Leontien Zijlaard-van Moorsel (38)
Leontien Zijlaard-Van Moorsel (38) koos voor topsport vanaf haar 20ste..
‘Mijn ijzersterke lijf heb ik van mijn moeder gekregen, daarmee kon ik presteren. Op mijn 20ste – ik was nog een kind – kreeg ik anorexia. Het was een kloteperiode. Ik wilde zo graag winnen, niemand teleurstellen. Niet de mensen om mij heen, of mijn fans, dus ging ik minder eten en werd magerder. Maar mijn lijf was zo sterk, het gaf niet op. Daarom kwam ik de man met de hamer pas tegen toen ik bijna 26 was. Na een etappekoers in Frankrijk ben ik ingestort.
Van mijn 20ste tot mijn 25ste ben ik alleen met calorieën en vet bezig geweest, en met fietsen. Ik heb mezelf kapotgefietst. Ik gaf niets om de wereld om me heen. De wereld, dat waren mijn fiets en ik. Als je me vraagt wat er in die periode gebeurde, oorlogen, de val van de Berlijnse Muur misschien, ik zou het je niet kunnen vertellen. Daar was niets leuks aan. Van overwinningen genoot ik niet. En uiteraard sprak ik met niemand over mijn ziekte. Pas als je erkent dat je ziek bent, kun je er iets aan doen.
Ik woonde nog bij mijn ouders en doordat ik zo veel trainde, ging ik niet uit. Hoogstens bij vrienden in het café zitten. Maar die dronken dan bier en ik dronk sap. Daar ben je na een uur wel klaar mee.
Gelukkig heb ik voor mijn 20ste alles gedaan wat God heeft verboden. Dankzij mijn ouders, die mij op zondagavond de kroeg in stuurden. Daar ben ik ze dankbaar voor, anders had ik nu het gevoel gehad dat ik iets had gemist. Vanaf mijn 20ste koos ik voor topsport en dus zat nachtenlang stappen er niet meer in. Ik wilde graag iets bereiken, en ik was toevallig goed in fietsen. Op school bakte ik er niets van, maar als ik ergens anders goed in was geweest, dan was ik daar waarschijnlijk in gaan uitblinken. Dat zat al vroeg in mij: doorgaan tot je bij de top hoort.
Toen ik voor de eerste keer wereldkampioen werd, dacht ik dat ik veel vrienden had; iedereen wilde me kennen en met me praten. Lekker naïef. Tijdens mijn ziekte kreeg ik van een handvol vrienden steun, al die andere neppers waren ineens druk met belangrijkere dingen.
Pas nadat Michael, mijn man, mij streng toegesproken had, kon ik aan mijn eetprobleem werken. Op dat moment wilde ik niet stoppen met fietsen. Ik wilde er weer van gaan genieten, net als vroeger; olympisch kampioen worden op de weg, de baan en de tijdrit. En de Tour de France stond ook nog op mijn verlanglijstje.
Ondertussen keek heel Nederland mee. Hoe ouder ik werd, hoe moeilijker ik dat vond. Had ik een dag slecht getraind, stond er in de krant: Van Moorsel kan maar beter stoppen. Met die kritiek kon ik slecht omgaan. Aan de top komen is moeilijk, maar er blijven is veel lastiger. Toch waren er in mijn tweede carrière meer goede dan slechte momenten. Ik genoot.
Op de foto zie ik een lief meisje met een vreselijk Dollydot-kapsel, dat dacht dat het leven rustiger zou worden wanneer ze ouder werd. Maar dat is niet zo. In die tijd ben ik gevormd als sportvrouw, maar ook tot het mens dat ik nu ben.