Drie oorzaken
Aantal patiënten met schurft ongewoon hoog: hoe komt dat?
Het lukt maar niet om de grootste uitbraak van schurft in jaren onder controle te krijgen. Inmiddels zijn de patiëntenaantallen al bijna anderhalf jaar ongewoon hoog. Hoe komt dat?
Na een dipje rond de kerstvakantie zagen huisartsen het aantal patiënten dat lijdt aan de besmettelijke huidaandoening de afgelopen weken weer toenemen. Het aantal patiënten met scabiës, de officiële term voor schurft, ligt momenteel ongeveer twee keer zo hoog als vorig jaar en drie keer zo hoog als het jaar daarvoor. Drie aspecten staan een oplossing in de weg.
1. Kosten
Vaak wordt met de beschuldigende vinger gewezen naar de groep die oververtegenwoordigd is onder de patiënten: jongeren tussen de 15 en 24 jaar. De schurftmijten springen vooral over bij langdurig of intensief lichamelijk contact. Ook via vieze kleding of beddenlakens kan een patiënt een ander besmetten. In het stereotype studentenhuis kan schurft dus welig tieren.
Dat studenten laks met een schurftbesmetting omgaan, kan Heiman Wertheim, hoogleraar medische microbiologie aan het Radboud UMC, echter moeilijk geloven. ‘Ze zijn vaak uitermate gemotiveerd om er iets aan te doen’, zegt hij. Wel speelt geld mogelijk een rol: medicijnen tegen schurft zitten pas sinds november vorig jaar in het basispakket van zorgverzekeringen en nog altijd gaan de kosten eerst van het eigen risico af. ‘Het zou helpen als het gratis werd’, aldus Wertheim.
2. Medicijnentekort
Dan moeten die medicijnen natuurlijk wel beschikbaar zijn. De tekorten waarmee apotheken in Nederland kampen, treffen ook de behandelingen van schurft. Zo melden farmaceuten dat de pilletjes (ivermectine) die soms tegen schurft worden ingezet op z’n vroegst over twee weken weer leverbaar zijn. De vaker gebruikte crème (permetrine) is wel te verkrijgen.
Een medicijnentekort is bij schurft al snel een complicatie, omdat de patiënt niet de enige is die behandeld moet worden. Ook bijvoorbeeld diens huisgenoten en bedpartners moeten een kuur ondergaan. ‘Je moet iedereen gelijktijdig behandelen’, legt Wertheim uit. ‘Als de medicijnen dan uitverkocht zijn, heb je een probleem.’
3. Onvoldoende regie
Wat het terugdringen van de schurftuitbraak het meest bemoeilijkt, zegt hoogleraar Wertheim, is een gebrek aan regie. Tot 1999 moesten artsen elk geval van schurft aan de GGD doorgeven, zodat die een bron- en contactonderzoek kon starten. Tegenwoordig hoeven artsen alleen besmettingen met korstschurft, een ernstiger variant, door te geven.
De behandeling is nu doorgaans een taak voor de huisarts, maar die heeft niet de middelen en bevoegdheden om naaste contacten op te sporen. ‘Bovendien zijn die contacten vaak geen patiënt bij hen’, aldus Wertheim. Hij waarschuwt ook dat de mijten op deze weinig doortastende manier resistent kunnen worden tegen de gebruikte middelen. ‘Het zou goed zijn als een partij als de GGD de regie hierop zou pakken. Er zijn nu veel initiatieven, maar een landelijke gecoördineerde aanpak is wenselijk.’
Daarvoor zou de GGD wel, net als tijdens de coronacrisis, organisatorisch moeten opschalen. En juist daar wringt de schoen. Hoofd algemene infectieziektebestrijding bij de GGD Amsterdam, Ewout Fanoy, liet vorige maand in het artsenblad Medisch Contact niet blijken zo’n uitbreiding op korte termijn te verwachten. ‘Het is ontzettend vervelend om scabiës te hebben,’ aldus Fanoy, ‘maar het is niet levensbedreigend.’