InterviewSchrijfster Japke Bouma

Japke-d Bouma: ‘Als je écht iets af wilt krijgen, is het kantoor vaak de laatste plek waar je moet zijn’

null Beeld Jip van den Toorn
Beeld Jip van den Toorn

Gids voor de kantoorjungle van journalist Japke-d Bouma is opnieuw uitgegeven bij Thomas Rap.

Antoinnette Scheulderman

Het kantoor, de plek waar voortdurend wordt geroddeld over die morsige collega, maar waar niemand ooit tegen hem zegt dat hij ruikt. De plek waar je om de twaalf maanden wordt gevraagd ‘waar je jezelf ziet over vijf jaar.’ Waar elke jaarwisseling wordt opgezien tegen ongewenste nieuwjaarszoenen en tijdens elke hittegolf wordt gediscussieerd over wel of niet teenslippers op kantoor. En, uiteraard, de plek waar de koffie nooit goed genoeg is en alle balletjes al uit de tomatensoep zijn gevist voordat de kantine is bereikt.

Voor menig zzp’er (inmiddels telt Nederland er 1,1 miljoen op een beroepsbevolking van 9 miljoen) de plek waar nooit meer naar wordt terugverlangd, voor Japke-d Bouma – ruim twintig jaar in vaste dienst bij NRC Handelsblad – een nostalgisch oord vol verborgen romantiek, en sinds 2012 onderwerp van studie.

Ze schrijft er een wekelijkse column over en inmiddels zeven boeken, met veelzeggende titels als Uitrollen is het nieuwe doorpakken, Werken doe je maar thuis en Mag ik even iets tegen je aanhouden?. Haar eerste, Gids voor de kantoorjungle, verscheen vorige maand in heruitgave bij Thomas Rap.

Het begon in 2012, met een fotoserie over het kantoorleven in nrc.next: Het Kantoorkwartet. ‘Foto’s van koffieautomaten met vieze vlekken op de vloerbedekking, de loempia’s in de bedrijfskantine, kansloze planten.’ Of zij daar teksten onder kon schrijven, van 300 woorden? Bouma: ‘Bij de krant heb je een paar soorten redacteuren. De echte nieuwsjagers, de managers én de ijdele types die een eigen column willen. Ik behoorde tot die laatste groep. Op het moment dat Peter Vandermeersch hoofdredacteur van NRC werd, vertelde ik hem dat ik graag columnist wilde worden. ‘Daar hebben we er al genoeg van’, antwoordde hij. Toen ik teleurgesteld afdroop, zei een collega: ‘Zie die fotobijschriften dan als een soort columns.’ Nadat het een succes werd, kwam het idee niet alleen te schrijven over de plekken, maar ook over de mensen op kantoor. Dat leek me helemaal niet zo leuk voor lezers, als ik mijn eigen collega’s zou gaan typeren. Wat moesten die daarmee?’

Het antwoord kwam snel nadat ze de eerste van haar karikaturen neerzette, die van De Geboren Leider. ‘Als hij het woord neemt, wordt het stil – gewoon, omdat mensen willen horen wat hij te zeggen heeft. (..) Hij kijkt vast nooit slechte series, hangend op de bank met bakken ijs of chips. In plaats daarvan zie je hem in gedachten in zijn vrije tijd ploegend door kilometers verantwoorde musea en klassieke bladmuziek. Bach, uiteraard.’

Wildvreemden mailden haar: ‘Goh, wat grappig dat jij Johan van ons kantoor kent!’. Haar 29 archetypes, ‘een soort vogelgids over alle typen collega’s die je op de werkvloer kunt tegenkomen’, schreef een recensent, bleken voor iedereen herkenbaar. Zoals De Noeste Werker: ‘Type dieselmotor. Brave borst, onverstoorbaar. Heeft geen deadlines nodig. Is gelijkmatig, dodelijk degelijk en altijd goed.’

Of de Collega Die Overal Lak Aan Heeft en ‘midden in een poekiepoekieverhaal over schattige baby’s Theo Maassen citeert dat hij dol is op kinderen ‘omdat er over zestien jaar ook lekkere wijven moeten zijn’’.

De Vrouw Die Alles Heeft (zit elke dag om 6.52 uur op kantoor, maakt carrière zonder morren, gaat naar elke borrel – óók als haar dochter jarig is, heeft geen foto’s van man en kinderen op haar telefoon, maar wel het adres van een goede traiteur), de enige vrouw hoog in de organisatie en, volgens Bouma: ‘Alles aan haar schreeuwt dat jij faalt.’

Tussen de studie van het kantoorleven door strooit Bouma graag met ‘wist-u-datjes’. Dat er tijdens zakelijke besprekingen vooral wordt gelachen om de grappen van mannen, dat lange mensen vaker de baas zijn en meer salaris krijgen, dat mensen die meer dan 11 uur per dag werken 67 procent meer kans op een hartaanval hebben dan werknemers die het bij 8 uur per dag houden, maar dat mensen die meer werken ook vaker seks hebben en dat tweederde van de jonge vrouwen verkiest in deeltijd te werken, óók als ze geen kinderen hebben.

Van wannabecolumnist die schreef over de do’s en don’ts op kantoortoiletten, werd Bouma een nationaal bekende kantoorgoeroe. Zo trekt ze het land door voor lezingen, tv-optredens of advies. Het levert haar een voortdurende bron van ideeën op voor haar andere geliefde onderwerp: jeukwoorden.

De gids voor de kantoorjungle. Beeld
De gids voor de kantoorjungle.

Toen ze ooit een column schreef over wollige kantoortaal, ontplofte haar mailbox. Ook nu nog keert het onderwerp regelmatig terug, zodra er nieuwe jeukwoorden in zwang raken. Wat begon bij ‘terugkoppelen’, ‘feedback’ en ‘alle neuzen dezelfde kant op’, heeft zich ontwikkeld tot ‘opgavegericht werken’, ‘liquid leadership’, ‘onboarding’ en ‘agile’ werken. Bouma: ‘Mensen die agile werken, gebruiken woorden als product owners, backlogs, roadmaps en planning poker. Daardoor klinkt het alsof het echt iets nieuws is. Terwijl het eigenlijk om niet meer gaat dan gewoon op dagelijkse basis je gezonde verstand gebruiken. Maar ja, dat klinkt een stuk minder interessant en daar kunnen de agile coaches bovendien geen hoog uurtarief voor rekenen.’

Uit Gids voor de kantoorjungle: ‘Hoe vager je praat, hoe beter. Niemand heeft een idee waar het over gaat, maar dat geeft niet, dat hoort. Daarom wordt er afgehecht, doorgecommuniceerd, kort cyclisch ingestoken, voortgeborduurd en naar elkaar toe geleveld. (..) We praten zo omdat het onduidelijk moet blijven. Want als we het concreet maken, wordt het helder dat het nergens over gaat.’

‘Kantoortaal is camouflage’, staat er ook. ‘Ik gaf laatst een lezing bij een overheidsinstantie, waar de contactpersoon me vertelde dat mensen daar vaak jeukwoorden gebruiken, omdat ze dan ‘iets op papier hebben staan en daar dan mee door kunnen.’ Maar wáár kun je dan mee door?, vroeg ik. Dat wist eigenlijk niemand. Het is een soort fluisterspelletje dat we vroeger op verjaardagen deden: iemand fluistert iets wolligs in het oor van zijn buurman en aan het einde van de rij komt er iets uit dat niemand meer begrijpt. Mensen doen het op het werk, omdat zodra ze in duidelijke taal gaan praten, iedereen het snapt, en ze veel kritische vragen krijgen.’

Wat zijn nou typische kantoorproblemen? ‘Printers die niet werken, flexplekken, forensen en de baas. Iederéén heeft een slechte baas. En meestal kom je er pas achter dat-ie toch wel goed was, als je een nieuwe krijgt. Ook een voortdurende bron van ergernis bij werknemers: dat je keihard werkt, maar er niemand is die het ziet. Of dat altijd die collega met de beste praatjes de mooiste klussen krijgt en jij niet.’

Welk kantoortype is Peter Vandermeersch, die negen jaar de hoofdredacteur van Bouma was? ‘Een combinatie van meerdere karakters, zoals de meeste mensen. Hij is De Noeste Werker, waarvan we er veel hebben bij NRC: mensen die zonder klagen bergen werk verzetten. Maar ook De Geboren Leider én De Heks: iemand die overal van op de hoogte was, overal aan dacht, maar ook enorm kon ontploffen. En natuurlijk een enorme Diva: het boegbeeld, veelvuldig op tv, ijdel. Het is in elk geval een stuk rustiger geworden sinds hij weg is. Al hoor ik de mensen die vroeger over hem klaagden nu ook weleens zeggen: ‘Was Peter er nog maar.’’

Op welke manier zijn de kantoortypes veranderd sinds Gids voor de kantoorjungle in 2013 verscheen? ‘In de oorspronkelijke uitgave schreef ik nog dat het erbij hoorde, dat je af en toe een hand op je kont van die joviale collega kreeg. Nu denk ik: hoe kón ik dat toen normaal vinden? Die omslag is te danken aan de #MeToo-beweging. De nieuwe generatie is daar veel strenger op, je ziet het politiek correcte ook binnen het kantoorleven oprukken. Bijvoorbeeld als het gaat om het benoemen van gender of seksuele geaardheid. Mijn archetype De Ziekelijke Flirt is intussen een stuk voorzichtiger geworden met complimenten geven en flirterig gedrag. En uiteraard moppert hij dan dat er ‘ook niets meer mag tegenwoordig’.’

Japke-d Bouma: ‘Toen ik studeerde was het mijn droom om de nieuwe Jip Golsteijn te worden, de Telegraaf-journalist die de grote popsterren interviewde. In plaats daarvan werd ik die mevrouw van de kantoorrubriek.’ 

 Beeld
Japke-d Bouma: ‘Toen ik studeerde was het mijn droom om de nieuwe Jip Golsteijn te worden, de Telegraaf-journalist die de grote popsterren interviewde. In plaats daarvan werd ik die mevrouw van de kantoorrubriek.’

Was Gids voor de kantoorjungle nog vooral een ludiek boek, Bouma’s columns over de moderne kantoortuin zijn de laatste jaren serieuzer van aard geworden. Grootste bron van zorg: de drukke, open kantoortuin. ‘Ik ben inmiddels zeven jaar kantoorexpert, maar wat ik nog steeds niet snap is dat de kantoren waar we dagelijks naartoe gaan om te werken daar eigenlijk totaal ongeschikt voor zijn. Als je écht iets af wilt krijgen, is het kantoor vaak de laatste plek waar je moet zijn.’ De oorzaak: veel te veel werknemers in één ruimte. ‘Iedereen bij elkaar zetten, wie heeft dat bedacht? Architecten dus, omdat zulke gebouwen er zo sexy uitzien. Lekker transparant, lange zichtlijnen. Op een tekening ziet het er misschien fantastisch uit, maar voor de werknemer is het funest. Juist in een open kantoortuin word je veel vaker afgeleid. Door een vallende pen, door een collega die achter je langs loopt, door iemand die voortdurend naast je zit te bellen. Focusexpert en psycholoog Mark Tigchelaar noemde dit soort kantoren ‘megastallen met goede koffie’. Maak daar trouwens maar slechte koffie van.’

Volgens veel werkgevers stimuleert de open kantoortuin interactie en innovatie. Volgens diverse studies zorgen open-plan offices er juist voor dat werknemers zich vaker terugtrekken achter hun scherm en leveren ze significant meer ziekmeldingen op. Bouma: ‘Dat komt doordat er meer ziektekiemen in een open kantoor rondzwerven, door het lawaai en een gevoel van gebrek aan autonomie. Als je nieuwe ideeën wilt bedenken, gaat dat slecht in een ruimte waar je voortdurend wordt afgeleid en geen vaste plek meer hebt. Mensen werken het best in een comfortabele omgeving. Mijn stelling is: als je werknemers aan een onpersoonlijk bureau zet, krijg je onpersoonlijk werk. Het moet echt anders, willen we niet allemaal massaal een burn-out krijgen.’

Zelf ruilde ze haar vaste bureau (‘iedereen heeft recht op een bureau met daarop foto’s van de kinderen, de huisdieren, een eigen theedoos en een verschimmelde mandarijn’) ook in voor een flexplek. Haar column? Die schrijft ze thuis.

Dat lukt natuurlijk écht niet op kantoor.

Japke-d Bouma: Gids voor de kantoorjungle. Het ultieme handboek. Thomas Rap; 168 pagina’s; € 14,99.

Japke-d Bouma (Arnhem, 1970) deed na een studie economie in Groningen de postdoctorale opleiding dagbladjournalistiek. Ze liep stage bij het Algemeen Dagblad, werkte als verslaggever voor de mediaredactie van de Volkskrant en is sinds 1997 in dienst bij NRC Handelsblad, waar ze momenteel eindredacteur en columnist is. ‘Toen ik studeerde was het mijn droom om de nieuwe Jip Golsteijn te worden, de Telegraaf-journalist die de grote popsterren interviewde. In plaats daarvan werd ik die mevrouw van de kantoorrubriek.’ Er zijn inmiddels zeven bundels van haar columns over taal en het kantoorleven verschenen.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden