen: ik sta hier en heb zin in de dag, ik vind het fijn dit werk te doen. Ik hoop dat ik zo een toonbeeld van veerkracht voor ze kan zijn.’
Valt het leven u zwaar?
‘Ik vind het af en toe wel een gevecht. De periode tussen haar sterfdatum, eind oktober, en haar verjaardag, in januari, kost me veel moeite - ik heb eigenlijk twee seizoenen, in plaats van vier. Ik ben nu zes jaar verder, maar het is nog steeds actueel. Het gemis is onvoorstelbaar en gaat nooit meer weg. Maar het verdriet wordt wel hanteerbaarder.
‘Ik heb het gevoel dat het ook met zo’n groot verdriet mogelijk is een waardevol leven te leiden. Sterker nog, het gaat juist goed samen. Het kost veel energie en af en toe heb ik het idee dat ik me er kapot voor werk, maar het kan wel. Dat constante gevecht met je demonen is vermoeiend. Maar ik win het wel’.
Zie hier het overzicht van alle tot nu toe verschenen afleveringen van deze interviewserie.