PostuumK. Schippers

K. Schippers (84): een schrijver bij wie alles een reden kon hebben, alles van belang kon zijn

Schrijver K. Schippers, pseudoniem van Gerard Stigter, is op 84-jarige leeftijd overleden. Hij was van alles, een loopbaan lang: schrijver, dichter, essayist en kunstcriticus. ‘Als je eenmaal gaat kijken zoals hij, dan is er geen houden meer aan.’

John Schoorl
K. Schippers, pseudoniem van Gerard Stigter. Beeld Marc Driessen/Lumen
K. Schippers, pseudoniem van Gerard Stigter.Beeld Marc Driessen/Lumen

K. Schippers is dood, schrijf ik, terwijl hij nog leeft. Die zin is noodzakelijk omdat dit een necrologie is, een terugblik op iemands leven, en die wordt soms alvast geschreven omdat iemand ziek is, van wie het einde nadert.

Zal je net zien dat K. Schippers doodgaat en je ergens zit zonder laptop, op een verlaten eiland zonder wifi, en dat er bij de krant geen necrologie klaarligt van K. Schippers. Dan moet er dus een buitenlandredacteur van dienst aan de bak.

Als dit verhaal geplaatst wordt is hij dus dood, K. Schippers, of Gerard Stigter zoals de grote veelschrijver in het echt heette. Of hij is verdwenen, zoals hij de dood ook weleens heeft genoemd.

Dat schrijver K. Schippers achter zijn naam twee haakjes heeft (1936-2021), lag in de lijn der verwachting gezien het geheen-en-weer naar het ziekenhuis, maar hij zal net als zijn moeder wel krachtig protest hebben aangetekend. Er viel nog zo veel te verwonderen, te verbazen en te lachen, hij voelde zich altijd tegen een enorme overvloed geplaatst. En kom ook niet aan met het gelul dat het maar beter is zo, zoals ze zeiden bij zijn vader, een effectenhandelaar. Hou ’ns op, het is nooit beter zo, meende hij.

Weet je trouwens wat K. Schippers goeie muziek vond? Muziek die uit een huis komt, als je voorbij loopt.

Krabbels in de kantlijn

Net viel er pardoes een boek uit mijn tas, Nu je het zegt, zijn laatste boek, zijn 49ste. Ik wist niet eens het in mijn tas zat, dat laatste boek van K. Schippers. Er zat ook een bladwijzer in, blijkbaar ben ik het aan het lezen. Ik had ook al een boek gelezen over Barbarber, het lijpe tijdschrift voor teksten dat hij met zijn beste inmiddels overleden vrienden maakte, G. Brands en J. Bernlef, van 1958 tot 1971. Daarin ben ik op een zeker moment gewoon gaan schrijven: uitroeptekens, krabbels in de kantlijn en de boel onderstrepen. Zou hij ook hebben gedaan, het bewijs dat je je een boek toe-eigent, dat het feitelijk een nieuw leven krijgt, de tijd gaat door.

Dat is wat er gebeurt als je verdiept in K. Schippers, alles kan een reden hebben, alles is van belang, het alledaagse wordt een beeld, wordt een verhaal. Als je eenmaal gaat kijken zoals hij, dan is er geen houden meer aan. Wat ook werkt, is dat je ’m hoort zonder dat je ’m ziet. Je hoort ’m zeggen: ‘Moet je een biertje?’ ‘Moet je wat eten?’ Zijn verbale acrobatiek was minstens zo goed als zijn toon als schrijver.

Vorig jaar ging K. Schippers al bijna dood en daarna bleek hij ongeneeslijk ziek. Hij zag het niet zo, ongeneeslijk ziek, ja zo heeft iedereen wel wat, meende hij. Wat had hij daarmee te maken? Hij had wel wat anders aan zijn hoofd. Er zat iets in hem, zei hij, dat het altijd wel redde, dat geen zin had in ziekte. ‘Totaal de kraaienmars zeg! Goedemorgen! De dood, ik heb ’m toch niet bedacht!’

Als je goed om
je heen kijkt
zie je dat alles
gekleurd is.

Verschrijving

‘De taal is m’n zuurstof, als ik iets lees of beschrijf, ben ik er, een spitssnuitdolfijn kan z’n adem onder water twee uur inhouden. Soms dompel ik me in de taal tussen twee kaften, die in stilte op me wacht.’ Deze zinnen zijn te lezen in zijn laatste boek, Nu je het zegt. In 1954 hing hij voor het eerst aan de zuurstof, voor het schoolblad van de Eerste Openbare Handelsschool Mercurius. Het waren stukjes over jazzmuziek, geschreven met Henk Marsman, die zich later Bernlef zou noemen. Het pseudoniem K. Schippers hield hij over aan een verschrijving van een Haagse boekhandelaar aan het boekenimportbedrijf waar hij werkte. ‘In verband met het laatstelijk met uw voorraadcontroleur, de heer Schippers (?) besproken over de bevoorrading’.

Absurde fouten, dwarsverbanden, eigenaardige vondsten – laten we zeggen: de werkelijkheid, het leven om je heen – is voor hem altijd een onuitputtelijke bron geweest. Een bezoek aan een tentoonstelling van Kurt Schwitters in het Stedelijk Museum gaf een slinger aan het geheel. Die maakte van gevonden rotzooi iets nieuws. En Marcel Duchamp, die een urinoir uitstalde. Zo ontstond Barbarber, met zijn ready mades: iets wat er al is, wordt iets anders, in een andere context. Grootste trofee was nummer 59 van het ‘tijdschrift voor teksten’: geen tekst plaatsen maar behangstalen laten zien. Je licht beentje, noemde hij dat, op een luchtige toon. Er moet altijd wat te lachen vallen.

K. Schippers was van alles, een loopbaan lang: schrijver, dichter, essayist en kunstcriticus, met een omvangrijk oeuvre, bestaande uit romans, poëzie, essays, verhalen en beschouwingen, en een enkel kinderboek. Hij won onder meer de Multatuliprijs, de Zilveren Griffel, de Libris Literatuurprijs en de P.C. Hooft-prijs. Zijn debuut maakte hij in 1963 met De Waarheid als De Koe, als dichter. Ook was hij betrokken bij het tijdschrift Hollands Diep. Hij was echtgenoot van Erica, vader van twee dochters en grootvader van drie kleinkinderen.

Duizend details

En in 1971 verscheen zijn eersteling in proza, Een avond in Amsterdam. Zoals alles in het oeuvre van K. Schippers was dit een stijloefening in het goed kijken en had het geen reet te maken met doorsnee proza. Het boek was opgebouwd uit tien gesprekken met Ben ten Holter over de wandeling van iemand op vrijdagavond om half zes, van kantoor naar huis, onderweg wordt hier en daar een pilsje gepakt. Normale routine, maar toch spannend. Het doodgewone viel uiteen in duizenden details.

Vorig jaar werd hij in Amsterdam in het ziekenhuis opgenomen, waarover hij nadien in staccatostijl verslag deed in het NRC Handelsblad. Ook hierin laat hij het doodgewone in duizenden details uiteenvallen, inclusief kekke conversaties met dokters en koddige observaties, gepresenteerd op een bedje van alledaags absurdisme, eindigend met een koor van verpleegkundigen en de uitroep: ‘Hij heeft de ziekte van taal.’

‘Je luchtpijp is te smal.
‘Hoezo?’’
‘Te smal.’
‘En ik leef er al 83 jaar mee.’
‘Je merkt het een beetje laat.’

K. Schippers is dood, en ik dacht al voor zijn dood aan de begrafenis van zijn broer Maarten, net als hij en zijn vrienden tot op het bot verslingerd aan Laurel & Hardy. In de podcast van mede-absurdist Ronald Snijders en in Nu je het zegt, deed hij uit de doeken wat er op deze dag gebeurde, waarin ook nog een ander familielid per abuis in het graf lazerde: A Perfect Day van Laurel & Hardy werd getoond. In deze film zijn Laurel en Hardy met de auto op weg naar naar een picknick met hun vrouwen en zwaaien in repeat de thuisblijvers uit.

‘Goodbye, goodbye, goodbye’, klinkt het aanhoudend, maar weggaan doen ze niet. Zo zal het K. Schippers ook vergaan. Je kunt ’m uitzwaaien tot je een ons weegt, maar hij gaat nooit meer weg.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden