Alleen de lijkenlucht is weg
Veel Haïtianen hebben het gevoel gekregen dat ze er alleen voorstaan. De Avenue Poupelard is nog altijd een tableau van vernieling....
PORT-AU-PRINCE Ruim 100 lange dagen na de aardbeving in Haïti wonen Ginette Lemazor, haar echtgenoot en hun ondeugende 5-jarige zoon nog altijd in een smerige autowerkplaats aan de Avenue Poupelard. Volgens Lemazor hoeven ze nu tenminste niet meer in een autowrak te slapen, maar leven ze in een bouwwerkje van plastic zeil en bij elkaar gescharreld hout. Ze hebben zelfs een bed.
Toch blijft hun tuin een wirwar van roestige wrakken en hun toekomst er een vol vraagtekens. ‘De eigenaar wil ons weg hebben’, zegt Lemazor, een van de 100 overgebleven ontheemden – direct na de aardbeving op 12 januari waren het er 300 – die in de Union Garage verblijven. ‘Hij weet dat we nergens heen kunnen. Geef toe, wie zou hier blijven als hij ergens anders heen zou kunnen?’
Vlak na de aardbeving was Avenue Poupelard nog een drukke heksenketel vol wanhopige overlevers. Maar nu lijkt de centraal gelegen straat en haar bewoners, verkopers en ondernemers zich te hebben aangepast aan het slakachtige tempo van de wederopbouw in de ontredderde Haïtiaanse hoofdstad.
In de Avenue Poupelard is de noodtoestand duidelijk voorbij. De lijken zijn opgeruimd, de stank van de dood is verdwenen. De buitenlandse artsen die de plaatselijke Trou Sable-kliniek hadden overgenomen, zijn weer naar huis. Louis Fils, een 66-jarige doodskistenmaker die houten kisten voor riante bedragen verkocht daags na de aardbeving, houdt nu zelfs een opheffingsuitverkoop.
Toch is Avenue Poupelard nog altijd een tableau van vernieling, bezaaid met een paar tekenen van vooruitgang: pas getimmerde kiosken staan naast stapels puin van ingestorte gebouwen. Kinderen in glimmende schooluniformen krijgen les onder een zeil in de vernielde binnenplaats van een school. ‘Sommigen van hen zijn nog altijd bedroefd’, zegt Jean Louis Émile, wiens Compassie van Jezus School begin deze maand werd heropend.
‘Kijk naar die kleine meisjes Ze slapen slecht en hebben waarschijnlijk honger. Ik wou dat ik hen een warme maaltijd kon aanbieden. Maar zonder hulp van de overheid moet ik werken op een budget van geloof.’
Avenue Poupelard biedt een minder rooskleurig beeld van hoe ver de noodhulp hier werkelijk reikt, dan in de officiële rapporten over de de situatie is te lezen. Hier zie je niet de non-gouvernementele organisaties die werkzaam zijn in de grote tentenkampen van Port-au-Prince. Het gevolg: in de Avenue Poupelard hebben de mensen steeds meer het gevoel gekregen dat ze er alleen voorstaan.
Nu de grootschalige distributie van voedsel wordt verminderd, overleven veel gezinnen op rijst die zij van straatverkopers hebben kunnen kopen. Maar een aantal vrouwen vertelt dat het gratis voedsel sowieso nooit makkelijk te krijgen is geweest. De mannen die aan de Avenue Poupelard voedselbonnen uitdeelden, eisten er vaak seks of geld voor. ‘Die jongen gooide zijn bonnen in het riool als je niet akkoord ging met zijn voorwaarden’, sist Huguette Joseph, op de autowerkplaats. ‘Vreselijk.’
Joseph zwijgt even als ze wordt gevraagd of haar situatie sinds de aardbeving is verbeterd. Dan zegt ze: ‘Ik denk dat het beter ruikt nu de lijken weg zijn.’ Joseph en anderen hier in de straat zijn naarstig op zoek naar stevige dekzeilen of tenten, terwijl ze zich blijven afvragen hoe ze een plekje kunnen krijgen in de nieuwe tijdelijke opvangkampen. Neem die in Corail Cesse Lesse, ten noorden van Port-au-Prince, waar duizenden ontheemden uit het kamp op de golfbaan van de Pétionville Club naar toe zijn verhuisd.
‘Ik zou dolgraag een van die plekken met latrines hebben’, zegt Joseph. ‘Het gat dat wij hier als toilet hadden gegraven, is smerig en ziekmakend, Nu gaan we vaak kapotte huizen binnen om onze behoeften te doen.’
Intussen werken in de geïmproviseerde garage van de autowerkplaats , zes mannen aan een enkele gebroken carburateur. Monteur Clédor Fils Antoine kijkt verveeld, terwijl hij hij vertelt hoe geen van hen weet hoe geld of een voedsel-voor-werk baantje te vinden bij de wederopbouw.
‘Het enige geld dat hier te verdienen valt, is in puinruimen. Maar ik kom er niet tussen’, zegt Antoine Fils. ‘Het is moeilijk erachter te komen wat er gebeurt Onze overheid communiceert niet, behalve om ons de stuipen op het lijf te jagen.‘
Antoine refereert duidelijk naar opmerkingen eerder deze maand van de Haïtiaanse president René Preval. Die waarschuwde voor de onvermijdelijkheid van een volgende aardbeving, misschien wel sterker dan de vorige. ‘Ik weet niet wanneer, maar we weten dat dit zal gebeuren, en we kunnen ons beter voorbereiden’, citeerde de Haïtiaanse krant Le Nouvelliste de president.
De opmerkingen van Preval zorgden voor paniek, en leidden ertoe dat veel Haïtianen net als Antoine, die net terug was gekeerd naar zijn huis, weer liever op straat wonen.
Maar Jean-Claude Gouboth, de 36-jarige leider van een klein kampement op het terrein van een oude villa, zegt de opmerkingen van president Preval bewust te hebben genegeerd ‘omdat de president mij ook negeert’. Gouboth heeft zijn kleine winkeltje zelf herbouwd met hout uit zijn zwaar beschadigde woning.
‘Je moet de feiten onder ogen zien en verdergaan’, zegt hij ‘Niemand gaat iets voor je doen. De enige buitenlanders hier in de buurt waren de artsen in de kliniek. En die zijn vertrokken.’