Nieuws: mannen en vrouwen zijn gelijk
Mannen en vrouwen zijn gelijk. Dat klinkt politiek correct, maar het is nieuws. Sinds 1974 houdt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de zogeheten leefsituatie-index bij. Al die tijd bleken mannen beter af dan vrouwen. Tot 2004. Sindsdien is het verschil niet meer waarneembaar.
Volgens SCP-onderzoeker Jeroen Boelhouwer was de achterstand van vrouwen altijd te wijten aan twee aspecten: ze sportten minder en hun sociale participatie was lager. Die achterstanden zijn sinds 2004 verdwenen. De emancipatie lijkt in dat opzicht voltooid.
Al sinds 1974 rapporteert het SCP om het jaar over de leefsituatie, maar nu heeft het planbureau de cijfers over die hele periode voor het eerst op een rij gezet. Dat is te danken aan Boelhouwer, die deze week promoveerde op een studie naar de leefsituatie-index.
Eén cijfer
De leefsituatie-index vat in één cijfer samen hoe het met een groep mensen gaat. Scores op acht terreinen worden verrekend tot één cijfer: huisvesting, gezondheid, sport, sociale participatie, sociaal-culturele activiteiten, bezit van duurzame consumptiegoederen, vakantie en ten slotte mobiliteit. Met behulp van de index kunnen achterstandssituaties zichtbaar worden gemaakt.
Uit het overzicht van Boelhouwer blijkt dat de leefsituatie in Nederland vrijwel onafgebroken verbeterd is. De gemiddelde Nederlander scoorde in 1974 91 punten, in 2006 104. In geen enkel jaar was er een substantiële verslechtering.
De leefsituatie mag niet worden verward met het gevoel van geluk. De leefsituatie is objectief: het gaat niet om hoe gezond je je voelt, maar hoe gezond je bent. Maar er is wel een duidelijk verband tussen beide. Mensen die zich ‘erg gelukkig’ noemen scoren 17 tot 19 punten hoger op de leefsituatie dan mensen die zich ‘niet zo gelukkig’ of ‘ongelukkig’ noemen.
Verschillen afgenomen
Uit het overzicht van Boelhouwer blijkt dat de verschillen tussen de gezinsvormen drastisch zijn afgenomen. Van oudsher had het klassieke gezin (vader, moeder en kinderen) het het best; de alleenwonende het slechtst. Dat is nog steeds zo, maar in 1974 was het verschil nog 18 punten terwijl dat in 2006 was teruggelopen tot nog maar 13 punten.
De singles hebben hun achterstand volgens Boelhouwer vooral verkleind door meer te gaan sporten en door meer spullen te verzamelen (duurzame consumptiegoederen).
Werk is belangrijker geworden voor de leefsituatie. Werkenden scoorden in 1974 8 punten hoger dan niet-werkenden; inmiddels is dat verschil opgelopen tot 13 punten. De achterstand van de niet-werkenden liep vooral op onder het Eerste Paarse Kabinet, rond 1995.
Opleiding belangrijker
Opleiding was altijd al belangrijk, maar is nog belangrijker geworden. De groep met de hoogste opleiding scoorde in 1974 20 punten hoger dan de groep met de laagste opleiding. Dat verschil is inmiddels opgelopen tot maar liefst 25 punten.
Leeftijd doet er juist steeds minder toe. Ouderen zijn nog steeds het slechtst af. De groep 65- tot 75-jarigen had in 1974 nog een achterstand van 19 punten op de koplopers, in 2006 nog maar maar 11 punten. De pensionado’s verkleinden hun achterstand vooral door groter te gaan wonen en door een auto te kopen. Opvallend is dat de allerjongsten (18-24) de beste leefsituatie hebben, maar dat is al sinds 1997 het geval.
De enige leeftijdsgroep die nog steeds duidelijk achterblijft, is de groep ‘meerjarige echte ouderen’, die van boven de 75. Deze groep heeft nog steeds dezelfde achterstand als in 1974.