Aan het Tobameer gebeurt nooit wat
Hotels gaan dicht, mensen worden ontslagen, obers wachten landerig op klanten. Het Tobameer op Noord-Sumatra wordt sinds de onlusten in Indonesië gemeden door de touroperators....
door Wiecher Hulst
IN HET TOBA Beach Hotel heerst diepe rust. Aan de steiger liggen drie veerboten te wachten op gasten die niet komen. In het restaurant staan honderd lege stoelen aan lange rijen keurig gedekte tafels. In de bar leggen personeelsleden een kaartje.
Mijn komst leidt tot enige opwinding. 'Wat wilt u drinken, pak (vader)? Heineken bier, Australische Riesling, Schotse whisky, Franse cognac? U zegt het maar'
'Nee, geef mij maar Indonesische koffie.' Receptionist Agus Nazli schenkt koffie in en begint een litanie: 'Tot 1997 hadden we een gemiddelde bezetting van 40 procent. Het afgelopen jaar is die teruggelopen tot 8. We hebben hier altijd veel groepen uit Nederland gehad: De Boer & Wendel, Holland International, Van Ginkel en Arke. Maar sinds begin 1998 hebben die vrijwel al hun boekingen afgezegd. Vooral na de onlusten in mei in Jakarta kwam er niemand meer.'
Het Toba Beach Hotel is het oudste van de grote toeristenhotels op het eiland Samosir. Het werd in 1977 gebouwd door Ben Sukma, inmiddels eigenaar van zes grote hotels, een reisbureauketen en een armada van veerboten en touringcars. Sukma is een van de grootste werkgevers van Noord-Sumatra. Het Toba Beach Hotel heeft 120 kamers en er werken zestig mensen.
Receptionist Nazli zegt: 'Pas boven een bezettingsgraad van 25 procent maken we winst. Alle grote hotels aan het Tobameer hebben hetzelfde probleem. Als het zo doorgaat, vallen er massa-ontslagen, hotels zullen moeten sluiten. Terwijl dit toch een van de meest imposante gebieden van heel Azië is.'
Danau Toba, vanouds een van de grootste toeristentrekkers van Zuid-Oost Azië, is een heilig meer voor de Bataks, die het centrale bergland van Noord-Sumatra bewonen. Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw werd het voor het eerst aanschouwd door een Europeaan: de taalkundige Neubronner van der Tuuk. Maar Toean Tuuk bleef niet lang. Toen een radja hem dreigde op te eten teneinde de befaamde denkkracht van zijn hersenen te bemachtigen, moest hij hals over kop vluchten. Jaren later kwam hij terug om het woordenboek Bataks-Nederlands te schrijven.
Van oorsprong is Danau Toba een reusachtige krater, die 70 duizend jaar geleden ontstond bij een van de grootste vulkanische uitbarstingen ooit. Het heeft een omtrek van 290 kilometer en is op sommige plaatsen meer dan zeshonderd meter diep. De Toba-
Bataks geloven dat het via een geheime onderaardse tunnel in verbinding staat met een bergmeer op Malakka, en dat er monsters in huizen die je opvreten als je te ver van de wal zwemt.
In het Tobameer ligt het eiland Samosir, dat twee keer zo groot is als Texel. Samosir is een aardschol, die bij de uitbarsting van 70 duizend jaar geleden scheef is gezakt en midden in de later volgelopen caldeira is blijven steken. Daardoor vormt het naar het oosten toe een steile tafelberg, die aan de voet geleidelijk overgaat in een zacht glooiende vlakte vol rijstvelden. Tientallen kleine kampongs liggen daar, verscholen onder eeuwenoude waringin- en djabi-djabibomen. Een ideaal wandelgebied.
Al in de jaren twintig was het Tobameer een geliefd vakantie-oord voor Nederlanders uit de hete kustvlakte van het tabaks-sultanaat Deli. De oppervlakte van het meer ligt negenhonderd meter boven de zeespiegel, en de omringende bergen steken daar vijf- tot zevenhonderd meter boven uit. Daardoor is het klimaat relatief koel en gezond. Al voor de Tweede Wereldoorlog was Perapat volgebouwd met hotels en gasthuizen van tabaks-, rubber- en palmolie-ondernemingen. Na de onafhankelijkheid van Indonesië is die toeristische ontwikkeling gestopt, maar vanaf de jaren zeventig is zij opnieuw begonnen.
Voor het eerst werd daarbij ook het eiland Samosir betrokken. Tot 1972 was daar geen enkele gelegenheid tot overnachten, sindsdien is de oostkust van het eiland bezaaid met hotelletjes en gasthuizen. De aanzet werd gegeven door rondreizende hippies.
OP SAMOSIR ontmoet ik Mongoloi Sidabungke. Onbedoeld werd hij in de jaren zeventig de grondlegger van het massa-toerisme op Samosir. In het dorp Tomok begon hij het allereerste losmen (logement) voor rugzaktoeristen. Zij konden er slapen op de planken vloer van het traditionele langhuis van zijn marga (Batakse clan). 's Ochtends maakte hij als ontbijt een grote pot koffie en gebakken plakjes cassave, en 's middags om vijf uur was er een maal van rijst met zoute vis en gestoofde groenten. Voor een paar gulden per dag was je bij Mongoloi gelaafd, gevoed en onder dak. Bij iedere maaltijd ging hij voor in gebed, want hij was een vroom man, christen zoals alle Toba-Bataks.
Mongoloi had zich ten doel gesteld, 'de internationale vriendschap te bevorderen'. Maar de meeste dorpsbewoners hadden weinig waardering voor de volgens hen weinig commerciële manier waarop hij dat deed. Mongoloi kreeg onenigheid met een andere marga over een grondkwestie. Eind jaren zeventig week hij uit naar Java, en hij kwam pas begin jaren negentig terug. Toen was inmiddels de Samosirese kustlijn van Tomok tot Ambarita volgebouwd met eenvoudige losmen voor de hippies, zoals rugzakdragers op Samosir nog steeds heten. Vooral op het schiereiland Tuktuk was de ontwikkeling explosief. Nu bevinden zich daar zeker honderd losmen en zes grote hotels.
Ondanks of misschien wel dankzij de Krisis Moneter doen de losmen het over het algemeen beter dan hun grote collega's. Dat komt omdat zij het niet moeten hebben van groepstoerisme, maar geheel drijven op de klandizie van individueel reizende jongeren uit het rijke Westen. En die hebben zich door Krismon en onlusten niet laten afschrikken, integendeel. In de meeste losmen hoeven zij niet meer dan anderhalve tot drie gulden per nacht te betalen. Die onderkomens zijn zacht gezegd nogal elementair, maar welke jongere maalt daarom met zo'n prachtig meer aan zijn voeten, waarin gezwommen, gebaad en een klerenwas gedaan kan worden?
Mongoloi is zijns ondanks tevreden over de ontwikkeling op Samosir. 'Ik heb altijd iets voor de bevolking willen doen', zegt hij, 'en dat is me gelukt. Zelf heb ik er niet van kunnen profiteren, maar dat kan me niet schelen. Ik ben als herboren christen uit Java teruggekomen, en nu probeer ik de mensen mijn boodschap van naastenliefde te geven als prediker van de Pinkstergemeente. Hallelujah brother' En Mongoloi lacht zijn knallende lach van 25 jaren her.
Zo weet de kleinschalige hippietoerisme-industrie aan het Tobameer vrij aardig te overleven. Maar het hotelwezen, waarin duizenden Toba-Bataks hun rijst verdienen, kampt met een ernstige crisis. Het Danau Toba International Hotel in Perapat op het 'vasteland' (82 kamers) heeft zijn deuren gesloten. Het Ambaroba Hotel op Tuktuk-Samosir heeft de meesten werknemers al naar huis gestuurd. Volgens manager Y. Zebua is de bezettingsgraad teruggelopen van 70 procent in 1997 naar 10 procent nu. Ook het Ambaroba betrok tot begin vorig jaar het merendeel van zijn gasten uit Nederland.
Zebua: 'Begin 1998 begonnen Nederlandse touroperators hun boekingen te annuleren. Ze zeiden: er zijn zoveel problemen in Indonesië, onze klanten zijn bang geworden. Terwijl die problemen vooral op Java waren, en een beetje in Medan. Maar aan het Tobameer gebeurt nooit wat. Geen demonstraties, geen vechtpartijen, niks. Het is hier volstrekt veilig voor de toeristen. Waarom komen zij niet terug?'
De woorden van Zebua worden onderschreven door vele Toba-Bataks. Er is geen enkele reden weg te blijven, zeggen zij. Integendeel, het Tobameer is voor Europese toeristen juist aantrekkelijker geworden. Twee jaar geleden moest voor duizend rupiah nog 85 cent worden neergeteld, nu dertig. Daardoor betalen individuele bezoekers in de meeste toeristenhotels voor een comfortabele tweepersoonskamer nu gemiddeld vijftien tot vijfenveertig gulden per nacht.
Het grootste hotel van Tuktuk is Toledo Inn. Het heeft 174 kamers, verdeeld over tientallen gebouwtjes, die, omkranst door bougainville, schilderachtig tegen een berghelling geplakt liggen. Het werd in 1980 gebouwd door de arts Tobing uit Siantar. Sinds zijn dood in 1988 zwaait zijn weduwe er de scepter.
Mevrouw Tobing is nu 76, en niet meer zo goed ter been, maar nog uiterst alert. 'Ik houd alles goed in de gaten', zegt ze in vlekkeloos Nederlands. 'Ik zeg altijd: het oog van de meester maakt het paard vet.'
Ook Toledo Inn heeft te lijden van de crisis. De bezettingsgraad liep terug van 50 tot 15 procent, en mevrouw Tobing moest honderd van haar 175 personeelsleden ontslaan. Maar ze is optimistisch: 'Er hebben zich alweer een paar grote touroperators gemeld. Die komen de volgende maand praten. Ik hoop dat het dit jaar beter zal worden, vooral na de verkiezingen.'
Hotel Carolina behoort ook toe aan een perfect Nederlands sprekende weduwe, mevrouw Sidauruk. Maar zij heeft de dagelijkse leiding overgedragen aan Kornel Manik, ooit begonnen als manusje van alles en thans opgeklommen tot manager.
Hotel Carolina is al 22 jaar mijn favoriete logeeradres. En niet alleen uit de macht der gewoonte, maar gewoon omdat Carolina de mooiste plek is op Tuktuk: een klein dorp van chaletjes in Batakstijl, gelegen in een tropische lusttuin van bloeiende heesters en vruchtbomen.
Manik bevestigt dat Carolina minder te lijden heeft van de crisis dan de meeste andere hotels. Dat komt omdat hier sinds jaar en dag veel individuele gasten komen, vooral Nederlanders. Maar ook Carolina kreeg te maken met afmeldingen van groepsreizen.
Kornel Manik is net als mevrouw Tobing optimistisch over de toekomst. 'Dit jaar zal het beter gaan', zegt hij. 'We hopen dat de grote touroperators terug zullen komen. De tekenen van herstel zijn er al.'
De grote toeristenhotels aan het Tobameer halen hun gasten op verzoek met minibusjes op van het vliegveld Polonia bij Medan (f. 75 per rit). Een luchthaventaxi van Polonia naar Perapat (drie uur), kost ongeveer zestig gulden. Het alternatief: eerst per luchthaventaxi (f. 3) naar busterminal Amplas, dan met de bus naar Perapat (vijf uur, f. 1,50). De mooiste manier is per trein: van station Medan naar Pematang Siantar (v. 10.05 en 16.55, f. 3 en f. 4,80), dan per betjak (BSA-motor met zijspan) naar busterminal P. Siantar (f. 0,90) en per minibus naar Perapat (f. 0,60) Van Perapat-Tigaraja naar Tuktuk gaan de hele dag veerboten. Ze doen er drie kwartier over en kosten 45 cent per persoon.
Telefoon (eerst 0062-625 draaien): Toledo Inn 41182, Carolina Hotel 41520 (fax 41521), Toba Beach Hotel 41275, Ambaroba Hotel 41106 (fax 41105). Pardede Cottages 41641 (fax 41640).