4WD
'Ik mag het niet zeggen buurman, maar ik ben blij dat ze dood is, dat takkenwijf.' Van zéggen is geen sprake, hij schreeuwt het van tweehoog uit over de buurt....
Het is niet ondenkbaar dat het dochtertje van de overledene op hetzelfde moment op straat speelt, of haar man in de tuin bezig is, maar dat schijnt hem niet te deren. 'Twee-honderd-zeven-tien kilo', weer met die stelligheid, alsof hij haar nog persoonlijk gewogen had. Mij was nooit enige onenigheid opgevallen tussen die twee, ze spraken nooit met elkaar. De bewuste vrouw woonde beganegronds en de luidruchtige buurman er schuinboven. Zij sjokte meestal door het poortje naar haar auto of zoemde op haar elektrische scootertje de buurt uit. Aardig was ze niet, afgaande op manier waarop ze tegen haar kind tekeer ging, maar dat laatste valt in onze buurt niet echt op.
Nee, ze moest hem ergens in zijn territoriumdrift hebben dwarsgezeten. Het kwartje viel, toen er daags na haar overlijden een politiewagen voor de deur stond. Na de laatste herbestrating had de vrouw een invalidenparkeerplaats gekregen. Uitgerekend op de plek waar de buurman in het verleden zijn 4WD parkeerde, totdat hij daar na schier eindeloze vermaningen mee was opgehouden. Twee dagen na haar dood was het parkeerbord verdwenen en het witte kruis op de parkeerplaats zwart geschilderd.
De humor ligt in onze buurt dicht bij de dood en die humor is niet alleen voorbehouden aan de oorspronkelijke Amsterdammers. Onder de samengedromde bewoners die allemaal omhoog kijken, heerst een merkwaardige gelatenheid. Ze heeft daar al vaker gestaan, op de balkonrand. De Antilliaanse vrouw is een tanige cocktailverslaafde, altijd in het leer. Een schim in de lift. Bij het inparkeren in de garage stuitert ze letterlijk van auto naar auto, wat haar in de buurt niet geliefd heeft gemaakt. Ik hoor dan ook een paar keer: 'Nou spríng dan.'
Hoewel ze de val van dik twaalf meter niet zou overleven, schijnt niemand zich er druk over te maken, er is al gebeld. Ze lijkt zich nauwelijks bewust van de mensen beneden en richt zich tot haar partner binnen, ook een vrouw zo te horen. De schreeuwpartij, doorspekt met Papiamento, is goed te volgen. In een laatste poging indruk te maken schreeuwt ze: 'Ik spring hoor. Dit keer écht.' Maar ook binnen lijkt men niet onder de indruk, gezien het luide: 'Denk je om de plantjes!'