Proef met kampen voor jonge criminelen gestopt
Het experiment met de zogeheten Lubbers-kampementen, voor criminele jongeren tussen 18 en 24 jaar, wordt stopgezet. De jeugdwerkinrichtingen (JWI's), zoals de kampementen officieel heten, zijn niet meer of minder effectief dan andere instellingen die jonge boeven helpen bij het vinden van een opleiding of een baan....
Van onze verslaggeefster
DEN HAAG
Dit schrijft minister Sorgdrager van Justitie aan de Tweede Kamer. Ze baseert haar besluit op de bevindingen van het departementale onderzoeksbureau WODC. Een belangrijk bijkomend motief om de kampen op te heffen, is dat jongeren er een half jaar of langer moeten verblijven, waarbij de voorlopige hechtenis wordt opgeschort. Daarvoor is geen juridische basis, schrijft Sorgdrager.
Dat was geen bezwaar zolang de JWI's experimenteel waren (van 1994 tot en met 1996). Maar als de kampementen een definitieve status zouden krijgen, moet er een wettelijke grondslag komen voor die opschorting. Dat heeft alleen zin als de JWI's een meerwaarde hebben, en dat is niet zo, aldus de minister.
De JWI's zijn in 1994 opgezet op aandrang van premier Lubbers, die jonge criminelen weer op het rechte pad wilde brengen door hen streng aan te pakken en hard te laten werken in wat hij 'kampementen' noemde. Op die manier zouden ze weer in staat zijn om een opleiding te volgen en een baan te vinden.
De kampementen zullen verdwijnen op het moment dat de nieuwe Penitentiaire Beginselenwet van kracht wordt, waarschijnlijk begin volgend jaar. De kennis die er is opgebouwd, blijft behouden en zal worden toegepast in andere instellingen, aldus de brief.
Volgens het WODC-rapport worden de JWI's inderdaad bevolkt door de jongeren voor wie ze zijn bedoeld. 'De doorsnee-JWI-deelnemer is een behoorlijk doorgewinterde delinquent, die is aangehouden op verdenking van ernstige feiten (diefstal met geweld, afpersing), zonder werk, en met een lage of afgebroken opleiding.' De plaatsing in het kampement komt in de plaats van een onvoorwaardelijke celstraf van tussen de 6 en 24 maanden.
Van alle 145 jongeren (van wie de Nederlanders in de minderheid zijn, 40 procent) die de afgelopen drie jaar in een JWI terechtkwamen, hebben er 39, iets meer dan 25 procent, het hele programma afgemaakt.
Bijna de helft (70) is afgehaakt, een kwart was nog bezig. Het hoge uitvalpercentage verbaast de onderzoekers niet, dat ligt in soortgelijke inrichtingen even hoog.
Opvallend is wel dat de uitvallers zwaardere misdrijven hebben begaan dan de blijvers. Het is een moeilijke groep, stelden de onderzoekers van het WODC vast. Ze zijn vaker met justitie in aanraking geweest, hebben behoorlijk zware delicten gepleegd, weten niet hoe ze de dag zinvol kunnen doorbengen en hebben geen schooldiploma. Van hen heeft 20 procent bovendien geen vaste woon- of verblijfplaats. Vier van de tien zijn verslaafd aan softdrugs, drank of gokken.
Van alle uitvallers gooit 60 procent er het bijltje al bij neer in de eerste fase van de JWI, de onderbouw, in Veenhuizen. Daar zijn twintig plaatsen beschikbaar waarvoor een zwaar regime geldt. Alle jongens moeten meedoen aan alle activiteiten, een eigen radio of tv is niet toegestaan. Gemiddeld blijven de jongens er vijf maanden. Wie afhaakt of wordt weggestuurd, vertrekt binnen twee maanden.
In Veenhuizen wordt voor het eerst echt getest of de jongeren gemotiveerd zijn en willen doorzetten, schrijven de WODC-onderzoekers. Belangrijkste reden voor vertrek: gebrek aan motivatie, weglopen of niet terugkeren van verlof. Agressief gedrag tegenover deelnemers of personeel zijn een reden om een jongen weg te sturen. In Veenhuizen zitten momenteel zeventien jongeren.
In de tweede fase van de JWI, de bovenbouw, is het regiem aanzienlijk losser. Die overgang is voor veel jongens erg groot. De jongeren wonen in kleine groepen en gaan overdag naar school, lopen stage of werken bij een uitzendbureau. Redenen voor vertrek zijn harddruggebruik, het plegen van nieuwe misdrijven tijens het weekendverlof of het zich niet houden aan afspraken. Momenteel zijn alleen de vijf bovenbouw-plaatsen in Almelo allemaal bezet. Van de negen in Hoorn staan er zes leeg, terwijl vier van de zes plaatsen in Rottrerdam worden gebruikt.
De jongeren die in de laatste fase - na een jaar of langer in het 'kampement' - werden weggestuurd, hadden ook drugs gebruikt of misdrijven gepleegd. Zij woonden alweer bij hun ouders of zelfstandig.
Van alle jonge misdadigers die het programma van een JWI of een soortgelijk project van de Corridor in Zeeland (Noord-Brabant) afmaakten en die inmiddels een baan hebben of een opleiding volgen, maken de meesten het na een jaar nog steeds goed.
Van alle criminele jongeren - niet alleen die in de Lubbers-kampementen - die na afloop van het scholingsprogramma terugkeren in de maatschappij, vervalt ongeveer de helft opnieuw tot crimineel gedrag. De jongens in de JWI onderscheiden zich in dat opzicht niet van andere criminele jongeren, stellen de WODC-onderzoekers vast.
De kampementen hadden criminele jongeren onmiddellijk na hun arrestatie moeten opvangen, vanwege het gewenste lik-op-stuk-beleid. Maar dat is niet gelukt, staat in het onderzoeksrapport. Gemiddeld zaten de jongens al drieëneenhalve maand achter de tralies voor zij naar Veenhuizen vertrokken.