Zinvol levenAnita van Gameren, oud-politiemedewerker
‘Lang heb ik gedacht: als ik nou maar lief ben, komt het goed’
Het leven geeft Anita van Gameren alle reden om zichzelf als slachtoffer te zien. ‘Maar ik vertik het.’ Hoe leef je een zinvol leven als de ellende je zelfs in je dromen achtervolgt?
Ze woont op haar 70ste met twee hondjes in een galerijflat in Leiderdorp. Anita van Gameren gaat veel om met haar buurvrouwen – twee in de flat, twee op haar volkstuin. Met enige regelmaat krijgt ze bezoek van haar zoon, die ze een tijdje uit haar leven had gebannen toen hij verslaafd was. Twee jaar geleden overkwam haar ‘het grootste verdriet dat een ouder kan hebben’, toen haar dochter aan kanker overleed. Sindsdien heeft ze ‘een kort lontje’, vindt ze: ‘Ik heb geen geduld meer voor gezeik, gezeur, onzin. Ik ben er nog steeds voor iedereen die hulp nodig heeft, maar als die ander in zijn slachtofferrol blijft hangen, moet je mij daar niet meer mee lastigvallen. Ik kan er niet tegen. Het leven heeft zoveel te bieden, het is maar hoe je ermee omgaat.’
Haar gereformeerde vader ging in de jaren vijftig met paard en wagen langs de huizen in Heemstede om aardappels te verkopen, hij was ‘de patriarch die op zondag het vlees sneed’. Anita was als een na jongste in een gezin met vier kinderen ‘de opstandigste, ik lag voortdurend met hem in de clinch, mijn moeder bungelde er wat achteraan.’ Na de huishoudschool wilde ze meteen het huis uit, dus begon ze op haar 16de aan een verpleegstersopleiding in Leiden. Vele beroepen zouden volgen – boekhouder, een kledingboetiek, trainingscoördinator en uiteindelijk bij het alarmnummer van de politie.
Op haar 19de trouwde ze een alcoholist: ‘Vijf dagen na ons huwelijk was de pret voorbij. Vanaf toen was het schelden, vloeken, ik mocht niks meer.’ Toch duurde het huwelijk, waar twee kinderen uit voortkwamen, vijftien jaar. Aan het einde ervan ontmoette ze een Palestijn, met wie ze 26 jaar een relatie zou hebben. Hij was politiek actief, was gemarteld in Israël en daardoor getraumatiseerd – hun relatie liep stuk op zijn affaires met andere vrouwen. Toen hij daarna ‘doorgedraaid voor mijn deur stond’, nam ze hem toch weer in huis. ‘De liefde was voorbij. Maar ik laat nog geen hond buiten staan.’
Wat is voor u een zinvol leven?
‘Omdat ik besta, kan ik er voor andere mensen zijn als ze me nodig hebben. Ik ben altijd zorgzaam geweest, vroeger nam ik eendjes mee die uit het nest waren gevallen. Maar liefde geven is misschien ook egoïstisch – jíj vindt het fijn dat mensen blij met je zijn. Ik ben blij als ik het leven van mensen wat kan veraangenamen. Liefde ontvangen is voor mij lastiger, omdat ik dat in mijn jeugd nooit heb ervaren. Mijn ouders hebben dat niet meegekregen, dus dan is het moeilijk doorgeven.
‘Mijn vader moest vanaf zijn 6de op het land werken, hij is als goedkope arbeidskracht op de wereld gezet. Mijn moeder was het lelijke eendje in een gezin van negen. Ze was zorgzaam, maar knuffelde me nooit – je zag bij ons thuis nog geen blote teen. Ik nam me vroeg voor dat ik tegen mijn kinderen zou zeggen: ik hou van je, goed gedaan. Toen ik op de huishoudschool zat, hoorden mijn ouders op een avond op school dat ik voorzitter van de leerlingenraad was en heel creatief. Ze waren stomverbaasd, ze zagen nooit wat ik in mijn mars had. Er was gewoon geen communicatie. Daarom ben ik op mijn 16de de deur uitgegaan. Mijn ouders waren opgelucht en ikzelf ook’.
Enkele jaren later trouwde u een man die alcoholist bleek te zijn. Had u dat niet door?
‘Toen ik hem leerde kennen, plukte hij de sterren van de hemel voor me. Had ik nachtdienst dan stond hij in de ochtend me op te wachten. ‘Dat is lief!’, dacht ik. Maar hij had gewoon in de kroeg gehangen. Bij ons thuis speelde drank geen rol, ik wist niet wat me overkwam. Ik dacht: ik heb A gezegd en moet nu ook B zeggen. In het begin wilde ik een keer schaatsen met een vriendin. Hij stond bij het wandmeubel met alle servies en zei: ‘Ik trek hem om als je naar buiten gaat.’ Dat vond ik zonde van de spullen, dus ben ik maar gebleven. Voor de buitenwereld was hij een toffe peer, maar thuis kon hij van de ene minuut op de andere omslaan. Ik luisterde op een gegeven moment niet meer naar zijn scheldkanonnades, toen is hij zich op onze dochter gaan afreageren. Dat werd onhoudbaar, dus moest ze op haar 12de naar een internaat.’
Waardoor kwam het tot een scheiding?
‘Mijn dochter was voor het eerst terug van het internaat en hij begon zijn agressie en onkunde weer op haar bot te vieren. Toen heb ik gezegd: nu is het afgelopen. Dat was al bijna eerder gebeurd. Een keer wilde ik wegrijden met de auto, hij ging ervoor staan, ik gaf gas. Hij sprong net op tijd weg, gelukkig maar, want ik had hem doodgereden. Een andere keer stond ik met een groot mes in de keuken klaar om zijn keel door te snijden. Toen dacht ik: ‘Dan ga ik de gevangenis in en hebben de kinderen helemaal niemand’.’
Waar trekt u voor uzelf de grens?
‘Als ik het gevoel heb dat ik kopje onder ga. Voor de scheiding had ik een moment dat ik een lantaarnpaal in de middenberm moest vasthouden, omdat ik anders onder een auto zou lopen. Ik zag het niet meer zitten. Ik was dus al ruim over mijn grenzen gegaan. Lang heb ik gedacht: ‘Als ik nou maar lief ben, dus goed voor anderen zorg, dan komt het wel voor elkaar.’ Ik offerde me op. Dat werkt dus niet, als die anderen geen probleem zien.
‘Ik ben bij tijd en wijle depressief geweest. Op een gegeven moment zag ik mezelf in een foetushouding op de bank liggen. Ik kon niet meer deelnemen aan het leven. Ik dacht: ‘Als ik nu niks doe, is het afgelopen.’ Toen ben ik op advies van mijn lieve en kundige huisarts in therapie gegaan. Daar kwam mijn woede naar boven. Ik mocht er op een kussen op losslaan. Toen heb ik wel een aantal mensen vermoord. Na afloop was ik uitgeput, maar ik was wel een hoop kwijt.’
Wie vermoordde u, behalve uw ex?
(stilte) ‘Ik ben aangerand toen ik 4 was. Ze zeggen dat je dan nog geen herinneringen hebt, maar als ik mijn ogen dicht doe, zie ik hem nog zo staan en weet ik precies wat hij aan had. Hij had een zak snoep bij zich. Het was op landgoed Groenendaal, toen ik met mijn zusje kastanjes zocht. Zij was 6, is naar huis gelopen. Ik weet nog precies waar hij me mee naar toenam.
‘Op een gegeven moment is het thuis ter sprake gekomen. Mijn ouders belden de politie. Ik zie me nog zitten in de stoel met zo’n grote agent voor me: ‘Wat heeft hij gedaan?’ Het kostte me in mijn therapie veel moeite dat weer te herinneren. De therapeut zei: onbewust heb je toen een keuze gemaakt om te overleven. Je begreep dat je geen hulp van anderen kon verwachten, dat je er alleen voor stond.
‘Later ben ik misbruikt door een oom, tussen mijn 9de en mijn 11de jaar. Mijn vader was emotioneel altijd afwezig. Als hij er wel bij was, kreeg ik meestal klappen. Die oom, een getrouwde man, kwam met cadeautjes, lieve woordjes, hij was mijn lieve oom. Maar daar stond wel wat tegenover, alleen daar praatte je niet over. Het stopte toen ik ongesteld werd en dus zwanger kon raken. Ik wist dat wat hij deed fout was, maar ik zei er niks over. Later heb ik mijn moeder ermee geconfronteerd, maar die deed alsof er niks was gebeurd. Mijn moeder begreep niet dat ik er als kind helemaal alleen voor stond, omdat mijn ouders deden alsof er niks aan de hand was geweest. Die ontkenning van wat mij is overkomen, heb ik altijd gevoeld, het bevestigde voor mij dat ik er alleen voor stond. Daarom werd ik zo recalcitrant, ik vond mijn ouders hypocriet.’
Toch bent u zich nooit als slachtoffer gaan zien.
‘Nee. Ik ga mijn leven niet verpesten, omdat die mannen hun handen niet thuis konden houden. Ik sta altijd enorm wantrouwend tegen mooie praatjes. Ik houd ook niet van romantische films of romans, die geloof ik niet. Ik houd wel van waargebeurde verhalen, vooral over vrouwen – ik wil weten hoe zij zich door het leven hebben geslagen, hoe ze er inhoud aan hebben gegeven. Maar fictie is aan mij niet besteed. Ik wil de werkelijkheid.’
Die heeft u omarmd – neem het leven zoals het komt.
‘Ja, kom niet aan met fabeltjes. Wegdromen zoals bij een film is voor mij tricky. Want als je wegdroomt kan er van alles met je gebeuren. Dat is wel een rode draad door mijn leven geworden. Wegdromen, dat is denken dat het een lieve meneer was, daar in het bos, of een lieve oom, dat is heel gevaarlijk. Ik ben altijd alert. Aan mooie woorden hecht ik helemaal niets – bewijs het maar met daden, denk ik dan.’
U heeft nergens spijt van?
‘Dat vertik ik. Spijt lijkt me het ergste. Ik heb in mijn leven mijn eigen keuzen gemaakt – met een gezond verstand, ogen, oren, ik was er zelf bij. Ik zie mezelf niet als slachtoffer, nooit. Als je in die rol blijft hangen, verziek je je leven en zal je spijt krijgen dat je jezelf zo bent gaan zien. Dat belemmert je in je dagelijkse doen en laten, dan leef je niet.’
Welke les zou u uw kleinkinderen willen meegeven?
‘De vraag is of ze daar wel voor openstaan. Volgens mij zitten ze niet zo te wachten op adviezen van hun oma. Ze denken: ‘Die snapt het niet meer, die is zo oud.’ Dat vind ik wel jammer, in andere culturen is er meer respect voor levenswijsheid van oudere mensen. Mijn voornaamste les zou zijn: probeer de drama’s in je leven die er altijd zullen zijn, in iets positiefs om te zetten. Mij is dat uiteindelijk wel gelukt – ik ben een zorgzaam en lief mens geworden, de negatieve ervaringen hebben me uiteindelijk sterker gemaakt. Dan moet je wel je gezond verstand blijven gebruiken: zelf nadenken, niet dingen voor zoete koek aannemen. Sta open voor adviezen van anderen, maar kies daar alleen uit wat bij je past. Het gaat erom te weten hoe de wereld in elkaar zit. De mens is dubbel – hij kan het ene zeggen en het andere doen. Daar ben ik al heel jong achter gekomen.’
Leestip Tranen in het zand door Nura Abdi
‘Dit is het waargebeurde verhaal van een vrouw uit Somalië, Nura Abdi, die veel drama in haar leven heeft gekend en daar toch een positieve draai aan heeft gegeven. Dat vind ik inspirerend. Op haar 4de werd de ze besneden. Tijdens de burgeroorlog in haar land vluchtte ze met haar familie – eerst naar Kenia, later naar Duitsland. Daar voert ze een strijd tegen genitale verminking en probeert ze Somalische lotgenoten bij te staan.’