Oorlog op het altaar
Ze zingen in het kerkkoor, bezoeken de zieken, vegen het kerkhof en doen de website. En op zondag willen de betrokken parochianen liefst Oh happy day zingen....
Op de dag van zijn eerste communie nam mijnheer kapelaan de kleine Henk even apart. Of Henk misdienaar wilde worden? Lang hoefde de 8-jarige, de smaak van zijn eerste hostie nog op de tong, niet na te denken. Het was natuurlijk een hele eer, en bovendien was het ronduit onbeleefd om nee te zeggen als de kapelaan je iets vroeg. Tenslotte, en dat gaf de doorslag, wist Henk dat misdienaars ook onder schooltijd vaak ter kerke werden geroepen, voor huwelijksmissen bijvoorbeeld en begrafenissen. Een mis dienen was een welkome onderbreking van het ijzeren ritme van het lagereschoolbestaan. En dus zei Henk zonder omhaal ‘ja’. De kapelaan knikte tevreden. Vierenveertig jaar lang hield Henk Verduin (52), samen met tientallen andere vrijwilligers, het dak van de Martinuskerk in Medemblik omhoog. Een lieflijk neogothisch kerkje in het hart van het stadje. Behalve als misdienaar hielp hij de opeenvolgende pastoors en kapelaans als acoliet, penningmeester, lid van de liturgiewerkgroep, koorlid, bestuurslid, manusje-van-alles en regelneef. Tot zijn trouwen, vijftien jaar geleden, was Verduin bijna net zo vaak in het kerkje met de groene torenspits te vinden als thuis. Nu is Verduin nog vaak in de kerk, veelal samen met zijn vrouw die het kinderkoor leidt. ‘Voor veel vrijwilligers voelt de kerk als een tweede huis’, zegt hij, terwijl hij na de zondagse mis de piano naar de sacristie versleept. Daarna gaat hij alle schakelaars langs om het licht uit te doen. ‘Kost allemaal geld.’ Maar toen de Martinuskerk drieënhalf jaar geleden een nieuwe, jonge kapelaan kreeg, werd opeens alles anders. Dat hun Italiaanse herder behoudend zou zijn, hadden ze in Medemblik wel verwacht. Giancarlo Rizzo kwam immers van een conservatieve priesteropleiding. Maar de opvattingen van Rizzo overtroffen hun stoutste verwachtingen. Verduin zat als aan de bank genageld toen hij de kapelaan tijdens de paasviering vanaf de kansel hoorde vertellen dat je na een echtscheiding geen nieuwe relatie mocht beginnen. Eerder al had de kapelaan een zondagsviering aangegrepen om te vertellen dat homo’s niet in de kerk thuishoorden. ‘Ik was er die zondag niet. Maar ik hoorde achteraf dat iedereen verstijfde. Een aantal parochianen stond op, verliet de kerk en is nooit meer teruggekomen’, zegt Verduin. ‘De weken daarna zag je steeds meer open plekken in de kerkbanken. Vertrouwde gezichten die je jaar in jaar uit op zondag tegenkwam, bleven opeens weg.’
Het rommelt in de katholieke kerk. Niet op het niveau van de bisschoppen, want die zijn het inmiddels eens over heikele kwesties als het condoom, het celibaat, de positie van de vrouw, de inrichting van de mis en de rol van leken in de kerk. De top is Rome-getrouw geworden; de bisschoppen hebben nieuwe priesteropleidingen opgericht waar een generatie priesters wordt geboetseerd naar hun orthodoxe wereldbeeld. Die nieuwe lichting priesters moet zorgen dat het Nederlandse kerkvolk weer de rechte leer wordt bijgebracht. En dat leidt volgens de Tilburgse hoogleraar cultuurgeschiedenis Peter Nissen in ‘enkele tientallen parochies’ tot hooglopende conflicten. In de ene parochie worden, tot ongenoegen van de kerkgangers, de liederen van priester-dichter Huub Oosterhuis in de ban gedaan. In een ander Godshuis wordt Sinterklaas de toegang ontzegd. In Waalwijk verbood de pastoor het koor in het Engels te zingen – waarop het koor vertrok. In Tilburg verbood een nieuwe pastoor de actieve parochianen om zieken te zalven en zich met de eucharistie te bemoeien. ‘Een lijnrechter kan niet fluiten, en een leek kan niet consacreren’, zei de nieuwe pastoor in de lokale krant. De kwart miljoen vrijwilligers die de parochies in Nederland draaiende houden weten niet wat ze overkomt. Ze hebben de afgelopen decennia niet alleen zieken bezocht, het kerkhof aangeveegd en parochieblaadjes gedrukt, maar ook de missen getransformeerd tot toegankelijke, gezellige bijeenkomsten. De tafelgebeden schrijven ze zelf. Het koor zingt Oh Happy Day in plaats van Heilig, heilig, heilig. En God is een warme knuffelgod die iedereen wil troosten: islamieten en christenen gelijk. ‘Getto’s van religieus amateurisme’, noemt een van die orthodoxe priesters, Cor Mennen uit Oss, het graag. Op zijn website bindt hij openlijk de strijd aan met de generatie bejaarde priesters die volgens hem de antichristelijke tijdgeest en daarmee de banaliteit hebben binnengelaten in de kerk. Door zijn website is Mennen een spreekbuis geworden voor de nieuwe generatie priesters die weer pausgezind zijn en die van de parochianen eisen dat ze de katholieke geboden en verboden naleven.
Voor veel parochianen is God allang geen opperwezen meer, maar een abstractie. ‘God vind je in een goed gesprek. Of in een mooie zonsondergang’, vindt Remko Hemmelder (34). Hij is actief in de Lourdeskerk in Nijmegen als tenor van het jongerenkoor Jokolo. Je zult hem niet dagelijks horen bidden voor de schaft, want daar draait het geloof niet om, vindt hij. Waar wel om? ‘Dat elk mens het recht heeft om er te zijn. En dat je je als zodanig moet gedragen.’ Hemmelders lievelingslied is Kom stilte. Hij houdt niet van die liederen waarin het God vóór en God na is. Hij houdt van teksten waarin je zelf betekenis kunt leggen. ‘Waarmee je je geloof kunt verdiepen op je eigen manier.’ Hij praat zacht. Alsof hij bang is dat de kapelaan meeluistert. Hij beseft dat zijn woorden heiligschennis moeten zijn voor de nieuwe kapelaan van de Lourdeskerk, Juan van Eijk, die vorig jaar augustus aantrad. Sindsdien verandert de sfeer in de kerk, vindt Hemmelder. ‘Alles moet volgens de regeltjes. De kapelaan wil van iedereen weten wie de eerste communie heeft gehad. Wie dat niet heeft gedaan, zoals ik, mag van hem eigenlijk niet ter communie. Dan sta je toch met je oren te flapperen? Ik ben bang voor het moment dat hij mij de communie weigert. En moet je je eens indenken hoe de koorleden zich voelen die homoseksueel zijn.’ Zijn medekoorlid Monique Peters (32) zingt tegenwoordig ook met gemengde gevoelens. ‘Ik ging er altijd van uit dat God er is voor de mensen. Zo heb ik het van huis uit meegekregen en op school geleerd. En zo spraken wij erover in de liturgiegroep. Maar deze geestelijke vindt dat wij er zijn om God te dienen. In zo’n kerk voel ik me niet thuis. En dat doet pijn. Ik heb trouwplannen. Maar ik denk niet dat ik in mijn eigen kerk wil trouwen.’ Een mediator werd ingeschakeld om de herder en het koor van de Lourdeskerk bij elkaar te houden. Met succes. Maar om het broze evenwicht tussen de beide stromingen in de Lourdeskerk niet te verstoren, willen kapelaan Juan van Eijk en het parochiebestuur niet reageren op de kritiek van de parochianen. De kerk verlaten, is voor de meeste andere vrijwilligers geen optie. ‘Dit is ons honk’, zegt Hemmelder, terwijl hij met een brede armbeweging op de gebrandschilderde ramen, het altaar en de kerkbanken wijst. ‘Hier zijn mijn vrienden getrouwd, kinderen van mijn vrienden gedoopt en goede bekenden begraven.’ Vijf dagen per week verdient Hemmelder zijn brood als machinist op een graafmachine. Een dag per week reserveert hij voor de kerk. Oud papier inzamelen, vergaderen, repeteren, lezingen uitzoeken, in de tuin werken en zingen tijdens de mis. En als er tijd over is, drinkt hij na de repetities met zijn mede parochianen een borreltje of een pilsje in de bar onder de kerk. De oude verwarmingskelder van de kerk is, met toestemming van een van de vorige pastoors en medewerking van het parochiebestuur, verbouwd tot bruin café. ‘De kerk hoort bij ons leven’, zegt Monique Peters, die zich in het dagelijks leven met crisismanagement bezighoudt. ‘Ik kom hier van kinds af aan. Sinds mijn 16de zit ik in het koor. Mijn ouders zitten altijd in de voorste bank. Ik laat me hier niet wegjagen. Ik hoor hier.’
In de gemiddelde parochie werken honderdtachtig vrijwilligers en één professionele kracht; doorgaans een priester. De basis van de katholieke kerk kan met recht een vrijwilligersorganisatie worden genoemd. Het zijn veelal 50-plussers, mondige kerkleden, die zichzelf zien als zelfstandig denkende mensen die de kerk meehelpen dragen en vormen. In goed overleg met mijnheer pastoor – als die er tenminste nog is – houden ze de boel draaiende. ‘Maar die tijd is voorbij’, zegt Gerard Zuidberg die samen met zijn vrouw Marie-José Janssen een boek schreef over het verdriet van de vrijwilligers in de katholieke kerk. ‘Pastoors van de nieuwe generatie presenteren zich als de baas. En als voorzitter van het parochiebestuur, en die beslist wat er gebeurt. Daarbij staan de regeltjes uit Rome voorop. Wat ook niet helpt is dat er telkens priesters uit het buitenland worden gehaald: Polen, Zuid-Amerika, Italië. Die zien Nederland als missiegebied en hebben geen idee van de vrijheid en de verantwoordelijkheid van parochianen die op de Nederlandse kerkvloer heerst. Met als gevolg dat gelovigen vinden dat ze onmondig en monddood worden gemaakt.’ Precies zo voelen de opstandige vrijwilligers in de Lourdeskerk het. Monique Peters: ‘De hiërarchie is zo sterk. Als de bisschop onze kapelaan zou vragen van de Waalbrug te springen, dan deed hij het.’ ‘Nou zo erg is het nou ook weer niet’, zegt Remko Hemmelder. Peters: ‘Je hebt gelijk. De kapelaan doet op zijn manier ook zijn best. En we willen met elkaar door een deur blijven gaan.’
Ook Henk Verduin in Medemblik wil boven alles de eenheid bewaren. En vooral in de kerk blijven. Met afschuw vertelt hij over de Dionysiusparochie in Heerhugowaard, waar honderdvijftig parochianen zich lieten uitschrijven uit protest tegen het optreden van hun nieuwe, orthodoxe pastoor. ‘Als je uit de kerk stapt, trek je bij voorbaat aan het kortste eind. Volgens mij zitten die mensen in Heerhugowaard nu op zondag met hun ziel onder de arm. Dan gaan ze weer eens ter kerke in Alkmaar dan weer in Noord- Scharwoude. Dat laat ik hier niet gebeuren. We vormen een hechte gemeenschap; die mag niet uit elkaar vallen. En de pastoor is geen slechte man. De vrouwen met wie hij hier in het dorp op poweryoga zit, zeggen dat hij heel gezellig is. En als ik hem op straat zie voetballen met de buurtkinderen maakt hij een sympathieke indruk. Maar wij hebben iemand nodig die ons inspireert. Iemand die het vuurtje van ons geloof en onze gemeenschapszin gaande houdt. En dat kan hij niet. Hij is geen herder. Er is hier veel ziekte, eenzaamheid en verdriet, maar die mensen benadert hij niet. Hij heeft een andere opdracht van God: ons de juiste regeltjes bijbrengen.’ Het bisdom Haarlem, dat vergeefs heeft bemiddeld tussen kapelaan Rizzo van de Martinusparochie in Medemblik en het opstandige koor, benadrukt dat sommige oudere parochianen hardnekkig vasthouden aan het gevoel uit de jaren zestig en zeventig. ‘We leven in een andere tijd’, vindt Eric Fennis, kanselier van het bisdom. ‘De jongere generatie gelovigen wil verdieping. Die wil geen verbouwde liedjes van John Denver en Abba aanhoren. En wij van het bisdom kijken ook weleens verbaasd op als we misboekjes van sommige parochies onder ogen krijgen. Men belijdt zijn geloof in het opkomende gras en in het mooie weer. Prachtig allemaal, maar het woord God komt er niet in voor.’ De kerk ‘verkilt’ onder invloed van de nieuwe lichting priesters, vindt Monique Peters van de Nijmeegse Lourdeskerk. ‘De goede niet te na gesproken. Maar we horen het van zo veel anderen. Het belangrijkste van de kerk is voor mij: een gevoel van eenheid creeren. De maatschappelijke betekenis verdwijnt. Neem de laatste begrafenismis hier: het leek een doodgewone viering, behalve dan dat er een kist in de kerk stond. Er werd bijna met geen woord gerept over de overledene. Er was nauwelijks aandacht voor de nabestaanden.’ Haar medekoorlid Remko Hemmelder: ‘Het was nota bene een van de actiefste vrijwilligers van onze kerk.’ Peters: ‘De kapelaan staat niet op de kansel voor ons, voor ons mensen. Hij staat er voor God.’ In de Lourdeskerk gaat Hemmelder deze zondag, in spijkerbroek en Pall-Malltrui, naar het altaar voor de tweede lezing. Naast hem staat de kapelaan in een glanzend kazuifel van goudgele stof. Van de spanning tussen de stromingen in de kerk is aan de oppervlakte weinig te merken. Hier en daar zit een plukje kerkgangers. Ze zitten te ver uit elkaar om elkaar de hand te schudden wanneer ze daartoe tijdens de mis worden uitgenodigd. ‘De collecte van vorige week bracht 180 euro op. Daar kunnen we niet eens de kachel van laten branden’, moppert Hemmelder later over de leegte in de kerk. ‘Maar dat maakt ze niet uit. Ze hebben liever vijf gelovigen van de goede soort, dan een kerk vol mensen die niet helemaal recht in de leer zijn.’
De meeste conflicten tussen pastoors en actieve parochianen worden niet opgelost. Parochianen blijven weg, ze schikken zich in afwachting van betere tijden, of ze stichten in alle stilte vrijplaatsen waar ze gelijkgestemden blijven ontmoeten. De parochie in Medemblik lijkt een uitzondering op de regel. Nadat het kerkkoor van Verduin vorige maand de samenwerking met de pastoor had opgezegd, besloot het bisdom Haarlem de priester voor het eind van het jaar over te plaatsen. In gedachte hoort Verduin het koor alweer door de kerk schallen: ‘Oh happy day’.