interview

Ontwerper Christien Meindertsma geeft niet het meest om de spullen, maar om de weg die ze afleggen

Al haar hele carrière is ontwerper Christien Meindertsma bezig met de oorsprong van de spullen om ons heen. Een product maken is voor haar soms maar bijzaak. ‘Ik heb erover nagedacht om er gewoon mee op te houden.’

Evelien van Veen
null Beeld fotografie: Marc de Groot | visagie: Vannessa Chan
Beeld fotografie: Marc de Groot | visagie: Vannessa Chan

‘Dit huis is te groot en te mooi voor ons. Hoe kunnen wij dit betalen? Waar zit het addertje onder het gras?’ Dat was ongeveer wat Christien Meindertsma (41) zeven jaar geleden tegen haar man zei toen ze tijdens hun zoektocht naar een huis stuitten op het monumentale pand aan de hoofdstraat van een Betuws dorp waarvan ze nu de voordeur openzwaait. ‘Museum’ staat op een bordje verderop in de straat – niet gek, want de historie ligt voor het oprapen, huizen en kerk hier zijn eeuwenoud. Wat daar te zien is? Meindertsma lacht: ‘Geen idee, ik heb dat hele museum nog nooit gevonden.’

Het was nogal een overgang, zeven jaar geleden, van twee hoog achter in Rotterdam naar het stille dorp in de Betuwe – een streek die Meindertsma overigens goed kent, want ze groeide op in Culemborg. Maar ze vindt het heerlijk nu, zegt ze, met haar ouders dichtbij die geregeld op haar zoontjes van 5 en 7 passen, de grote tuin met de trampoline, het uitzicht achter op het weiland waar elk voorjaar een veulen wordt geboren. ‘En kijk’, wijst ze de dorpsstraat in: ‘We hebben zelfs een Spaans restaurant sinds kort. In dit dorp! Waar verder niks zit behalve een bakker en een motorzaak. De man die er kookt, doet dat met hart en ziel, dus we zijn helemaal gelukkig.’

Lokaal is een uitgehold begrip in de designwereld, maar bij Meindertsma gaat het naadloos op. Met haar zoontjes op de dorpsschool verderop en haar man, die thuis werkt vandaag, boven klinkt gestommel, is ze volkomen geworteld op deze plek. Het scheelt, zegt Meindertsma, dat ze voor haar werk in contact staat met mensen en musea over heel de wereld. ‘Als ik mijn werk niet had, zou het dorpse leven me te saai zijn. Maar nu is zo’n rustpunt juist fijn.’

Ze gaat de gang door naar haar studio, met een tafel vol lapjes voor een tentoonstelling over recycling in het Textielmuseum en her en der objecten die ze heeft ontworpen. Stoel Flax, uit één plaat verstevigd vlas vervaardigd. Een Hindelooper stoel, kruk Saddle Blanket van wol, haar touwlamp: een dik bruin koord met gloeilampen eraan. Haar grof gebreide wollen poef ook, die je inmiddels gerust iconisch mag noemen, zo vaak is hij gekopieerd. In de boekenkast Pig 05049, het boek waarmee ze na haar afstuderen aan de Design Academy doorbrak: 185 producten, van shampoo tot sigaret en van cheesecake tot kogel, waarin varken is verwerkt. Een kloeke, commentaarloze catalogus die haar naam in één klap vestigde: was dit design? Was het een aanklacht? Wie was die Christien Meindertsma, het frêle blonde meisje dat met Pig een vuistslag uitdeelde in de wereld van Dutch design?

Je was achteraf niet helemaal gelukkig met het succes van Pig 05049, begreep ik.

‘Wat ik lastig vind aan dat varkenboek, is dat het in principe een onderwerp is waar ik niet vóór ben. Ik ben niet voor de bio-industrie, ik vind het niet oké hoe we met dieren omgaan. Nu ben ik 41, maar destijds was ik piepjong en net van school af, ik vond dat het boek niet sterker werd als ik mijn mening erin stopte. Nog steeds vind ik dat een goede keus, maar toen was ik best bang voor de reacties op het boek. Want niks is neutraal natuurlijk, dus wat er gebeurde: varkensboeren gingen ermee aan de haal om te laten zien hoe nuttig hun werk is, en tegelijkertijd zeiden veganisten: kijk eens wat een hel. Als je journalist bent, is dat misschien een prima resultaat, maar als ontwerper vind ik eigenlijk dat ik oplossingen moet vinden, verbeteringen moet aanbrengen binnen mijn vak. Ik had drie jaar onder een steen geleefd voor dat boek en dacht: het volgende project moet gaan over iets waar ik in geloof.’

null Beeld fotografie: Marc de Groot | visagie: Vannessa Chan
Beeld fotografie: Marc de Groot | visagie: Vannessa Chan

Ben je vegetariër?

‘Dat was ik tot mijn 19de, maar toen ging ik op kamers en ik vond het ingewikkeld om, als huisgenoten kookten, te zeggen: dat eet ik niet. Nu eet ik ongeveer één keer per week vlees, met mijn man en kinderen mee. Ik ben niet per se tegen vlees eten, we zouden het alleen veel minder moeten doen.’

Over Pig 05049 heb je altijd gezegd dat je precies hebt gevolgd in welke producten dat ene varken was terechtgekomen. Maar je maakt mij niet wijs dat je zeker weet dat varken 05049 daadwerkelijk in dat stuk zeep zit of in die sigaret die in het boek staat afgebeeld.

‘Ik ben wel echt met dat varken begonnen, alleen na de slacht worden alle materialen die ervan gemaakt worden uitgesplitst en op een hoop gegooid. Dan valt het niet meer precies te volgen, al heb ik dat wel zo goed mogelijk geprobeerd. Dus op een bepaald moment moet je overgaan op fictie om het verhaal te kunnen vertellen. Maar als ik het anders had kunnen doen, had ik dat gedaan.’

Een stukje storytelling – onmisbaar in de designwereld van nu.

‘Ik vind storytelling vaak een soort greenwashing, ik hou niet van die term. Er is niets mis met verhalen vertellen, maar je moet het wel het échte verhaal vertellen. Storytelling is gekaapt door marketeers om producten aan de man te brengen. Dat is juist wat ik niet wil.’

Toch heb je dat gedaan bij Pig 05049.

‘Het doel was wel degelijk: dat ene varken volgen. Dat bleek niet te kunnen van slachthuis tot eindbestemming, maar ik heb het in mijn beleving wel zo precies mogelijk gedaan. En na drie jaar onderzoek moest ik echt dat boek gaan maken, dan doe je dus concessies.’ Blik in de richting van de boekenkast waar het staat. ‘Ik doe het ook niet open. Want dan zie ik dingen die niet goed zijn of die beter hadden gekund.’

Je kijkt nooit meer in het boek waarmee jouw grote succes begon?

‘Nou, ik wil het wel inkijken... Maar nee, liever niet.’

Los van of ze er nu onverdeeld gelukkig mee is, in Pig 05049 zit al de kern van Meindertsma’s hele oeuvre tot nu toe: steeds gaat haar werk over de weg die materiaal aflegt, van de oorsprong tot het product. Ze studeerde af aan de Design Academy in Eindhoven met onder meer het project One Sheep Sweater, één trui van één schaap, dat een naam had en een paspoort en dat je als drager dus kon opzoeken als je zou willen. Voor Bottom Ash Observatory pluisde ze zes maanden lang handmatig 25 kilo uit van de as die overblijft na het verbranden van ons huisvuil. Daar zitten waardevolle metalen in – ‘Ik vond geen goud, helaas’ – die ze vervolgens sterk uitvergroot in een boek tentoonstelde. Het kenmerkt haar onderzoeksprojecten, die even vaak níét als wél tot een gebruiksvoorwerp leiden. Spullen maken is niet de kant van het ontwerpvak die haar het meest fascineert.

Ze vertelt over haar ouders: vader uit Friesland, moeder van Texel. Ze ontmoetten elkaar in Ivoorkust, waar ze vrijwilligerswerk deden, en bleven op hun manier avontuurlijk toen ze neerstreken in Culemborg. ‘Mijn moeder was verpleegkundige en wilde per se blijven werken. Daarom wilde ze ook maar één kind. Ze vond voor mij een heel lief gastgezin in een naburig dorp, waar nauwelijks moeders werkten. Daar werd wel eens hoofdschuddend gezegd: ‘Wat moet er worden van dat kind?’’

Haar vader was calculator bij een timmerfabriek in Leerdam, vlakbij het dorp waar Meindertsma woont. ‘Hij heeft een kast vol boeken over economie, die gaan eigenlijk allemaal over geldstromen. Hoe beweegt ons geld zich over de wereld, van waar naar waar en van wie naar wie? Als kind was ik natuurlijk totaal niet geïnteresseerd in die boeken. Maar nu denk ik: hee, ik ben eigenlijk met precies hetzelfde bezig, maar dan met materialen.’ Ze wijst naar de sweater die ze draagt. ‘Je wilt toch weten waar die van gemaakt is als je hem aantrekt? Hoe, waar en door wie? Dat is totaal ondoorzichtig allemaal, het is bijna onmogelijk om daarachter te komen. Ik leg me daar niet bij neer.’

Als haar man Taco Reus, hoogleraar bedrijfskunde in Rotterdam, even later zijn vrolijke hoofd om de hoek van de studio steekt, zegt hij: ‘Christien is evenveel onderzoeker als ik, haar onderzoek is alleen vaak een stuk spannender dan dat van mij en mijn collega’s. Zo, ik dacht: deze wijsheid gooi ik er maar even in. Nu ga ik naar de bakker.’

Als hij de deur uit is, zegt Meindertsma: ‘Ik vind het wel fijn dat hij in een heel andere wereld werkt dan ik. Ik zou niet graag een ontwerpduo zijn.’

Je werkt alleen, zelfs zonder stagiair of assistent, terwijl je toch een aantal grote projecten tegelijk doet. Ben je zo’n einzelgänger?

‘Ik werk graag met mensen samen, en dat gebeurt juist zoveel omdat ik een eenmansbedrijf heb. Het is net als in je eentje op vakantie gaan: je ontmoet veel meer mensen dan als stel. Vorige week stond ik nog in een metaalrecyclingbedrijf in een bak messing, ik zou het jammer vinden als een assistent van me dat zou doen. Want ik sta daar samen met een man die alles van messing weet en die stel ik honderd vragen, dat vind ik het leukste aan mijn vak. Presentaties of openingen van tentoonstellingen, bijvoorbeeld, vind ik helemaal niet zo leuk. Vroeger zag ik het als falen dat ik geen ster ben in op een podium staan. Maar ik vind nu eenmaal het maken leuk en de mensen leuk, en de rest – nou, minder.’

null Beeld fotografie: Marc de Groot | visagie: Vannessa Chan
Beeld fotografie: Marc de Groot | visagie: Vannessa Chan

Toch heb je het podium opgezocht door een tv-programma te presenteren, Voor de Vorm, over de vormgeving van alledaagse dingen als wijnglas, bed en pumps.

‘Toen ze me daarvoor vroegen dacht ik dat het gewoon om een plek in de redactie ging. Dus nadat we een uur leuk hadden zitten praten, vroeg ik: oké, wat willen jullie precies dat ik ga doen? Waarop het antwoord was: ‘Snap je dat niet? Het programma presenteren!’

‘Ik vond het eng, maar dacht wel meteen: zo’n spannend avontuur, daar ga je geen nee tegen zeggen. En het is een van de leukste dingen geweest die ik ooit heb gedaan. Van redactievergaderingen tot met regisseur en cameraman de straat opgaan en het inspreken van de teksten, ik vond het één groot feest.’ Grijns: ‘Alleen zou het voor mij niet per se op televisie hoeven te zijn.’

Vind je het vervelend om op straat herkend te worden?

‘Dat gebeurt gelukkig niet zo vaak. Heel soms zeggen mensen: ‘Ik heb je gezien, hoor, mooi programma’, en dat is dan alleen maar leuk. Maar nee, ik weet niet, ik hou er niet van om in de spotlights te staan. En ik heb lang gedacht dat dat een soort minpunt van mij was, maar nu denk ik: het is oké. Laat mij maar gewoon lekker dingen maken.’

Ze heeft nu wel ‘iets te veel’ projecten tegelijkertijd onder handen, zegt Meindertsma – liever zou ze voorlopig geen nieuwe opdrachten aannemen, maar ja, er is zoveel interessant. Als ambassadeur van de Dutch Design Week (vanaf 16 oktober in Eindhoven) mocht ze een ‘droomproject’ aandragen. Het is een installatie geworden die ze Sharing Elements heeft genoemd, en die van iedere bezoeker live in beeld brengt uit welke elementen zijn of haar lichaam allemaal bestaat. ‘Wist je dat we een creditcard aan plastic in ons binnenste hebben zitten? Van microplastics in het milieu, die je via de lucht die we inademen binnenkrijgt. Het gaat erom te achterhalen hoezeer wij mensen zijn vermengd met de producten die we gebruiken, met de industrie, met de hele wereld om ons heen. We zijn allemaal onderdeel van één systeem. Het klinkt altijd wat zweverig: je verbonden voelen met de aarde. Ik wil het concreet maken. Als je in IJmuiden woont, is je lichaam mede bepaald door Tata Steel.’

Voor de tentoonstelling Long live fashion!, nu te zien in het Textielmuseum in Tilburg, ontwierp ze ook een installatie: honderden informatielabels die laten zien welke grondstoffen van waar ter wereld er allemaal in onze kleding terechtkomen. Weer gaat het over de reis die materialen afleggen voordat ze in producten (en mensen dus) belanden, en waar dat stelselmatig misgaat.

Voor het project Fibre Market zocht ze minutieus uit waar duizend in textielbakken gedumpte ‘100 procent wollen’ truien van waren gemaakt – lang niet altijd van zuiver wol. Haar ontwerpen van vlas – stoel, tafellinnen, touwlamp – begonnen met de vraag waar het vlas vandaan kwam in het touw van de lamp die ze had ontworpen.

‘Ik ben toen een Nederlandse vlasteler gaan volgen: de teelt, de oogst, ik ging er steeds een dag naartoe. Op een dag kreeg hij een bod uit China: 3.000 euro voor de hele oogst. Die dreigde dus naar het buitenland te verdwijnen. Ik had een geldprijs gewonnen voor Pig en dacht: ik koop het zelf, dat is een goede bestemming voor het geld, iets positiefs, snap je? Had ik opeens 10 duizend kilo vlas in de opslag liggen waar ik iets mee moest.’

Dat bod uit China kwam niet uit de lucht vallen: 90 procent van het vlas, eeuwenlang in de regio Noord-Frankrijk, België en Zuid-Nederland geproduceerd omdat het klimaat hier ideaal is, gaat daarheen, vertelt ze. ‘Dat is toch, eh, bijzonder?’

Doodzonde, of: dieptreurig, dat zou je ook kunnen zeggen over het feit dat die hele maakindustrie hier verdwenen is. Maar dat zal Meindertsma niet snel doen. Ze wil niet veroordelen, maar ontrafelen, blootleggen en vervolgens duurzame dingen produceren – áls er al iets moet worden geproduceerd. ‘We hadden het er gisteren nog over in het Textielmuseum. Een jurkje van gerecyclede stof is misschien beter dan een jurkje van nieuwe stof, hoewel ook dat soms schimmig is, maar het best is toch: niet kopen. Gewoon niet kopen, die jurk.’

Betekent dat ook voor jou als ontwerper: niet maken? Niet meer ontwerpen, die nieuwe stoel?

‘Ik heb er wel over nagedacht, ja, om er gewoon mee op te houden. Misschien doe ik dat ook op een dag. Maar uiteindelijk geloof ik niet dat dat de oplossing is. We moeten betere, slimmere producten maken.’ Ze wijst op de plakbandrolhouder op tafel, de koffiekan, een plastic rommelbakje. ‘Dit is allemaal niet circulair, dit kan allemaal beter. Maar vraagt een bedrijf mij om een nieuwe stoel te ontwerpen, dan ben ik niet per se gemotiveerd, nee. Dus daar blijft het bij mij vaak een beetje steken. Het is natuurlijk leuk als iets een product wordt, maar het experiment boeit me het meest.’

Wat ons terugbrengt bij je vlasproject: daar is wel een stoel uit voortgekomen.

Ze knikt naar de hoek van haar werkkamer waar hij staat: ‘Ja, maar op een gegeven moment kwamen er weer nieuwe projecten voorbij. Die stoel is een beetje op de achtergrond geraakt.’

Hoeveel zijn ervan verkocht?

‘Een stuk of tweehonderd, denk ik. Het merk dat hem op de markt bracht, bestaat helaas niet meer. We proberen nu een doorstart te maken.’

En van je gebreide poef? Dat is wel een commercieel succes.

‘Nee, daarvan worden er niet zoveel verkocht, hoor. Hij wordt in Friesland met de hand gebreid, dat is gewoon een heel duur ding. Toen hij nieuw was, hadden we een iets hogere productie, maar nu zijn die aantallen piepklein.’

Misschien denk ik dat die poef een succes is omdat ik ze zoveel zie in interieurs, maar dat zijn kennelijk de goedkope lookalikes. Is dat niet frustrerend?

‘Nee, want ik vind het niet zo’n issue hoeveel van mijn poefs er worden verkocht. Wat ik wel superinteressant vind, is in hoeverre ik als ontwerper verantwoordelijk ben voor al die kopieën. Ik heb een duurzaam, lokaal product willen maken, maar als dat er niet geweest was, waren die goedkope dingen er ook niet geweest. Is dat dan mijn schuld? Aan de andere kant ben ik er ook reuze benieuwd naar hoe en waar ze worden gemaakt. Hoe kan dat, voor 40 euro? En is dat alleen maar slecht of gaan er ook kinderen naar school van dat geld? Ik zou er eigenlijk nog eens een onderzoeksproject van willen maken.’

null Beeld fotografie: Marc de Groot | visagie: Vannessa Chan
Beeld fotografie: Marc de Groot | visagie: Vannessa Chan

Ooit heb je met succes de Hema aangevochten die een kopie ervan op de markt bracht, maar de stroom lookalikes gaat onverminderd door. Ook je touwlampen worden gekopieerd, maar je onderneemt geen actie meer. Waarom niet?

‘Kijk, als je jong bent, ben je er natuurlijk verontwaardigd over. Een goed product ontwerpen is een lang traject, en als het dan wordt gekopieerd is het alsof je een marathon loopt waarbij in de laatste meters een of andere opgepompte macho je voorbijrent en er met de prijs vandoor gaat. Dat is voor ontwerpers in het algemeen best zuur. Maar ik persoonlijk kan me er niet meer druk over maken. Mijn werkleven is helemaal volgetetrist met bloedmooie projecten, daar ben ik superblij mee. Elk uur dat ik energie besteed aan iets anders, vind ik verspilde tijd. Misschien word ik 80, dan heb ik nog maar 40 jaar om toffe dingen te doen. Ik wil in die tijd niet met rechtszaken bezig zijn, het komt niet meer in me op. Daar verander je wel in als je ouder wordt.’

Ze vertelt over een bijzondere ontmoeting die ze had, voortkomend uit een opdracht van een museum nabij Boston. Daar werkt ze samen met een kunstenares uit de Wampanoag-stam, native Americans die zwaar geleden hebben door het kolonialisme. ‘Zij maakt sieraden van schelpenkralen, waar ze ook glazen kralen in verwerkt die oorspronkelijk uit Europa komen. Die glaskralen hebben een pijnlijke, koloniale geschiedenis, want ze werden hier in serie gemaakt als een soort goedkoop afkoopmiddel. Er werd minachtend over gedaan: Columbus schreef al over de lokale bevolking die zo dol was op spiegeltjes en kraaltjes, terwijl ze daar geen financiële, maar een spirituele waarde hadden. Ik heb zoveel van die vrouw geleerd, zij is iemand die zich werkelijk verbonden voelt met de aarde. Ik voelde me heel assertief en direct vergeleken bij haar, zo heel Nederlands, snap je, met al mijn vragen en nieuwsgierigheid. En dat zei ik ook, dat ik me gewoon schuldig voel over de assertiviteit die wij in Nederland hebben geërfd van onze voorouders, die daar over zoveel mensen zijn heen gewalst. Toen zei ze: ‘We choose to maintain our culture over winning.’ Dat zal ik altijd onthouden. Dat hele idee waarmee we hier worden grootgebracht dat winnen goed is, dat je de beste moet willen zijn, ineens besefte ik: dat is ook maar cultureel bepaald. Ik hoef niet meer te winnen, we moeten ophouden altijd maar te streven naar meer, meer, meer.’

Geheel des Meindertsma’s resulteerde de opdracht in het terugvolgen van de handelsroute van de typische rode glaskraal die bij de Wampanoag wordt gebruikt. Het bracht haar in Tsjechië, waar ze al eeuwen worden gemaakt. ‘Ik sprak daar in de fabriek een vrouw van 87, die al sinds haar 7de niets anders doet dan kraaltjes rijgen. Miljoenen zijn er door haar handen gegaan. Zo bijzonder vind ik, dan praat je ineens met iemand die helemaal aan het begin van die keten zit, en die weer een ander perspectief heeft op diezelfde kraal.’

Wat heb je uiteindelijk concreet gemaakt voor het museum?

‘Een landkaart met die handelsroute, waarop 400 glaskraaltjes op kleine sokkeltjes staan van hout dat uit elk jaar van de geschiedenis stamt. Dus echt: een piepklein sokkeltje van eeuwenoud hout uit 1620, uit 1621 en zo verder tot aan 2020. Dat is ongelooflijk veel liefdewerk geweest. Die installatie is verscheept naar Boston, en wat denk je? Zoekgeraakt in de haven van Shanghai. Dus die is nooit aangekomen.’

Wat verschrikkelijk.

‘Vond ik eerst ook, maar het is ook wel weer een mooie twist of fate. Uitgerekend een werk dat gaat over een handelsroute raakt kwijt onderweg. Best wel interessant, toch?’

Komt er uit dit project ook nog een gebruiksproduct voort? Armbanden of zo, waar je geld mee verdient? Ik bedoel: er moet toch ook brood op de plank?

‘Nee, hier een product van maken waaraan ik geld verdien, zou helemaal verkeerd zijn, denk ik, in het licht van de geschiedenis. Ik wil wel graag een documentaire maken over de hele route van Tsjechië tot Amerika.’

En die komt dan op tv?

‘Ik heb het geprobeerd, maar het was te obscuur, denk ik. ‘Wat is er eigenlijk zo interessant aan een handelsroute?’ was een van de zinnetjes uit de feedback. Ik denk dan: hoe kun je dat nou zeggen, wat is er níét interessant aan? Alles wat wij zijn, het eten dat we eten, de kleren die we dragen, de dingen die we gebruiken, het is allemaal onderdeel van handelsroutes. Ik zou er wel een hele televisieserie over kunnen maken.’ Ze lacht. ‘Maar dan hoef ik niet in beeld.’

CV Christien Meindertsma

9 april 1980 Geboren in Utrecht

1992 - 1998 Koningin Wilhelmina College Culemborg

1998 - 2003 Studeert af aan de Design Academy in Eindhoven

2003 - heden Ontwerpt meubels, textiel, vloerkleden, wandkleden, lampen en servies

2004 Solo-expositie Dangerous Goods in de Kunsthal in Rotterdam

2008 Publicatie Pig 05049, wint Dutch Design Award

2009 Wint internationale designprijs Index Award voor Pig

2011 Vlas kavel Gz 59 west, tentoonstelling in het Zeeuws Museum, Middelburg

Oak Inside, meubelcollectie ism Hindelooper meubelmakers

2012 Christien Meindertsma solo, Textielmuseum, Tilburg

Deelname expo Design of the Year, Design Museum, Londen

2015 Publicatie boek Bottom Ash Observatory

2016 Wint twee Dutch Design Awards, oa voor stoel Flax

2018 Presenteert eerste seizoen Voor de vorm, NTR

2019 Stoel Flax wordt opgenomen in de collectie van het V&A Museum, Londen

2020 Tweede seizoen Voor de vorm

Lamp Bulb Bullee in productie

2021 Expositie Another Crossing, Fuller Craft Museum, Boston, VS

Expositie Long live fashion! In het Textielmuseum, Tilburg (26 sept - 27 maart 2022)

Ambassadeur Dutch Design Week, expositie Sharing Elements, Eindhoven (16-24 oktober)

Christien Meindertsma is getrouwd met Taco Roos, ze hebben twee zoontjes van 5 en 7. Ze wonen in de Betuwe.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden