StervelingJan Mulock Houwer

‘Alles in je leven heeft te maken met het einde ervan’

Zijn bijna dertig jaar durende Shell-carrière vat geoloog Jan Mulock Houwer (88) samen als ‘niets bijzonders’. Pas toen zijn eerste vrouw Nicole hem aanspoorde zijn ‘spirituele bladzijde’ te openen, ging hij leven. Na haar sterven pakte hij zijn zoektocht echt op.

Fokke Obbema
 Jan Mulock Houw Beeld Stephan Vanfleteren
Jan Mulock HouwBeeld Stephan Vanfleteren

‘Mijn ouders hebben een keihard leven gehad, zonder hun eigen ouders, ze zijn opgegroeid in een jeugdinrichting en hebben elkaar daar leren kennen. In mijn jeugd werkten ze allebei in de kinderbescherming. Daardoor waren ze in mijn ogen bijna altijd weg. Wij, als kinderen, kregen te horen dat we geprivilegieerd waren. Zij waren dat niet geweest en de kinderen voor wie ze opkwamen ook niet, maar wij wel, werd ons ingepeperd. Eenzaam? Ja, dat voelde ik me wel. Maar ik heb geweldige ouders gehad. Ik heb het grootste respect als je ziet waar ze vandaan kwamen.’

Jan Mulock Houwer, op 88-jarige leeftijd in ‘het vierde kwart’ van zijn leven, denkt vaak aan zijn vader Daan. Die belandde in de Tweede Wereldoorlog door zijn verzetswerk in concentratiekampen, waaronder Dachau. Hij overleefde en werd na de oorlog secretaris-generaal van de Internationale Unie van Kinderbescherming in Genève. Zijn zoon omschrijft hem als ‘een reus tegen wie ik opkeek. Een echte leider, dat ben ik zeker niet. Maar ook een enigmatische man die vele avonturen beleefde.’

Dat avontuur wil de jonge Mulock Houwer ook, na een studie geologie met lidmaatschap van het Utrechtse studentencorps. ‘Mijn vader had geen moeite met mijn keuze voor het corps, ook al was hij socialist en humanist. Vermoedelijk omdat hij had gemerkt dat hij met zijn achtergrond in het verzuilde Nederland tegen grenzen aanliep. Daarom vond hij die keuze wel goed, ook al sprak hij dat nooit uit.’

Met zijn zucht naar avontuur komt Mulock Houwer aan zijn trekken bij Shell, waarvoor hij in Brunei, Indonesië, Gabon, Libië en Turkije werkt. Met smaak verhaalt hij over grote modderpoelen waar hij een weg doorheen moet aanleggen, voordat er naar olie kan worden geboord. Tegelijkertijd noemt hij zijn Shell-carrière van bijna dertig jaar ‘niets bijzonders, ik kwam niet hoger dan hoofd exploratie in Gabon’. Belangrijker vindt hij de andere dimensie die hij heeft aangeboord, zijn spirituele kant: ‘Ik ben niet godsdienstig, wel religieus.’ Die dimensie heeft hem geholpen bij de verwerking van het verlies van twee echtgenotes: de Zwitserse Nicole, de moeder van hun twee zonen, die na veertig jaar huwelijk in 2006 overleed en de Amerikaanse Carol, overleden in 2016. Sindsdien onderhoudt hij een geestelijke relatie met Simone Weil – ‘mijn derde vrouw’, zegt hij gekscherend. Die Franse filosofe (1909-1943) noemt hij ‘visionair’. Hij heeft zich als ‘missie’ gesteld haar gedachtengoed te verspreiden door haar boeken te vertalen: ‘Dat project geeft zin aan mijn bestaan.’

Wat was in uw jeugd vormend?

‘Na de oorlog ben ik gevormd door mijn padvinderstijd, waar ik met kinderen van allerlei komaf te maken kreeg. Van huis uit was me een besef van gelijkwaardigheid bijgebracht. Mijn vader zei altijd: ‘Je moet zowel met de koningin als met jan met de pet kunnen praten.’ Dat is voor mij leidend gebleven: je moet een mens niet in een hokje plaatsen vanwege zijn afkomst, maar hem bovenal als mens zien.

‘Mijn vader had door zijn werk een uitgesproken hekel aan katholieken in de kinderbescherming gekregen. Toen ik 13 was, zei hij: ‘Ik zie jou nog wel eens katholiek worden.’ Dat was niet onaardig bedoeld, hij zag mijn contemplatieve kant. Als klein jochie sprak ik met de maan en zei ik ‘zulke wijze dingen’, volgens mijn moeder. Ze hield een boekje bij en schreef: ‘Hij zingt beter en met meer plezier dan alle anderen.’ Dat is er later uitgekomen. Hun opvoeding was ‘van je af opvoeden’, dus geen knuffels en je moest het zelf redden, zorgen dat je sterk en gezond was. Het valt totaal niet met nu te vergelijken.’

Hoe kijkt u terug op Shell?

‘Destijds dacht ik: energie hebben we altijd nodig. Shell had een goede bedrijfscultuur wereldwijd, sociaal afgestemd op Nederland. Ter plekke moest je er een mouw aanpassen. Nu zou ik niet meer voor Shell kiezen, maar ik was kind van mijn tijd, mijn ethische bewustzijn was volkomen anders. We stelden ons geen morele vragen, onderschreven het Shell-kader en waren bezig met exploratie. Dat kader was amoreel, met als gevaar dat je naar immoreel afglijdt. Want je krijgt onvermijdelijk met corruptie te maken. Daar moet je mee om leren gaan. Mijn mooiste tijd waren mijn laatste jaren, bij Shell-training in Nederland. Toen kwam mijn ervaring in het omgaan met cultuurverschillen me goed van pas bij het geven van trainingen aan jonge mensen.’

Was uw spirituele kant in uw Shell-jaren ondergesneeuwd?

‘We leefden in een materialistische omgeving waarin geen spiritueel geluid te horen was. De gesprekken gingen over geld en het comfort waarvan je genoot. Bij zo’n olieveld was verder niks, dus leidden mensen een studentenleventje: feestjes bouwen, uitgaan, geld uitgeven.

‘Terug in Nederland, had mijn vrouw, als Franstalige Zwitserse in Bilthoven, het lastig. Op een dag zei ze dat ze zich bij de Woudkapel, een vrijzinnige geloofsgemeenschap, wilde aansluiten. Ze vroeg me: ‘En jij? Sla jij een keer de gevoelsbladzijde en de spirituele bladzijde van je leven open?’ Ik antwoordde: ‘Jij hebt mij tot dusver gevolgd, overal moest je je aanpassen, nu volg ik jou.’ Ik zag voor mezelf, bijna 50, de kans op een andersoortige ontwikkeling.’

Wat heeft die u gebracht?

‘Persoonlijke groei. Met Nicole ben ik gaan zingen, religieuze liederen. Die passie deelden we tot haar overlijden in 2006. We waren zeer verstrengeld, zozeer dat er uiteindelijk niet veel groei mogelijk was. We hebben die spirituele stap wel samen gezet, maar het ontwikkelde zich niet echt. Gelukkig deelden we wel bijzondere ervaringen. In haar stervensfase zei ze tegen me: ‘Dit is misschien onze moeilijkste tijd, maar ook de mooiste.’ Nooit eerder hadden we zo’n aandacht voor elkaar, in een verhouding van volstrekte gelijkheid (stilte). De artsen waren uitgesproken, alleen zij en ik waren over. Eerder was er altijd afleiding – het jonge leven zit nu eenmaal zo in elkaar, ook in de intieme momenten. Maar nu was er niks anders meer. We waren niet meer de zieke en de verzorger, maar twee mensen die elkaar bijstonden: ik hielp haar met sterven, zij mij met omgaan met het verlies. Ze moedigde me aan een voetreis naar Santiago de Compostella te maken. Op zielsniveau waren we precies gelijk.’

Hielp die voetreis?

‘Het werd een rouwreis. De eerste die me opving was een Franse vrouw in een groen fietspak. Ze bood me onderdak. Haar vraag luidde: ‘Waarom doet u deze voettocht en waarom alleen?’ Ik aarzelde, waarop ze zei: ‘Vertel het maar, want het verhaal moet er toch uit. Dan komt er misschien ruimte, waardoor u ook mijn verhaal kunt horen.’ De vraag naar het waarom is me die reis nog vaak gesteld. Dat bleek therapeutische waarde te hebben.

‘De ander hoeft alleen maar te luisteren. Met troosten moet je voorzichtig zijn. Het vertellen aan een luisterend oor kan je helpen naar een volgende trede. Maar het kan niet anders dan dat je zelf de rouw volledig doorstaat. Dat heeft te maken met onze existentiële eenzaamheid. De noodzaak van afscheid nemen, bewust en dankbaar voor wat was, dat is wat je te doen staat. Zonder dat is er geen volwaardig aangaan van een nieuwe levensfase mogelijk. Dat heb ik telkens zo goed mogelijk geprobeerd. Zonder het overlijden van Nicole was Carol niet mogelijk geweest, zonder het overlijden van Carol was ik niet met Simone Weil begonnen. Iedere stap was nodig om verder te komen.’

Gaat het in het leven om groei?

‘Ja, het lichaam en verstand gaan er in mijn levensfase op achteruit, maar de groei zit in de ziel. Je hébt je lichaam en je brein, maar wie je bént, dat is (wijst op zijn hart) je ziel. Groei is mogelijk op het waardenniveau vanwaaruit je leeft, zegt Simone Weil. Zij heeft het dan over ethische waarden als gerechtigheid, compassie en waarheid. Die bevinden zich boven de wetten en zeker boven de brute, overheersende kracht van competitie die we zien in de sport, het bedrijfsleven en in onze consumptiemaatschappij.

‘Zij stelt dat ons denken wordt beheerst door onze primaire behoeften van lichaam, geest en ziel. De eerste behoefte voor het lichaam is voeding; voor de geest is het absolute vrijheid, in het denken moet alles mogelijk zijn. Voor de ziel noemt zij als eerste behoefte respect. Die brengt de wederzijdse verplichting mee de ander in je leven te helpen bij bevrediging van die behoefte.’

Is dat laatste u gelukt?

‘Mijn jongste zoon heeft me lang verweten dat ik hem niet heb gezien, dus niet heb gerespecteerd. Dat is ernstig, daar heb ik grote spijt van. Hij leek snel, geestig en leuk, maar had ook een somberder en angstiger kant. Met zijn broer hebben we hem op zijn 11de, te jong, naar een internaat gestuurd. Daar ontwikkelde hij een enorme faalangst. Zelfs vroeg hij zich af of dit leven wel goed voor hem was. Ik was blind voor zijn problemen, zat in mijn eigen werksfeer waarin mensen studeerden en carrières maakten. Mijn blindheid voor hem heeft ertoe geleid dat we elkaar zes jaar niet hebben gesproken, na de dood van Nicole. Aan het einde van mijn voetreis kon ik weer openstaan voor een ander, terwijl hij nog midden in zijn rouw zat. Pas later, tijdens een retraite in Plum Village bij Thich Nhat Hanh, een boeddhistische monnik, leerde ik mijn oude denkpatronen los te laten en te kijken met mijn ziel, dus op het niveau waarop alle mensen gelijk zijn. Toen pas kon ik mijn zoon schrijven: ‘Ik hou van je. En ik heb geen enkel oordeel over je.’ Die brief heeft in fases tot het herstel van ons contact geleid. Wat hij in zijn leven doet, ik vind het helemaal goed. Ik ben blij dat ik hem nu kan zien zoals hij is.’

Hoe kijkt u aan tegen uw dood?

‘Eigenlijk heeft alles wat je in je leven doet te maken met het einde ervan. Daar ben ik nu aangekomen. Ik aanvaard dat, anders dan sommige leeftijdgenoten die haken naar de vorige fase en het vooral hebben over wat ze nog allemaal kunnen. Dan loop je het risico dat je op het moment van je dood niet bent voorbereid.

‘Dat probeer ik te zijn. Ik heb het gevoel nog vol in het leven te staan, tussen de mensen, mede dankzij mijn vertalingen van Simone Weil. Dat werk geeft me een gevoel van bevlogenheid, dat me aan de gang houdt. Naar mijn gevoel leef ik nu intensiever dan ooit tevoren, ook door me voor te bereiden op mijn dood. Ik vraag me daarbij af: wie ben ik door het avontuur van het leven ten diepste geworden, wie geef ik straks terug aan waar ik vandaan kom? De filosoof Peter Sloterdijk wijst erop dat alle godsdiensten toewerken naar ascese – het leven als oefening om aan het einde goed te kunnen sterven. Dan is het tijd om in vrede je vorm los te laten. Ik ben niet bang voor dat moment, eerder nieuwsgierig.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden