InterviewAlkan Çöklü
Alkan Çöklü (24): ‘Met mijn rol als Amir kan ik bijdragen aan het beeld dat mensen hebben van vluchtelingen’
Voor zijn rol als Afghaanse arts in GTST weigerde Alkan Çöklü (24) gebrekkig Nederlands te spreken. ‘Zo heb ik kunnen bijdragen aan het beeld dat mensen hebben van vluchtelingen.’
Op de St. Jan de Doperschool in Amsterdam-Slotervaart vierde Alkan Çöklü ieder jaar Kerstmis. ‘Alle kinderen namen iets mee naar het kerstdiner. Ik vond het tof, mijn moeder ook. Ze vergeleek het met de Nederlandse taal: die leerde ik toch wel, dan kon ze thuis zorgen dat ik wist hoe je Turks moest praten. De islamitische feesten kende ik al, over Kerst wist ik niets.
‘We rekenden uit dat op onze school in totaal 180 nationaliteiten hadden gezeten. Ik heb nooit meer zo veel culturen om me heen gezien. Mijn beste vrienden kwamen uit Venezuela, Turkije en Colombia. Iedere week hadden we een half uur godsdienstles. Pas later besefte ik: o ja, het was een christelijke school. Ik dacht dat het normaal was, dat ze op iedere Nederlandse school les gaven over het christendom.’
Waar kwamen je ouders vandaan?
‘Allebei uit Turkije. Ik was 5 toen ze scheidden, daarna heb ik mijn vader bijna tien jaar niet gezien. Tot mijn moeder met Suikerfeest een verhaal vertelde over vergeving. Ik was 15 en ik zei: ik wil hem opbellen, ik wil mijn vader zien.
‘Hij kwam me ophalen met de taxi en we begonnen aan het proces. In augustus ga ik een korte film opnemen, Atilla. Mijn regiedebuut, ik heb het ook zelf geschreven. Die film gaat over een vader-zoonrelatie. Of eigenlijk een niet-relatie tussen vader en zoon.’
Hoe werd je acteur?
‘Ik had mijn neef gezien in een voorstelling en ik dacht: dat wil ik ook. Op mijn 15de deed ik auditie bij Jong Rast, nu heet het Degasten, een theatergezelschap voor jongeren. Aan die auditie deed honderd man mee. Ik werd aangenomen op de productiegroep. Ik weet nog dat ik het hoorde, het was de gelukkigste dag uit mijn leven.
‘Op die dag besliste ik dat ik er 120 procent voor zou gaan. Het was de bevestiging die ik nodig had: hier word ik gelukkig van. Twee jaar later werd ik aangenomen op de Toneelschool in Amsterdam. Ik had net ontdekt dat er zoiets bestond als een Toneelschool.’
Heb je die school afgemaakt?
‘Aan het einde van het tweede jaar ben ik gestopt. In de beoordeling kreeg ik steeds te horen dat ik op een eiland zat. Zelf merkte ik ook dat ik bij improvisatie iedere keer koos voor de rol van iemand die zich afscheidde van de groep. Waarom deed ik dat?’
En, waarom was het?
‘Ik vond de Toneelschool superleuk, maar ik was diversiteit gewend. Daar gingen mijn stukken over. Alleen werden ze in een voorstadium al niet gesteund. Als iemand mij vertelt over carnaval, heb ik daar geen beeld bij, omdat ik het nooit heb meegemaakt. Zo was het bij de andere leerlingen wanneer ik iets voorstelde. Ze begrepen het niet. Het was fijn geweest als ik één maatje had gehad om het mee te delen.’
Wanneer was dit?
‘In 2012. Als ik nu op de Toneelschool kom, denk ik: zat ik maar in deze klas. Het is een afspiegeling geworden van de maatschappij. Wanneer ik op middelbare scholen spreek, zeg ik tegen kinderen met een migratieachtergrond: er bestaat een toneelschool en het is hbo, dus je ouders vinden het oké. Ook jullie kunnen daar gewoon heen.’
Wat deed je na de Toneelschool?
‘Na dat tweede jaar werd ik gevraagd voor de tv-serie Smeris, een rol die het hele seizoen duurde. Daar heb ik, in de praktijk, veel meer geleerd dan op school. Ik speelde een Turkse man die eerst een boef was, zich bezighield met mensenhandel, en daarna met de politie samenwerkte.
‘Later werd ik gevraagd voor Goede Tijden, Slechte Tijden. Al twee jaar speel ik Amir, een heel lieve arts, een Afghaanse vluchteling. Een kleurrijk karakter. Ik vind het een mooie ontwikkeling: eerst een boef – die gaat samenwerken met de politie, dat is al beter – en daarna een dokter.
‘In het begin speelden ze bij EndemolShine met het idee dat ik Amir zou spelen met een accent, hij zou gebrekkig Nederlands spreken. Ik heb gezegd: in het verhaal woont hij hier al vier jaar, hij is een arts, een intelligente man, dan praat hij echt niet meer met een accent. Ik besloot voor mezelf: als ik deze rol zo moet spelen, doe ik het niet.’
Op dat moment had je niets. Ze konden zeggen: dan kiezen we voor een ander.
‘Die consequentie had ik ervoor over. Uiteindelijk heb ik met mijn rol kunnen bijdragen aan het beeld dat mensen hebben van vluchtelingen. In het begin waren er meningsverschillen over de aanwezigheid van een vluchteling in GTST: ingezonden brieven in kranten, kijkers die daar in hun soap niet mee wilden worden lastiggevallen. Ik heb het hopelijk bespreekbaarder gemaakt. Goede Tijden is zo’n anker op de Nederlandse televisie, het is zo’n monument.’
Kijken er ook Nederlandse Turken?
‘Die kijken naar Turkse soaps. Zelfs Marokkanen kijken daarnaar. Mijn oma spreekt de taal niet, op haar tv heeft ze niet eens Nederlandse zenders ingesteld. Maar ik kan wél tegen haar zeggen: kijk, ik ben dokter geworden, op tv speel ik er een.’
Nederlands
‘Als ik boos word op iemand die te laat komt en diegene zich verontschuldigt.’
Turks
‘Barbecueën met mijn familie.’
Partner
‘Ze waren allemaal Hollands. Ik sta voor een verbinding tussen die twee werelden.’
Wit of blank
‘Ik zeg wit. Blank vind ik negatief tegenover zwarte Nederlanders.’
Alkan Çöklü (Nederland, 1994) speelt sinds 2017 de rol van Amir Nazar in Goede Tijden, Slechte Tijden. ‘Met mijn achternaam heb ik op Schiphol weleens problemen gehad om het vliegtuig in te komen. Op het ticket stond mijn achternaam zo: Coeklue. Dat kwam niet overeen met mijn paspoort. Ik begrijp het niet, in Zweden hebben ze toch ook een o met puntjes erop? Ik blijf mensen verbeteren die mijn naam verkeerd uitspreken. Dat is gewoon mijn naam, mijn identiteit.’
Gijs Groenteman gaat in onze illustere archiefkast in gesprek met mensen die hem hebben verwonderd. Rapper Pepijn Lanen, schrijver Paulien Cornelisse en kunsthandelaar Jan Six passeerden al de revue.