Achter het nieuws
Zijn er oorlogsfotografen in Nederland, zoals de Amerikaan James Nachtwey, tweevoudig winnaar van World Press Photo? Een tentoonstelling in Rotterdam richt zich op de Nederlandse verslaggeving van de grote brandhaarden sinds de Tweede Wereldoorlog, van de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië tot de recente gevechten in Afghanistan....
Metselaar noemt zichzelf een fotojournalist. Bedrijfsfotografie is volgens hem gekochte schijn en zijn laatste bruidsreportage dateert van eind jaren tachtig. Metselaar vereeuwigde destijs de mooiste dag uit het leven van Ad Melkert en diens Chileense echtgenote.
Het was een soort vriendendienst. Melkert en Metselaar kenden elkaar van de hulporganisatie Novib, vandaar. Maar achteraf, zeker nu Melkerts dagen lang niet zo mooi meer zijn, zou je dat een intieme vorm van fotojournalistiek kunnen noemen.
Wanneer Kees Metselaar zichzelf fotojournalist noemt, klinkt het overigens als photojournalist. In 1989 verhuisde hij naar Hongkong. 'Daarvoor was ik al vaak en langdurig op pad in het buitenland, maar keerde telkens weer terug naar Amsterdam.' Dat patroon wilde Metselaar eens doorbreken. 'Niet dat het saai was om terug te zijn, maar als een test voor mezelf, of ik dat zou kunnen.' Hij bleek het te kunnen. Sindsdien is Hongkong de uitvalsbasis voor bezoeken aan plekken waar Azië brandt, de laatste keren was dat Indonesië.
Nu brandhaarden een thema vormen voor een tentoonstelling in het Nederlands Foto Instituut is Kees Metselaar even terug in een land dat bij zijn afwezigheid flink is veranderd en waar het ook al een beetje heeft gefikt.
Maar de zeven internationale brandhaarden die Flip Bool, directeur van het Nederlands Fotoarchief, heeft gerangschikt, hebben de hele wereld verhit. Het begint met de Indonesische onafhankelijksstrijd, het eindigt met de oorlog in Afghanistan en de gemeenschappelijke noemer is de manier waarop deze conflicten door Nederlandse fotografen in beeld zijn gebracht.
Eind vorige week nam Kees Metselaar, van wie zelf werk uit Afghanistan te zien is, kennis van deze fotografische rangschikking. Met zijn buitenlandse ogen viel het hem op hoezeer de nadruk ligt bij de slachtoffers. 'Dat gold met name voor de foto's van de Balkan. Goede foto's hoor, maar ook wel gemakkelijke foto's.'
Hij neemt een foto die Arie Kievit in 1999 maakte op de grens van Macedonië en Kosovo als voorbeeld. Albanese vluchtelingen waren met de trein uit Pristina aangekomen en moesten het laatste stuk te voet afleggen over het spoor, om vervolgens bij de grens te worden tegengehouden.
Kievits foto toont een oneindige stoet vluchtelingen en Kees Metselaar zegt daarover: 'Ik zal niets afdingen op de kwaliteit, maar als je deze foto in een of andere Russische deelrepubliek laat zien, zullen de mensen zeggen: o, was de trein weer eens kapot.' Natuurlijk, de waardering van een foto is cultureel bepaald, maar kennelijk is dit toch niet het alleszeggende beeld geweest van het conflict op de Balkan. 'Het is beslist geen Nachtwey.'
Als de archetypische brandhaardenfotograaf een naam moet krijgen, dan luidt die: James Nachtwey. De Amerikaan maakt al een paar decennia uitbarstingen van geweld over de hele wereld bijna voelbaar en won tweemaal de World Press Photo met foto's uit Rwanda en Somalië.
Bert Verhoeff, die zichzelf algemeen fotojournalist noemt, zegt van James Nachtwey: 'Een geweldige fotograaf, maar ernstig verslaafd, vrees ik. Hij kan veel meer, maar doet het niet. Nachtwey kan kennelijk alleen functioneren in extreme situaties. Hij heeft die kick nodig.'
Bert Verhoeff is een fotojournalist die gerust zonder die kick kan. 'Bij mij is het toch vrouw en kind eerst.' Metselaar denkt er net zo over. 'Vroeger was ik ook gefascineerd door het geweld en ik was ook bereid er risico's voor te nemen. Nu wil ik toch in de eerste plaats vijftig worden.'
Verhoeff zag een paar jaar geleden af van een reportage in Joegoslavië en hij vond het beslist niet erg dat de hoofdredactie van de Volkskrant hem opdroeg Roemenië pas te betreden toen de kust veilig was. En dus hangt er van hem op de expositie een foto waarop het protserige paleis van Ceaucescu er desolaat bij ligt in een besneeuwd landschap. De brandhaard is allang gedoofd. 'Eigenlijk was ik gewoon te laat', zegt Verhoeff.
Maar hij wil dat wel graag in een breder verband trekken. 'Want het is de mentaliteit van onze subsidiesamenleving. Niemand is nog bereid die risico's te nemen.' Dat is niet alleen een welvaartsprobleem. Verhoeff wijst erop dat Deense fotografen wél bereid zijn risico's te nemen. Niet voor niets won een Deense fotograaf de laatste World Press Photo met een aangrijpend beeld uit Afghanistan.
Veelzeggend is ook dat het Srbrenica-drama in het Foto Instituut slechts te zien is in de nasleep, met foto's van het mortuarium en een demonstratie tegen Dutchbat. Verhoeff: 'We hebben wel geprobeerd binnen te komen, maar het mocht niet en daar hebben we het bij gelaten. Met een beetje handigheid en een beetje lef was je er vast wel gekomen. Het is niet eens geprobeerd. Dat kun je de Nederlandse fotojournalistiek aanrekenen, de hele Nederlandse journalistiek trouwens.'
Zijn collega Leo Erken, vertegenwoordigd met foto's van de Balkan, legt de schuld daarvoor bij 'onze samenleving' die van alle risico's ontbloot is. 'We zijn het niet gewend dat soort geweld te hanteren, daarom is het ook zo vreselijk misgegaan met Dutchbat.'
Erken vindt overigens James Nachtwey een slecht voorbeeld van een brandhaardenfotograaf, althans een voorbeeld dat geen navolging verdient. Het is hem te Amerikaans, te stoer. Als onze verburgerlijkte samenleving fotojournalisten voortbrengt die zich bekommeren om het leed van de slachtoffers, dan is daar niets mis mee.
En overigens vindt Leo Erken dat Nederland wel degelijk echte brandhaardenfotografen heeft voortgebracht. Samensteller Flip Bool is dat van harte met hem eens. Het beste voorbeeld daarvan is volgens beiden Teun Voeten, een Nederlandse fotojournalist die vanuit New York werkt.
De beroemdste brandhaardenfoto is gemaakt door Chas Gerritsen, een in eigen land nauwelijks bekende fotograaf. Hij was als een van de eerste fotografen ter plekke toen de Chileense president Allende werd afgezet door de militairen. Ruim een week na machtsovername poseerde dictator Pinochet in vol ornaat en met zonnebril voor de lens van Gerritsen.
Bool: 'Pinochet was zelf heel tevreden over het resultaat. Hij heeft Chas Gerritsen en diens vrouw later uitgenodigd voor een kopje thee op het paleis.' Op de tentoonstelling in Rotterdam is te zien hoe de foto in de westerse wereld werd bewerkt voor propagandamateriaal tegen het Chileense regime. Op een affiche verandert het hoofd van Pinochet in een doodskop. Alleen de pet en de zonnebril blijven ongeschonden.
De rode draad in de zeven 'Brandhaarden' is misschien ook wel het engagement, te beginnen met dat van Cas Oorthuys die in 1947 naar Indonesië vertrok omdat hij de republiek een warm hart toedroeg. Flip Bool heeft zijn internationale conflicten gekozen op de weerslag die ze in Nederland hadden. Opvallend afwezig is de Vietnamese oorlog, maar Bool kon niet de hand leggen op het materiaal dat de paar Nederlandse fotografen die daar waren hebben gemaakt.
De in Rotterdam geselecteerde foto's reiken volgens hem achter het nieuws en dat geeft ze ook een blijvende waarde. Ze tonen niet zozeer de brandhaard, als wel het veroorzaakte leed. Dat verklaart ook de nadruk op de slachtoffers van geweld.
Het sterkst komt dat tot uitdrukking in het hoofdstuk Hongarije 1956. Als in geen enkel ander conflict scheidde de Russische inval goed van slecht. Ata Kando en Violette Cornelius bezochten een vluchtelingenkamp aan de Oostenrijkse grens. Vooral de foto's van Kando, gemaakt in de traditie van haar ex-man Ed van der Elsken, zijn poëzie in sluitertijd. Bool: 'Je hoort nog wel eens beweren dat dat niet mag, mooie foto's van ellendige situaties. Ata Kando laat zien dat het niet alleen mag, maar dat het ook heel goed kan.'
Daarmee vergeleken zijn de Chileense foto's van Gerritsen en vooral van Koen Wessing brute registraties van repressie en hebben daardoor ook een uitgesproken politieke lading. De coup tegen Allende werd gepleegd in 1973, een tijd dat hun strijd nog onze strijd was en internationale solidariteit vanzelf diende te spreken. Ook van fotografen werd verwacht dat ze partij kozen.
'Gelukkig is de wereld niet meer zo zwart-wit', zegt Leo Erken. Bij zijn foto's en die van de collega's op de Balkan is de betrokkenheid veel humaner van aard. Die ontwikkeling daarvan is goed te zien in de fotografie van het Palestijnse conflict dat door zijn eindeloosheid het hele scala van betrokkenheid kende.
Volgens Erken ontkomt de fotojournalist nooit aan een zeker engagement, zo dicht staat hij met zijn neus op het wereldnieuws. 'Op de tentoonstelling hangt een foto die ik heb gemaakt van een dode soldaat in een tank. Echt verschrikkelijk, z'n darmen kwamen eruit. De schrijvende collega's en die van de radio stonden om de hoek te wachten omdat ze het risico te groot vonden, om vervolgens wel mijn verhaal op te schrijven en uit te zenden alsof ze het met eigen ogen hebben gezien.'
Het engagement van Erkens generatie kreeg gestalte in een Fotografenplatform dat werd opgericht omdat de aandacht voor het conflict op de Balkan dreigde te verflauwen. Vrijwel de complete Nederlandse nieuwsfotografie kwam daartegen in verweer. Kranten werd gevraagd plaats in te ruimen voor beeldmateriaal uit het voormalige Joegoslavië. Het verzoek vond op grote schaal gehoor.
De fotografen benadrukten de humanitaire ramp. Leo Erken herinnert zich hoe Johan van der Keuken zich daarover opwond. 'Hij was echt boos omdat we weigerden partij te kiezen.'
De bijdrage van Van der Keuken aan 'Brandhaarden' is, hoe afgeleid ook, een van de meest curieuze. Van hem is Het Leesplankje te zien, een filmpje uit 1973, het jaar van de Chileense coup. Op het ritme van Popcorn, een van de onbenulligste melodietjes uit de muziekgeschiedenis, koppelt hij 'Aap, Noot, Mies' aan het leed in Chili. Aap wordt Pinochet en Mies schrikt van het geweld. Het filmpje van nauwelijks tien minuten is even vernuftig als naïef, maar bovenal een mooie illustratie van Nederlands engagement.
Kees Metselaar is te veel van Nederland vervreemd om iets van die betrokkenheid te snappen. Hij heeft zich altijd een buitenstaander gevoeld en het fototoestel was zijn wapen. Als kind van Noord-Hollandse agrariërs was hij zeker wel gegrepen door de ruigheid van Afghanistan en van zijn bewoners, maar hij heeft zich nooit solidair gevoeld bij hun strijd tegen de Russen. 'Als een Afghaan zijn tulband af doet, blijft er weinig over van die ruigheid.'
Teun Voeten, dé Nederlandse brandhaardenfotograaf, relativeert het effect van engagement. Fotojournalisten moeten zich vooral niets verbeelden. Voeten wordt in Rotterdam als volgt geciteerd: 'Oorlogsfotografen zijn slechts nijvere klerken die het wereldleed inventariseren.'