Traditionele gezin met kinderen wordt steeds minder dominant
Gezinnen met kinderen zijn niet langer de dominante huishoudensvorm. In 1960 bestond nog 55 procent van de huishoudens uit een gezin met kinderen, in 1994 was dat 38 procent....
Van onze verslaggeefster
AMSTERDAM
Ongehuwd samenwonen is zeer populair geworden: van de vrouwen die jonger zijn dan 28 jaar, heeft 70 procent ooit samengewoond. Steeds meer Nederlanders vormen alleen een huishouden, en een groeiende groep vrouwen kiest voor een kinderloos bestaan. 'Dat het traditionele gezin met kinderen een steeds minder belangrijke plaats inneemt in de Nederlandse samenleving, komt vooral doordat het aandeel van de alleenstaanden de laatste dertig jaar sterk is toegenomen', licht SCP-onderzoeker M. Niphuis-Nell 'de kleine revolutie' toe.
Ze zegt dat de groei van het percentage alleenstaanden aanvankelijk werd verklaard door het opvallende sterfteverschil tussen mannen en vrouwen. 'Nederland kreeg steeds meer weduwen.' In de jaren zeventig en tachtig kwamen daar de jongeren bij. 'Het opleidingsniveau van de jongeren was gestegen. In de jaren vijftig en zestig verliet de overgrote meerderheid van de jongeren pas het ouderlijk huis als, en omdat, zij trouwden. De volgende generaties jongeren verlaten het ouderlijk huis om elders, veelal als alleenwonende, een studie te volgen.'
Ten slotte is er een groeiend aantal Nederlanders dat, al dan niet vrijwillig, kinderloos blijft. Niphuis-Nell: 'Kinderloosheid komt vooral voor onder hoogopgeleiden. Van de hoog opgeleide vrouwen die tussen 1945 en 1949 zijn geboren, heeft 20 procent geen kinderen gekregen. En de trend zet zich voort.'
SCP-onderzoeker T. Knijn, hoofddocent bij de vakgroep Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Utrecht, wijt de groeiende kinderloosheid vooral aan het ontbreken van maatschappelijke steun voor moeders om kinderen en werk te combineren. Knijn vindt het opvallend dat vooral Nederlandse, Britse en Duitse vrouwen die problemen hebben.
Ze schrijft dat in alle drie landen sprake was, en nog steeds is, van een ideologie waarin voor elk van de seksen een afzonderlijke taak was weggelegd. Voor mannen gold primair de kostwinnersverantwoordelijkheid en voor vrouwen het verzorgen van huis en haard. Deze ideologie werd na de oorlog structureel, financieel en cultureel verankerd in de verzorgingsstaat: kostwinnerscompensatie, ontslag voor gehuwde vrouwen, het gratis meeverzekeren van echtgenotes in nagenoeg alle sociale volksverzekeringen. Knijn: 'Dit heeft ertoe geleid dat tot op dit moment nog altijd sterk geloofd wordt in het belang van de voortdurend aanwezige moeder.'
Nog steeds werkt in Nederland bij ongeveer de helft van de paren met kinderen alleen de man. Als de vrouw wel werkt, dan is dit in bijna alle gevallen in deeltijd. Niphuis-Nell ziet een 'minuscule trend' van wat zij 'half-om-half-verdieners' noemt. 'Een aantal tweeverdieners probeert de werktijden eerlijk te verdelen. Beide partners werken minder dan dertig uur, elk vier dagen bijvoorbeeld. Dergelijke tweeverdieners verdelen de taken thuis ook wat symmetrischer. Het is nog maar een kleine groep, 5 procent van de tweeverdieners, van vooral hoger opgeleiden. Wellicht zijn het voorlopers. Of de trend echt doorzet, zullen we pas over tien jaar weten.'
In het SCP-rapport staat verder dat de kans dat huwelijken eindigen in een echtscheiding sinds 1960 sterk is toegenomen, maar dat het echtscheidingsniveau sinds het midden van de jaren tachtig is gestabiliseerd. In 1995 is de kans op echtscheiding 32 procent. Samenwoonrelaties lopen veel vaker stuk.