Oudere jongere is toe aan revolte

Senioren laten over zich lopen, meent Bram Peper. Thomas von der Dunk betoogt dat de oudburgemeester daarmee de wereld op zijn kop zet....

Thomas von der Dunk

Volgt op de revolte van de jeugd veertig jaar terug binnenkort de revolte van de jeugd van veertig jaar terug? Volgt op de opstand van de jongeren van de jaren zestig in de jaren nul een tweede opstand van de voormalige jongeren die inmiddels oud geworden zijn? Als het aan Bram Peper ligt, wel. De voormalige burgemeester van Rotterdam werpt zich inmiddels op als woordvoerder van de senioren: 'We hebben lang genoeg over ons laten lopen'.

Het is de meest verbluffende uitspraak in het interview van afgelopen vrijdag (de Volkskrant, 23 juli). Men moet de woorden eens goed tot zich laten doordringen. Bij alle kwaliteiten die Peper bezit: als hij inderdaad meent wat hij hier zegt, is zijn maatschappelijke zelfinschatting toch tamelijk onderontwikkeld.

Zeker, de inmiddels échte ouderen (dat zijn de generaties van vóór Peper) hebben inderdaad vaak over zich heen laten lopen – vaak door de generatie ván Peper, die hen toen zij zelf nog zeer jeugdig was vrij abrupt onttroonde, om te beginnen in Pepers eigen partij. In dat opzicht is er juist betrekkelijk weinig wat zijn generatie met de eerdere jaargangen verbindt. Het is dan ook wat vreemd om een prominent lid van deze generatie nu uit naam van al die 4 miljoen zestigplussers een klaagzang over onderdrukking door de jeugd aan te horen heffen.

Meer dan drie decennia hebben zij, door zich met een beroep op hun gezonde jeugdige vernieuwingsdrang tegen ouderen af te zetten, de politieke toon gezet. Pas nu zijzelf langzaamaan de leeftijd naderen waarop als ultieme toekomstperspectief de bejaardenhangplek van het verpleeghuis wenkt, begint hun kijk op de wereld te kantelen. Zodoende worden er uit hun monden verstandige woorden over respect voor de wijsheid van ouderen met meer levenservaring vernomen, en wordt de verafgoding van het nieuwe en het jeugdige bekritiseerd. Woorden over respect voor wijsheid en levenservaring die men bij hen node heeft gemist. En wat die jongheidscultus betreft: die is vooral het product van ouderen die maar niet oud willen worden.

Om in hetzelfde soort generalisaties te vervallen waarin de protestgeneratie indertijd grossierde: Peper vertegenwoordigt een generatie die haar hele leven lang vooral met zichzelf bezig is geweest. Een generatie die er door haar getalsmatige overmacht tevens in geslaagd is om voortdurend haar eigen preoccupaties tot nationale noden op te waarderen: eerst die van de twintigers die vrijheid zochten, toen die van de veertigers die een goedbetaalde baan verlangden, nu die van de zestigers die een royaal pensioen claimen. Alle drie dingen hebben zij voorelkaar gekregen – meer dan de generaties voor hen dat gelukt was en die na hen dat zal lukken.

Wie meer reden hebben tot klagen zijn de generaties van ná de jaren zestig. Dat geldt vooral voor hen die niet in de publieke sector werkzaam werden, waar de protestgeneratie alomtegenwoordig was en al vroeg met veel bombarie de hoge functies in de wacht had weten te slepen: in het openbaar bestuur, bij semi-overheidsinstellingen, aan de universiteit. Degenen die na 1955 zijn geboren hebben zich, toen zij volwassen werden, veelal bescheidener opgesteld en jarenlang met matige baantjes genoegen genomen, in de verwachting dat zij, zodra zij maar hun kwaliteiten zouden hebben bewezen, vanzelf zouden doorstromen naar de betere banen die nog door de protestgeneratie werden bezet.

Zij hebben inmiddels steeds opnieuw moeten concluderen dat de poort net voor hun deur gesloten werd. Onder het mom van het nut van flexibilisering, besloten de op hun eigen zetel vastgeroeste jarenzestigers massaal dat voor degenen die jonger dan zijzelf waren tijdelijke banen heel heilzaam waren. De al twee decennia onafgebroken voortgaande bezuinigingen deden de rest: om de royale voorzieningen die even eerder voor de protestgeneratie in het leven waren geroepen en de staatshuishouding zwaar hadden belast maar in stand te kunnen houden, moesten de volgende generaties steeds opnieuw inleveren.

Dat was bijvoorbeeld het effect van het HOS-akkoord in het onderwijs, waarbij, omdat de zittende leraren en hun bonden het vertikten ook maar iets op te geven, de lasten volledig op komende generaties werden afgewenteld. Of neem de Universiteit Utrecht, waar het college van bestuur onder leiding van de kort geleden door soortgenoten met zoveel lof uitgezwaaide Jan Velthuis het tien jaar terug presteerde om zichzelf een stevige salarisverhoging toe te kennen omdat het de financiën zo mooi op orde had weten te brengen – namelijk door voortaan veel nieuwe werknemers in juni te ontslaan en dan in september weer aan te nemen, opdat fors op vakantiegeld en pensioenkosten kon worden bespaard.

Het is om die reden dat velen die nog ietsje jonger zijn, de opwinding rond de afschaffing van het prepensioen en dergelijke regelingen met een zekere onverschilligheid bezien, en de hete herfst die de FNV nu belooft wel eens koel zou kunnen uitvallen. Zelf komen de vijftigminners er immers ook niet meer voor in aanmerking, en vooral het generalistische karakter van de eisen van de vakbeweging stuit vele werkenden tegen de borst. Zij zullen zeker begrip hebben voor de klacht van de bouwvakker die op zijn zestigste echt door zijn rug heen is en straks toch langer doorwerken moet, maar minder voor de goedbetaalde bureaumanager die met nog twintig kerngezonde jaren voor de boeg, gewoon een paar jaar eerder permanent op vakantie wil.

Peper stelt tenslotte terecht dat met een voortijdige maatschappelijke uitsluiting van ouderen veel kennis verloren gaat, temeer daar het historisch besef van latere generaties niet overhoudt. Dat laatste is zeker waar. Een hand in eigen boezem had hier echter niet misstaan, want het was juist zijn protestgeneratie die indertijd het verleden voor overtollig had verklaard en het bijbrengen van enige notie daarvan uit het onderwijscurriculum had geschrapt. Het neoliberale nuttigheidsdenken sinds de jaren tachtig, dat alles wat niet direct klinkende munt opleverde irrelevant verklaarde, deed daarbij de rest. En vervolgens droegen de achterblijvende arbeidsvoorwaarden in het onderwijs er toe bij dat degenen die nog het best in staat waren om kennis over te dragen, vaak hun heil elders zochten omdat hun capaciteiten daar wel met een fatsoenlijke baan werden gewaardeerd.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden