Interview

Politiek verslaggever Ron Fresen van de NOS: ‘Ik heb een tikkende tijdbom in mijn lijf’

Ron Fresen Beeld Valentina Vos
Ron FresenBeeld Valentina Vos

Na acht jaar achtuurjournaal heeft politiek verslaggever Ron Fresen (62) besloten ermee te gaan stoppen. Hij is ongeneeslijk ziek en wil de jaren die hem nog resten liever achter de kinderwagen van zijn kleinzoon aanlopen dan achter politici in Den Haag.

Nathalie Huigsloot

Hij heeft het lang geheim gehouden. Hoewel het zijn vak is nieuws naar buiten te brengen, besloot politiek verslaggever Ron Fresen zijn ziekte te verzwijgen. Tijdens de chemokuren kreeg hij een ijskap op zijn hoofd om te voorkomen dat zijn haar uitviel. Dat werkte, maar het bleef spannend of hij de kanker geheim kon houden in politiek Den Haag. Zijn ogen stonden toch net iets anders en zijn wenkbrauwen waren bijna verdwenen.

Mark Rutte was het dichtst bij zijn ontmaskering. Op een van zijn eerste werkdagen na een periode van afwezigheid vanwege een reeks behandelingen, loopt Fresen hem tegen het lijf. Als ze samen de lift in willen stappen, kijkt de premier hem recht in het gezicht aan. ‘Hé Ron, hoe is… uh joh… wat is er met je wenkbrauwen?’ Shit, denkt Fresen, en praat er snel omheen. ‘Vast te veel in de zon gezeten…’ Blabla.

Ron Fresen belandde zeventien jaar geleden als politiek verslaggever bij het NOS Journaal na een – naar eigen zeggen – rimpelloze jeugd in Den Haag en een carrière bij de regionale omroep Radio en TV West. Toen Dominique van der Heyde acht jaar geleden naar Nieuwsuur vertrok, volgde hij haar op als eerste duider. Sindsdien is hij het politieke gezicht van het NOS Journaal.

In zijn boek Acht jaar Achtuur: Leven op het Binnenhof dat deze week verschijnt, beschrijft hij gedetailleerd de vele onderwerpen die hij voor het oog van de camera behandelde. Fresen brengt het allemaal met de hem kenmerkende losse presentatie-stijl, met licht Haagse tongval, en dusdanig enthousiast dat de NOS heeft besloten hem wat closer te filmen zodat zijn druk meepratende handen buiten beeld vallen. Het is een stijl die vooral veel lof oogstte toen Tarik Z. in 2015, met een neppistool de studio van het NOS Journaal binnenviel en Fresen totaal onverwacht live vanuit de NOS-studio in Den Haag de boel aan elkaar moest zien te praten. ‘Je suis Ron Fresen’ twitterden fans daarna. En tv-recensent Angela de Jong schreef in het Algemeen Dagblad: ‘Ron Fresen, a star is born’. ‘Zonder haperen, en dat zónder autocue, praatte hij bijna twee uur livetelevisie zonder noemenswaardige nieuwe ontwikkelingen aan elkaar, terwijl de emoties ook bij hem uit zijn poriën moesten spuiten.’ Als hij later die week naar de wekelijkse persconferentie van Rutte gaat, krijgt hij applaus bij binnenkomst. Dominique van der Heyde, zijn huidige chef van de parlementaire redactie, is plaatsvervangend trots.

Het is ook mede dankzij haar oplettendheid – ze houdt in de gaten wanneer Fresen wat extra visagie nodig heeft – dat het Fresen lukt zijn gezondheidssituatie onder de pet te houden. Tot vandaag, nu hij besloten heeft de geheimzinnigheid te doorbreken.

‘Het is een ingrijpend iets’, vertelt Ron Fresen terwijl hij koffie en een gebakje serveert in zijn Haagse huis. ‘Vooral omdat het weer is teruggekomen, hè. Ik kreeg op mijn 47ste voor het eerst prostaatkanker. Mijn vader is er op zijn 72ste aan overleden. Dat heeft mij wel een waarschuwingslampje meegegeven, en dat begon op een gegeven moment te knipperen. Ik moet het toch eens laten controleren, dacht ik. In het ziekenhuis zeiden ze nog: ‘Nee joh, ben je gek, dat kan helemaal niet op jouw leeftijd.’ Maar toen had ik het dus wel, en heb ik me laten opereren. Daarna was de kanker weg.’

‘Tot november 2018, toen tijdens een routinecontrole mijn bloedwaarden, na elf jaar kankervrij te zijn geweest, niet goed bleken. Ik wist meteen wat dat betekende. Bij recidive is het altijd uitgezaaid, altijd ongeneeslijk. Dat was een heel harde boodschap. De onbezorgdheid die je normaal als gezond mens hebt, viel ineens weg. Plotseling moest ik me druk gaan maken over de vraag hoe lang ik daar nog mee kon leven, en wat voor leven dat dan was. De eerste weken bleef ik het liefst onder mijn dekbed liggen. Ik had nergens meer zin in.’

Hoe ben je er toch uit gekomen?

‘Mijn vrouw Anneke zei op een gegeven moment: ‘Ron, op het verloop van de ziekte heb je weinig invloed, maar je hebt honderd procent invloed op de manier waarop jij ermee omgaat.’ Verdomd, dacht ik, dat is waar. Ik ben van oorsprong een optimistisch, positief ingesteld, energiek figuur, dus waarom zou ik dat hierbij niet ook zijn? Toen heb ik toch een knop omgezet. En vanaf dat moment gaat het eigenlijk redelijk goed.’

Denk je er veel aan?

‘Natuurlijk zit het vaak in mijn hoofd. Zeker toen ik vorig jaar een chemokuur moest ondergaan omdat mijn bloedwaardes te snel stegen. Die chemokuur was heftig, dan word je ineens hard geconfronteerd met het feit dat je kankerpatiënt bent. De ene avond deed ik nog verslag in het Journaal en had ik nergens last van. Er zat wel een tikkende tijdbom in mijn lichaam, in de zin van kwaadaardige cellen die zich ontwikkelen, maar ik had er geen last van. De volgende morgen lag ik ineens in een ziekenhuis aan een infuus tussen allemaal kankerpatiënten met kale hoofden, en voelde ik me doodziek.’

‘Maar goed, die chemokuur gaat echt levensjaren opleveren. Anderhalf tot twee jaar extra werd er gezegd. Dat vind ik wel de moeite waard om zes keer voor naar het ziekenhuis te gaan. Bij uitgezaaide prostaatkanker is het een kwestie van rekken en erbij blijven, zo krijg je er hopelijk vijf tot acht jaar bij, en ondertussen proberen daar zo min mogelijk mee bezig te zijn en zoveel mogelijk te genieten van het leven.’

null Beeld Valentina Vos
Beeld Valentina Vos

Lukt dat?

‘Het klinkt erg cliché, maar je leven krijgt er een extra dimensie door. Het is allemaal intenser geworden. In het begin hing het als een sluier over mijn dag heen, maar dat was na drie maanden weg. Dan heb je voor jezelf een soort plan: ik ga er zo mee om. Maar er zijn natuurlijk momenten… Als ik er nu zo over praat, merk ik dat het me niet makkelijk afgaat. Het is toch een emotioneel ding.’

Waarom besloot je een dubbelleven te gaan leiden, in plaats van de waarheid te vertellen, bijvoorbeeld toen Rutte je verdwenen wenkbrauwen opmerkte?

‘Ik had voor mezelf duidelijk een streep getrokken tussen de mensen van de redactie en politici. Op de redactie weten ze het, maar ik wilde niet dat ze me op het Binnenhof zorgelijk gingen aankijken, want dan gaat het mijn werk beïnvloeden. Bovendien voelde ik me fantastisch, dus waarom zou ik dan als een kankerpatiënt door dat Kamergebouw gaan lopen?’

‘Er waren op Twitter wel mensen die schreven: jezus, wat is er met Ron Fresen aan de hand, zeg? En op mijn werk zagen ze het ook wel. Dominique zei op een bepaald moment: ‘Misschien moet je morgen toch maar even een visagist laten komen, in plaats van het zelf te doen.’ Toen wist ik genoeg. Ik heb Rutte ook een keer geïnterviewd terwijl ik medicijnen slikte waar ik hyper van werd. Als ik dat terugkijk, zie ik dat ik wel erg op hem zat te hakken.’

Soms liepen je persoonlijke situatie en hetgeen waarover je verslag deed ook wel erg door elkaar.

‘Ja, terwijl ik verslag deed van de gevolgen van de coronacrisis voor de reguliere zorg, kreeg ik zelf een telefoontje dat mijn chemokuur was uitgesteld. En in het ziekenhuis vertelde iemand me, omdat diegene mij kende van het Journaal, dat het een drama was met de mondkapjes, dat ze een hele lading uit China hadden gekregen wat rotzooi was. Dat heb ik toen weer in het Journaal kunnen gebruiken.’

‘Maar dat is met mijn werk natuurlijk altijd zo, het is echt een 24/7-baan. Als ik op zaterdag in De Telegraaf een interview met Mona Keijzer lees en denk: oh my god, die gaat eraan vandaag, dan heb ik dat nog niet gedacht of de eindredacteur van de NOS hangt al aan de lijn. Dat is ontzettend leuk, maar aan de andere kant ben ik er ook niet rouwig om als die last straks van me af valt.’

Wat opvalt in jouw boek is dat je elk moment in je ziekteproces koppelt aan je werk. Je krijgt te horen dat je ongeneeslijk ziek bent, en in een reflex lees je verder in een boek over Trump.

‘Ja, het werk is erg belangrijk voor me geweest omdat het zo’n enorme afleiding was, en ik me daar volledig in kwijt kon. Ik doe het nog altijd met een enorme gretigheid, ik wil nog elke dag het behang van de muur vreten. Het was op een gegeven moment alleen te vermoeiend, toen ben ik twee maanden van de zender af geweest. Maar verder is het werk steeds de motor geweest die me aan de gang hield, en me het gevoel gaf: joh, je bent er nog, ga gewoon door met wat je altijd deed.’

En toch ga je ermee stoppen.

‘Ja. Dat is een heel dubbel gevoel. Aan de ene kant vind ik het eng. Want hoe ziet een dag eruit als dat motortje niet meer draait? Ik ga het zeker heel erg missen. Aan de andere kant opent het deuren naar nieuwe perspectieven. Mijn vrouw is sinds kort met pensioen, die was purser bij de KLM, dus we kunnen straks vanalles samen doen. Wat voor temperatuur is het in Parijs? Kom, we pakken de auto en rijden ernaartoe. Of verder Frankrijk in, we zijn allebei wijnliefhebbers. En ik ben opa geworden, daar wil ik ook van gaan genieten. Dus ik geloof dat het al met al een goed besluit is, maar ik zie er ook tegenop, moet ik je eerlijk zeggen. Ik loop echt niet fluitend het pand uit.’

‘Wat ook meegespeeld heeft bij de beslissing om te stoppen, is dat ik steeds vaker merkte dat mijn enthousiasme over de politiek en de journalistiek afnam. De afgelopen verkiezingen zouden mijn laatste zijn, dus daar verheugde ik me op. Ik kreeg alleen corona waardoor ik thuis moest blijven. Ik dacht dat ik het vreselijk zou vinden om het allemaal vanaf de bank te moeten volgen, maar eigenlijk vond ik het niet zo erg. Dat was voor mij het begin, dat ik begon te denken: moet ik toch de knoop niet eens doorhakken? En het grappige is dat sinds ik dat gedaan heb, ik het gevoel heb dat ik het in het Journaal beter doe dan ooit. Collega’s zeggen dat ook. Die wisten tot voor kort trouwens nog niet dat ik stop, daarvan waren maar een handjevol mensen op de hoogte.’

Dominique van der Heyde zei ook dat je nu op je best bent, alsof je ego niet meer meespeelt.

‘Ja, er is iets van me afgevallen. ‘Ron, weet je het wel zeker, wil je niet nog één jaar door?’, vroeg Dominique me. ’En dan?’, zei ik. ‘Dan ben ik straks een jaar verder en dan vind ik het nog steeds moeilijk om te stoppen.’ Want het is toch een soort amputatie. Je gaat iets van jezelf afsnijden waar je enorm aan bent gehecht. Maar ik merk ook dat ik me steeds meer erger aan de politiek. Ik ben cynischer geworden, en dat is niet goed. Als verslaggever moet je onbevooroordeeld en nieuwsgierig zijn. Tot voor kort had ik altijd de neiging om de politiek te verdedigen als mensen zeiden: ‘Joh, wat is dat voor een zooitje daar’. Maar de laatste tijd lukt dat steeds minder goed omdat ik het zelf ook een aanfluiting vind.’

null Beeld Valentina Vos
Beeld Valentina Vos

Waaraan erger je je dan?

‘Aan het geschreeuw, het vergroten van de tegenstellingen, het feit dat het veel meer gaat om beeldvorming en profilering dan om inhoud. Wat de politiek volgens mij moet doen, is kijken of je in het debat tot oplossingen kan komen voor de problemen waar het land mee zit. Of het nou gaat om het klimaat, de wooncrisis, migratie of whatever. En we zitten nu in de situatie waar de politiek alleen maar aan het schreeuwen is en bang is voor de verkeerde beeldvorming. In de debatten is het alleen maar klatsj-klatsj, boem-boem, je liegt, je bedriegt, het is een schande, het is een blunder en je moet weg. Er zit een opgeblazen sfeer in het politieke debat. En ook journalisten hebben de neiging om daarin mee te gaan: zo van, ah een clash, spannend! In plaats van na te te denken waarover iets in essentie nou eigenlijk gaat.’

‘Wij zijn ook van het dagelijkse gooi- en smijtwerk’, zei Van der Heyde. ‘Onze taak is om het nieuws zo snel mogelijk te brengen.’ Wat dat betreft werk jij wel in een tak van sport die haaks staat op wat je hoopt dat het zal zijn.

‘Ik beweer ook niet dat we dat gooi-en-smijtwerk niet moeten doen, ik zeg alleen dat we dat vaker moeten laten voor een ánder verhaal. Dat was voor mij echt een eyeopener, toen ik het vanaf de bank allemaal gadesloeg. Ik had ineens zo sterk het gevoel: ik hier kan wel mee door blijven gaan, weer de zoveelste rel van de dag brengen, maar wat schieten we er eigenlijk mee op?’

Toen jij als eerste bracht dat er een harde lockdown aan zat te komen, renden massa’s mensen nog snel even naar de winkel. ‘We gaan een Ron-Fresen-piek in de besmettingen zien’, grapte GeenStijl. Als je denkt aan de vraag: wat schiet je ermee op? Wat heb je de wereld dan gebracht door dit een dag eerder wereldkundig te maken dan Rutte wilde?

Stralend: ‘O, op zich niets. Maar als je iets weet dat nieuwswaardig is, dan vind je het ook leuk om het als eerste te vertellen! En dan sta je minder stil bij de gevolgen. Het was op een maandag, maar het leek wel zaterdagmiddag – zo druk was het in de stad. Ik dacht: what the fuck hebben we aangericht joh! Haha!’

Zei hij hard lachend.

‘Haha, ja sorry, maar dat is gewoon de sport en kick als je nieuwsverslaggever bent. Dan vind je het leuk om nieuws als eerste te brengen. Maar dat vind ik iets anders dan dat je op elk relletje inzoomt.’

Toch zorgen beide benaderingen ervoor – zowel het rennen van rel naar rel, als de wedstrijd om het als eerste te willen brengen – dat belangwekkender zaken, zoals het klimaat, ondergesneeuwd raken. Het helpt allebei niet mee om de politiek te dwingen de ogen op de bal te houden, zeg maar.

‘Precies om wat jij nu noemt, vind ik dat we de koers af en toe moeten verleggen. Dat we moeten zeggen: we gaan niet dat relletje van de dag doen, maar we houden de ogen op de bal van de inhoud. Bij een debatverslag is dat nog best ingewikkeld. Dan gebeurt er iets heel heftigs, dan zegt iemand ‘doe normaal’, en de ander zegt ‘doe zelf normaal’ en dan heb je toch de neiging om zo’n momentje uit te zenden. Maar wij zeggen de laatste tijd steeds vaker: we zenden het niet uit, want daar ging het debat niet over.’

‘Het zijn moeilijke keuzes, maar ik wil echt een vurig pleidooi houden, ook naar andere journalisten, om dat vaker te doen. Om ons te focussen op hoe de problemen moeten worden opgelost in plaats van in te zoomen op iemand die de ander uitmaakt voor rotte vis. Op dat punt ben ik nu wel aangekomen. Ik vind dat niet bevredigend meer, ik vind dat geen goede journalistiek. En hopelijk passen politici hun gedrag daarop aan.’

Je hoopt dat ze gaan denken: ik moet iets inhoudelijks zeggen, anders kom ik niet in het achtuurjournaal.

‘Dat is misschien al te idealistisch gedacht, maar ik vind dat wijzelf die keuze moeten maken, even los van wat de politiek doet.’

In je boek schrijf je dat je in 2015 op een van Rutte’s wekelijkse persconferenties naar aanleiding van het ‘Wir schaffen das’ van Angela Merkel vraagt: ‘Zijn vluchtelingen welkom in Nederland?’, waarop hij expres een volstrekt onbegrijpelijk antwoord geeft. Toen je hem later vroeg waarom hij op een eenvoudige vraag zo’n onmogelijk antwoord gaf, antwoordde hij: ‘Heel simpel, dan weet ik zeker dat jullie dit niet uitzenden.’ Is die trukendoos van politici om geen antwoord te hoeven geven op de vraag niet frustrerend?

‘Zeker, dat is soms gekmakend. Het heeft er ook mee te maken dat er inmiddels meer voorlichters, woordvoerders en spindoctors rondlopen op het Binnenhof dan journalisten. Dus alles is voorbereid. En dat maakt het soms ingewikkeld, want als journalist heb je niet dat hele apparaat achter je.’

Over Hugo de Jonge schrijf je: ‘We maakten op de redactie ooit de grap dat we hem de eerste vraag stellen, dan koffie halen, om na negen minuten terug te komen en te zeggen: ‘Bedankt voor dit gesprek, goed weekend.’

‘Ja, als je hem de ruimte geeft, draait hij zijn voorbereide riedel af. Er is een tijd geweest dat we dachten: hij geeft geen antwoord, dus zenden we het niet uit. Nu kiezen we er vaker voor om te laten zien dat een politicus geen antwoord geeft.’

Rutte houdt de kijkcijfers zelfs nauwkeurig bij. ‘Wij maken de best bekeken talkshow’, zegt hij dan vol trots tegen je na de opname.

‘Ja, hij ziet dat wekelijkse gesprek echt als ons programma, maar dat is het niet, het is van de NOS. Politici gaan niet over de onderwerpen, politici gaan niet over de vragen.’

Hoeveel uur bij elkaar heb je in je leven voor een dichte deur gestaan, denk je?

‘Nou, dat zijn er vele hoor.’

LuckyTV persifleerde je naar aanleiding daarvan als clown Ronnie. Ineens zag je jou met clownsneus, oranje pruik, schmink en een clown Bassie-stemmetje je verslag doen. Volgens je dierbaren was dat een dieptepunt in je carrière.

‘In het begin vond ik het best grappig, maar op een gegeven moment was ik helemaal klaar met die clown. Het hield maar niet op. Na clown Ronnie, werd het piraat Ronnie, ik dacht: wat is dit joh? Ik vond het op een gegeven moment zorgelijk worden. De hoofdredactie zei ook: ‘Dit moet niet te lang zo doorgaan, want anders kan het van invloed zijn op hoe mensen naar je kijken.’ Dan was ik te gast in DWDD om duiding te geven, en dan zat er aan het einde toch weer een filmpje van mij als clown. Ik was blij toen het stopte.’

Dat vele te gast zijn in De wereld draait door heeft voor botsingen gezorgd met Dominique van der Heyde. Dat was volgens haar weer het gevolg van je ego, jij moest en zou daar zitten.

‘Heeft ze dat allemaal verteld? Als je het hebt over een dieptepunt, dan was dat er wel een zeg. Zelfs de NOS-hoofdredactie zei op een gegeven moment: ‘Dit zijn onze twee belangrijkste politieke duiders, en die hebben ruzie met elkaar, dat moet opgelost worden, anders kan het consequenties hebben voor hen allebei.’ Mijn optredens in DWDD zorgden inderdaad voor spanningen. Ik was op dat moment duider nummer 2, na Dominique. Zij had het platform van het achtuurjournaal. Daardoor had ik het gevoel dat ik mijn ei niet kwijt kon, dat ik me als duider constant in moest houden. En toen zeiden ze bij DWDD: we vinden Ron hartstikke leuk, die kan er leuk over vertellen en ik wilde dat graag doen. Dominique legde dat uit als ego, ik dacht: nou, het zal wel. Maar zij vond het ongemakkelijk dat ik daar om half 8 zat, op NPO 3, en zij een halfuur later in het achtuurjournaal op NPO 1.’

null Beeld Valentina Vos
Beeld Valentina Vos

Je maaide het gras voor haar voeten weg.

‘Precies. Maar dat heb ik me eigenlijk nooit zo gerealiseerd. Nu begrijp ik dat wel, want ik zou het ook heel onprettig vinden als de nummer 2 om half acht prominent in een talkshow de duiding zou doen, en ik daarna pas zou komen. Maar toen dacht ik: joh, het is een andere zender, een ander programma, waar maak je je druk om?’

Je goede vriend Cor Speksnijder zei: ‘Uiteindelijk is Ron het blijst als de camera draait’.

‘Ik weet niet of dat zo is. Maar het is wel het moment waar je naartoe werkt, het gaat om die anderhalve à twee minuten dat je in dat Journaal komt. ‘En dan gaan we nu naar Ron in Den Haag, Ron, vertel…’ En dan moet je er gewoon staan. En als dat vervolgens goed gaat, dan heb je daar een goed gevoel over. Maar de echte voldoening zit hem toch in het hele proces eromheen, het contact met je collega’s, de dynamiek in de wandelgangen. Dat is wat ik enorm ga missen als ik ben gestopt.’

Als je zou mogen kiezen tussen in onwetendheid doorwerken en onverwachts sterven of, zoals nu, heel bewust het einde zien naderen en daardoor het leven intenser beleven. Wat had je dan gekozen?

‘Dan had ik toch liever dat zorgeloze doorgetrokken, en dan maar een paar jaar korter geleefd. Ik kijk tegenwoordig ook heel anders naar overlijdensadvertenties. Ik let meer op hoe oud iemand is geworden. En als ik hoor dat iemand is overleden, is mijn eerste vraag: hoe oud was-ie? O, o ja, dat hoop ik ook wel te worden, denk ik dan. Dat is een heel gek fenomeen, iets dat ik voorheen nooit had.’

Cor zei dat je over het algemeen heel nuchter bent, maar dat hij je af en toe ook heeft zien huilen. Waar ben je dan het verdrietigst over?

‘…Toch uiteindelijk over mijn kinderen. Ja… Het is nog ver weg, maar dat je afscheid moet nemen, is hetgeen waar ik het meest tegen opzie. Ik geloof dat ik daar het verdrietigst over ben. Dat het ophoudt, dat het afgelopen is. En dat je bepaalde dingen misschien niet meer meemaakt.’

‘Een paar jaar geleden is een vriend van mij overleden aan alvleesklierkanker, ik ben toen op zijn sterfbed geweest. Hij zei tegen mij: ‘Ron, ik zeg je een ding, het is niet erg. Het gaat vanzelf.’ Daar moet ik wel regelmatig aan denken. Als je het hebt over angst voor de dood, denk ik: ik ben niet bang voor de dood. Dat gaat inderdaad vanzelf. En als je door ziekte doodgaat, kun je daar ook naartoe leven en jezelf daarop voorbereiden. Dus dat is het niet. Maar wat ik echt vreselijk vind, is dat toch ergens dat moment komt dat ik afscheid moet nemen van de mensen van wie ik heel veel houd.’

Je dochter Eva vertelde dat ze heel blij is dat je nog opa bent geworden.

‘Ja, ik heb haar altijd enorm op de huid gezeten over een kleinkind, ik wilde dat zo graag, haha. Dus toen ik hoorde dat ze zwanger was, dacht ik: wat mooi dat ik dat nog meemaak! En dat is prachtig, dat is een van de mooiste dingen in mijn leven. Ik zie het al helemaal voor me als ik straks gestopt ben: dat ik twee dagen helemaal niet op mijn telefoon kijk en alleen maar met de kinderwagen in de speeltuin zit.’

‘Vorige week had ik de fles gegeven en zag ik dat Eva moe was. ‘Joh’, zei ik, ‘ga lekker een uurtje slapen, ik ga wel even een stuk met hem lopen. En daar liep ik, met het eindemiddagzonnetje in mijn rug, doelloos door die Haagse straten. Ik had die kap een beetje naar beneden gedaan, zodat-ie om zich heen kon kijken, en ik keek alleen maar in die wagen en probeerde me in te beelden wat hij zag en hoorde. En ik liep daar gewoon – ik ga dit straatje eens in, ik ga dat straatje eens in – en langzaam zag ik hem zo in slaap vallen. Ik werd daar zo ongelooflijk relaxt en gelukkig van. En toen dacht ik: als dit de komende jaren nog zo is, dan is dat fantastisch, dat is echt zo ongelooflijk mooi. Ja, daar kan ik echt....’ Geroerd: ‘Daar word ik emotioneel van, maar op een mooie, gelukkige manier.’

RON FRESEN

22 oktober 1958 Geboren in Den Haag. Rons vader werkte bij een verzekeringsmaatschappij, zijn moeder was huisvrouw.

1976-1980 Haagse Sociale Academie (wordt tweemaal uitgeloot voor School voor Journalistiek).

1981-1987 Een van de initiatiefnemers bij de oprichting van het regionale radiostation Radio West in Den Haag.

1987-1995 Verslaggever Radio West.

1995 Parlementaire redactie van Veronica Nieuwsradio.

1996 Vertrok naar TV West om daar televisieverslaggever te worden.

2000 Hoofdredacteur bij TV West, en later Omroep West.

2004 Verlaat Omroep West om bij de NOS aan de slag te gaan als politiek verslaggever bij het NOS Journaal.

2014 Volgt Dominique van der Heyde op als eerste politiek duider van het NOS Journaal.

2021 Verschijning van zijn boek Acht jaar Achtuur: Leven op het Binnenhof bij Uitgeverij Balans.

Mei 2022 Ron Fresen stopt.

Hij woont in Den Haag, samen met zijn vrouw, met wie hij twee kinderen en een kleinzoon heeft.

Fotografie Valentina Vos. Visagie Vera Dirkx (NCL). Fotografie-assistent Jesper de Boer

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden