Alles begint met die eerste stap
Het was een slecht jaar voor de snelste man ter wereld. Olympisch kampioen Maurice Greene (28) werd meerdere keren geklopt op `zijn' 100 meter....
NA afloop van de training sleept een dikke, zwarte man een startblok door het stadion. 'Oh my God', kreunt de snelste man ter wereld, 'Emanuel gaat nog wat starts oefenen. Man, ik ben moe, ik wil naar het hotel; eten en naar bed.'
Emanuel is Emanuel K. Hudson, advocaat en manager van sprinter Maurice Greene. De enorme Amerikaan, rood shirt, zwarte broek, luistert niet naar de klachten van zijn vermoeide atleet. Stoïcijns prikt hij het startblok in de kunststofbaan en neemt plaats.
Hij knielt, wacht, start en hobbelt weg. Greene schatert het uit: 'Waar is mijn camera? Hey Emanuel! Wat is het doel van deze training? Wil je je record van 13,2 soms verbeteren? Dan heb ik nog wel wat tips voor je.'
Hudson komt teruglopen, nog mogen zijn atleten niet naar het hotel: 'Ik heb recht op drie starts, die hebben jullie net ook gehad.' En wéér neemt hij plaats in de blokken, wéér klinkt er gelach in het lege stadion, wéér hobbelt Hudson de baan af.
Greene en collega-sprinter Jon Drummond maken flauwe opmerkingen ('kont naar beneden, Emanuel'; 'gelukkig is het ziekenhuis dichtbij'), terwijl hun trainer John Smith het tafereeltje van enige afstand bekijkt.
'Laat ze maar, grappen horen bij de training, Als je geen plezier meer hebt in je werk, kun je beter stoppen. En laten we wel wezen, sprinten is eigenlijk niet meer dan een spelletje voor kinderen, kijken wie het hardst loopt.'
Greene en Smith, de wondercoach die al menig olympisch kampioen begeleidde, hebben even tevoren ook een training afgewerkt. Toen was het geen lachen maar werken geblazen. Greene mag wereld- en olympisch kampioen zijn, maar 'laten we vooral niet denken dat hij de perfecte race in zijn leven al gelopen heeft', aldus Smith. 'Die moet nog komen.' Greene knikt op de achtergrond. Zelfs de race die hij op 16 juni 1999 in het Olympisch Stadion van Athene liep in een mondiaal record van 9,79, was niet foutloos. 'Er zijn altijd wel technische onvolkomenheden.'
Soms, zegt Smith, is de start slecht, een andere keer versnelt Greene op een kwart te snel en is hij aan het eind opgebrand. Goed, het gaat om slechts 100 meter, maar dat wil nog niet zeggen dat hij er ooit uitgeleerd op raakt. 'Ik leer elke dag bij.'
De coach mag de sprint graag opdelen in stukjes, het liefst in de 45 passen die er nodig zijn om de bevrijdende streep te halen. De topsnelheid ligt halverwege rond de 41 kilometer per uur, oftewel een kleine twaalf meter per seconde.
Smith: 'In het algemeen gaan we ervan uit dat de topsnelheid van een sprinter na zestig meter bereikt is. De winnaar is niet hij die aan het eind van de race nog weet te versnellen, nee, hij die het minst aan snelheid verliest, heeft gewonnen.'
Doel van de coach is om dat moment van het onvermijdelijke snelheidsverlies pas te laten ingaan na 70 à 75 meter. 'Lukt dat, dan is een tijd in de 9,6 mogelijk. Een lastige klus, maar met Maurice haalbaar. Ik houd hem na de start de eerste twintig meters laag, waarna hij langzaam omhoog mag komen. Het is net als met fietsen. Als je laag op je stuur hangt, ga je sneller dan wanneer je rechtop zit.'
Vandaag, in het Brusselse Koning Boudewijnstadion, aan de vooravond van de Ivo van Damme-memorial, staat de start weer eens op het trainingsprogramma. Met reden. Vorige week schoot Greene in Londen met een voet los uit het startblok. Smith: 'Maurice kon nog wel versnellen, maar Dwain Chambers kon hij niet meer achterhalen.' Greene: 'Alles begint met die eerste stap. De start is het moeilijkste onderdeel.' Met een grijns: 'En finishen is het makkelijkst.'
Het was in Londen de vierde maal dat de Amerikaan dit seizoen van de Brit verloor. Greene, schouderophalend: 'Natuurlijk vind ik het vreselijk om te verliezen, maar het hoort bij de sport. Alle eer aan Dwain hoor, maar voor mij was het jaar 2002 toch minder belangrijk. Er waren geen WK's of Olympische Spelen, er was geen groot doel om naar uit te kijken.'
Smith ('in de sprint moet je fladderen als een vlinder die tegelijkertijd de mentaliteit van een woeste stier bezit') kijkt hoe Greene een aantal starts maakt. Tweemaal foetert hij de olympisch kampioen uit - 'Dat leek nergens op, dat kan deze ouwe man beter.' Pas nadat hij het linkerblok een stuk naar achteren heeft geplaatst, gaat een derde start beter: 'That's it.'
Hij, de snelste man op aarde, laat zich zo schofferen door zijn coach? 'John heeft recht van spreken. Ik heb dit seizoen, buiten die race in Rome, alleen maar slechte wedstrijden gelopen. In Londen viel ik bij de start bijna op mijn gezicht, de eerste drie stappen strompelde ik zelfs.'
Maurice Greene is een vriendelijke jongeman, die buiten de atletiekbaan vrij tenger oogt met zijn 1 meter 76. Tijdens wedstrijden staat er een imposant bouwwerk op de baan, volgepompt met adrenaline, off the track lijkt hij nog steeds op het magere jochie dat ooit van Kansas naar het sprintwalhalla Los Angeles trok.
Er huizen twee Greene's in het lijf. De ene is die aardige jongeman, de ander is het opgewonden standje zoals we dat kennen uit de stadions van Athene, Sevilla, Sydney en Edmonton. Het hongerige roofdier, met het schokschouderende bovenlichaam en de grote tong die altijd uit de mond hangt.
Een constante loper ook. Hij mag in dit wat minder belangrijke atletiekjaar dan ook wel eens een wedstrijd verliezen, tijdens de recente grote kampioenschappen eindigde de man die - uniek - al meer dan veertig keer onder de tien tellen finishte, steevast als de snelste. Drie wereldtitels op de 100 meter bezit de 'kanonskogel uit Kansas' al, plus die andere grote titel, de olympische, die hij in 2000 in Sydney ophaalde.
Het kan snel gaan, heel snel. Vier jaar eerder had Maurice Greene in Atlanta nog vanaf de tribunes de finale van de 100 meter moeten aanschouwen. Gewoon als betalend toeschouwer, samen met vader Ernest, zag hij daar de Canadees Donovan Bailey naar goud sprinten. 'Volgende keer ben ik er ook bij', riep hij huilend.
De atleet, die ooit de 'meeste baantjes binnen de fast-foodindustrie' bezat, had de Amerikaanse kwalificatie-wedstrijden van 1996 niet overleefd. Hij had een jaar eerder de toen al niet meer zo grote Carl Lewis weliswaar verslagen (Lewis destijds: 'Maurice who?'), blessures stonden een verdere voortgang richting de hogere podia in de weg.
Na de Spelen van 1996 laadde hij zijn schamele bezittingen in zijn pick-up truck en trok richting Los Angeles, waar hij zich aansloot bij de groep van manager en advocaat Emanuel Hudson en trainer John Smith, die samenwerken in het bedrijf Hudson Smith International, kortweg HSI, dat ook wel bekend staat als Handling Speed Intelligently.
Het was, in weerwil tot wat algemeen bekend wordt verondersteld, geen instant-succes. Greene: 'Ik ging die eerste maanden in LA zelfs langzamer lopen, bleef na de trainingen vaak nog extra hangen om nog wat meer te oefenen. Maar het sloeg niet meteen aan, ik begreep vaak niet wat John bedoelde. Begin '97 ging ik zelfs de personeelsadvertenties in de krant maar weer eens lezen.'
Maar zie, op het moment dat de bank voor de deur stond om de met leningen gekochte auto terug te vorderen geschiedde het wonder. De lessen van Smith sloegen aan. Greene dook, net als in 1995, weer onder de tien tellen. Hij werd in 1997 in Athene wereldkampioen, voor Donovan Bailey, de man die hij een jaar eerder in Atlanta olympisch kampioen had zien worden.
Twee jaar later, in Athene, op een warme avond in juni, nam Greene de Canadees ook diens wereldrecord af. Van 9,84 ging het naar 9,79, een marge zoals die nog zelden in de atletiekgeschiedenis was voorgekomen.
Natuurlijk waren er vragen over doping, pikant was dat de nieuwe mondiale tijd gelijk was aan het record dat schlemiel Ben Johnson in 1988 tijdelijk in de boeken liet opnemen.
Greene gaat lastige vragen over dat onderwerp nooit uit de weg, de gladde HSI-mediatraining heeft zijn vruchten afgeworpen. 'Natuurlijk gebruik ik niet, ik ben vaak gecontroleerd. Sommige mensen zijn gewoon jaloers op het talent dat ik van God heb meegekregen. Dat, en hard trainen, is de basis van mijn succes.'
Ook Smith, die zelf wegens een blessure in 1972 olympisch goud op de 400 meter misliep, wijst elke suggestie over valsspelerij van de hand. Hoewel twee van zijn atleten (de kleurrijke Ato Boldon en Inge Miller) ooit positieve plasjes inleverden - die niet in straffen resulteerden - ontkent hij dat hij zich ooit met doping heeft ingelaten.
Een ex-vriendin van hem, de Canadese sprintster Angela Issajenko, vertelde een paar jaar terug dat Smith andere trainers van doping voorzag. De coach, die ooit een carrière als filmacteur ambieerde - hij acteerde met Dan Aykroyd in Dragnet - verwijst ook die verhalen naar het rijk der fabelen. 'Iedereen die succes heeft in de sport wordt vroeg of laat beschuldigd.'
Greene haalt zijn schouders erover op. 'Wat moet ik er over zeggen? Niets.' Hij weet één ding, hij vaart wel in het gezelschap van de charismatische Emanuel Hudson en John Smith. 'Zij hebben me wegwijs gemaakt in het leven. Zij zijn, samen met Ato Boldon en Jon Drummond, familieleden voor me.'
De onverslijtbare Drummond maakt verderop wat sprintjes, ook Boldon is er volgend jaar weer bij, zegt Greene. 'Hij heeft een half jaar vrijaf genomen, is momenteel op vakantie, iets wat ik dit jaar ook vaker had willen doen, maar ik kwam niet onder de contractuele verplichtingen uit. Nee, Ato gaat niet stoppen, hij gaat net als ik nog zeker vier, vijf jaar door.'
Volgend jaar, belooft de sprinter, krijgen we Maurice Greene ook weer te zien op de 200 meter, de afstand die hij een tijd niet liep, nadat hij in een bizar tweegevecht met Michael Johnson tijdens de olympische kwalificatie-wedstrijden in Sacramento geblesseerd was geraakt.
'Ik loop die afstand volgend jaar tijdens de WK in Parijs weer. Ik kijk nu al uit naar de confrontatie met die Griek, Kostas Kenteris. En misschien loop ik de 200 meter een jaar later ook wel in Athene. Ik werd daar voor het eerst wereldkampioen, liep daar mijn record. Het is mijn thuis.'
En nu wil Greene naar zijn hotel, eten en slapen, daarna nog een paar wedstrijden in Berlijn en Parijs en dan naar huis. Maar helaas moet hij nog even wachten. Hudson, vermoeid van zijn starttrainingen, dribbelt in de verte nog wat uit.
Even verderop ligt trainer John Smith op zijn buik, bezig aan een vijftigtal push-ups. De snelste man ter wereld zucht: 'Heb ik weer. En toch hou ik van die lui.'