Alles ademt de sfeer van afscheid
Toeval of niet? Op de dag dat zeker werd dat toneelgroep De Appel geen rijkssubsidie zou krijgen, vond in het eigen theater de première plaats van Minetti, een stuk van Thomas Bernhard over de teloorgang van een oude acteur....
De sfeer in het Appeltheater was ernstig, alsof de familie bijeenkomt om over de crisis te beraden. Na afloop van de première klonk er een langdurig applaus, als een waardig eerbetoon aan Vos, aan zijn opvolger Aus Greidanus die Minetti heeft geregisseerd en aan de Appel-spelers die met toegewijd ensemblespel hun gezelschap eer hebben bewezen.
Na Minetti kunnen in ieder geval twee vooroordelen worden afgevoerd. Vooroordeel 1: De Appel trekt alleen oud, stoffig toneelpubliek. Het publiek dat bij de première van Minetti aanwezig was, en dat een paar maanden geleden in Carré naar de kaskraker De Knecht van Twee Meesters kwam, is voor het grootste deel tussen de dertig en vijftig jaar. Het is geen tenue de ville-publiek, meer het type kunstliefhebber dat ook wel literaire avonden bezoekt. Als Sigrid Koetse bij Toneelgroep Amsterdam speelt, is het publiek aanmerkelijk ouder; de premières van Het Nationale Toneel in de Koninklijke Schouwburg hebben een veel hoger ladida-gehalte.
Vooroordeel 2: het repertoire van De Appel is klassiek, en de acteerstijl oubollig. De grote Appel-successen uit het verleden waren inderdaad vaak van Shakespeare, Goldoni of de Grieken. Maar net zo vaak worden stukken uit het modern-klassieke repertoire gespeeld: Pinter, Norén, en deze Minetti van Thomas Bernhard, in een heldere regie en transparante speelstijl waarin acteurs van naam niet te beroerd zijn een masker op te zetten en een piepklein rolletje te spelen.
Eric Schneider speelt de titelrol, de oude acteur die in een hotel in Oostende een afspraak heeft met een theaterdirecteur uit Flensburg. De directeur wil dat Minetti vanwege het 200-jarig bestaan van zijn schouwburg nog één keer King Lear speelt, hoewel het al meer dan dertig jaar geleden is dat de acteur op de planken heeft gestaan. Hij is vergeten en verguisd, in het hotel lopen alleen maar gemaskerde mensen rond, want het is oudejaarsavond, en het is bal.
Buiten giert de sneeuwstorm langs de boulevard en binnen steekt Minetti een monoloog af over de teloorgang van het theater in het algemeen en over die van zijn carrière in het bijzonder. Het is een ouderwetse Bernhard-tirade, maar met veel mededogen voor het uitstervende ras van 'dienaar van de dramatische kunst'.
In de half onttakelde hotelhal van decorontwerper André Joosten ademt alles de sfeer van afscheid. Schneider speelt zijn rol keurig ingeleefd, als een aardige oude baas, niet met de woede of gekte die hij zou kunnen hebben, in een meer extreme regie van het stuk. Extreem is het bij De Appel nooit (meer), er wordt voornamelijk gewerkt vanuit het vakmanschap van de acteur. Naast de zorgvuldig opgebouwde woordenstroom van Minetti richt Sacha Bulthuis intussen een monument op voor de bijna zwijgende hotelgast die ze speelt en die haar oudejaarsavond-melancholie verzacht met twee flessen champagne en veel sigaretten.
Minetti is wachten op het einde. De kist die de oude acteur altijd met zich meedraagt met daarin zijn door James Ensor gemaakte Lear-masker, lijkt alle maskers en kostuums te bevatten die de Appel-acteurs de afgelopen dertig jaar droegen. 'Maak er geen Appelflap van' en 'Appel forever!' staat op de muur in de hal van het theater geschreven, te midden van andere adhesiebetuigingen. Louise Engering, de Haagse wethouder voor cultuur, is een van de ondertekenaars. Het is nu aan haar en aan haar stad om dit gebouw voor sloop te behoeden, zodat de stem van Minetti en al die andere 'dienaren van de dramatische kunst' niet zal verstommen.