Allochtoon houdt het in rijksdienst niet lang uit
Voornaamste vertrekreden is ontevredenheid, blijkt uit onderzoek universiteit...
AMSTERDAM Allochtonen die een baan bij de rijksoverheid hebben gevonden, zijn vaak alweer in korte tijd vrijwillig vertrokken. Dat concludeert organisatiepsycholoog Joep Hofhuis (27) in een onderzoek voor het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Het kabinet wil het aantal allochtonen bij de Rijksoverheid vergroten; in 2011 moeten er twee keer zoveel allochtonen bij het Rijk werken als nu.
De meest recente cijfers laten zien dat het aandeel allochtonen per ministerie gemiddeld op 9,5 procent blijft steken. Van de achthonderd topambtenaren is slechts een half procent allochtoon. De meeste allochtone ambtenaren hebben functies die laag zijn ingeschaald.
De aandacht voor culturele diversiteit op de ambtelijke werkvloer heeft de laatste jaren geleid tot een relatief hoge instroom van allochtonen: gemiddeld 13,5 procent van 2003 tot 2006. De uitstroom is echter vergelijkbaar en soms zelfs groter. Dit betekent dat het percentage allochtonen bij de rijksoverheid nauwelijks toeneemt.
Hofhuis interviewde 38 allochtone ex-ambtenaren en liet zowel zittende als vertrekkende allochtone (273) en autochtone (1.356) werknemers vragenlijsten invullen. Daaruit blijkt dat allochtonen vertrekken omdat zij moeite hebben de doorgroeimogelijkheden bij de rijksoverheid te benutten.
‘Maar de voornaamste vertrekreden van een allochtone ambtenaar is ontevredenheid. In 71 procent van de gevallen zitten ze vast in hun huidige functie’, aldus Hofhuis. Bij autochtonen is dat veel minder, 58 procent. ‘Autochtonen vertrekken meestal omdat ze elders betere kansen zien.’
De ontevredenheid van allochtonen heeft vooral te maken met de sociale omgeving. ‘De omgang met collega’s en leidinggevenden leidt nogal eens tot miscommunicatie of conflicten als gevolg van cultuurverschillen’, zegt Hofhuis. ‘Hierdoor voelt de allochtone ambtenaar zich minder gesteund en mist hij wederzijds begrip.’
Dat gevoel valt volgens Hofhuis te verklaren door het organisatieklimaat bij de overheid. De onderzoeker pleit voor meer ‘openheid voor diversiteit’.
Hofhuis: ‘Mensen moeten zichzelf kunnen zijn in hun werk en hun cultuur kunnen uitdragen – ook al is die cultuur misschien afwijkend.’