ColumnThomas van Luyn
Tijd om vliegende steekbeesten in de armen te sluiten (niet te hard want dan steken ze)
Onze buren hebben een insectenhotel. Er zitten beestjes in. Die weten zelf niet dat het een hotel is, anders hadden ze vast geklaagd over de gebrekkige roomservice en de slechte wifi. Lijkt me leuk om er badjasjes in te hangen, zeepjes neer te leggen, minibarretjes te plaatsen.
Het is een goede ontwikkeling natuurlijk. Jarenlang hebben we een hele diersoort gedemoniseerd, terwijl insecten ook maar mensen zijn. Tijd om vliegende steekbeesten in de armen te sluiten (niet te hard want dan steken ze) en ze niet meer als bedreiging te zien. Da’s makkelijk, want ze zijn nu zelf bedreigd. Dan zijn ze niet eng meer, maar zielig.
Als het er veel zijn, zijn ze weer eng en moeten ze weer dood. In New York moest ik voor mijn logeeradres ook een insectenhotel kopen, maar dan meer van het soort waarin Norman Bates in Psycho zijn gasten vermoordt. Het heette ‘Roach Motel’, en je kocht het bij elk kruideniertje. Je zette het in je keuken, en ’s ochtends vond je er twintig kakkerlakken in, vastgelijmd aan de hotelvloer. Slogan: ‘They check in, but they never check out’. Het was de enige manier om ze te doden want, zei mijn gastvrouw, je moest nooit op een kakkerlak gaan staan, anders schoten er een miljoen eitjes alle kanten op.
In Nederlandse steden worden in rap tempo insectenhotels bijgebouwd. Met als gevolg dat het in stedelijke gebieden geweldig gaat met bijen, hommels en andere insecten. Zozeer, dat de biodiversiteit er groter is dan in delen van het platteland. Een akker vol mais is voor de meeste insecten tenslotte een woestijn, terwijl een stad een luilekkerland is, vol tuintjes en potten met bloemen, pleinen vol gesmolten ijsjes, glazen cola en, niet te vergeten, mensen. Want muggen houden van mensen. En zwaluwen en vleermuizen weer van muggen, dus dat tikt lekker aan.
Mijn lokale tuincentrum is helemaal eco geworden. Ik zag er insectenhotels, speciale bloemassortimenten voor insectenmaximalisatie, hangdingetjes die ‘muurtuintjes’ heten, waar je bloemen in kunt doen voor de insecten, maar ook kruiden om te eten en ‘om de wespen op afstand te houden’. Die vallen dus buiten de milieuboot, goed om te weten. En groene daken hè: je legt wat plastic neer en een graszode met vetplantjes, en voilà, je hebt een natuurgebied gewonnen. Houdt ook water vast, daar zijn ze ook enorm mee bezig in het tuincentrum, water vasthouden, want de zomers beginnen inderdaad een dorre boel te worden. Ze hadden er regentonnen in alle soorten en maten. Ik sloeg ze over, want waar ik woon krijgt zo’n ton door het uitgaanspubliek al snel de functie van openbaar toilet toegewezen. Ook een groen dak gaat ons niet lukken, daarvoor is het onze te schuin. Trouwens: wilden we niet zonnepanelen op al die daken? Lijkt me logischer dan ze plaatsen op al dat land dat de boeren verhuren. Daar maken ze van graswoestijnen gewoon zonnepaneelwoestijnen, dat schiet niet op. Als we daar nou weelderige bloemenweiden van maken en er insectenhotels neerzetten, en al die zonnepanelen op de daken doen? Ja, wat weet ik ervan.
Het tuincentrum had bij de afdeling groene daken een leuke tip: zo’n groen dak kun je ook aanleggen op de deksel van de enorme plastic box waar je de plastic kussens van je plastic tuinmeubilair in opbergt. Wel zo eco.