Honderd orkesten voor een Britse gezant
Ooit was Kumasi het centrum van een groot en machtig rijk. De Ashanti-koningen heersten er als hoogste vorsten en verbijsterden met hun pracht en praal de buitenlandse gasten....
HET GROTE traditionele feest is eindelijk begonnen gistermorgen en tussen vijf uur 's morgens en drie uur 's middags zijn negentig mensen onthoofd. Er is aangekondigd dat komende donderdag nog meer mensen, opnieuw een honderdtal, zullen worden afgeslacht. De lijken liggen werkelijk overal waar men gaat in de straten. Ik verzeker uwe exellentie dat dit het meest onprettige land is dat ik ooit heb gezien of waarover ik heb gehoord.'
Zo schreef W. Huydecooper, de Nederlandse gezant aan het hof van de koning van Ashanti in Kumasi, op 30 mei 1837 aan zijn superieur, generaal-majoor Verveer. Huydecooper, een mulat, was in Kumasi om slaven 'vrij' te kopen, die vervolgens als soldaten naar Indië werden gestuurd vanaf het fort Elmina aan de kust. In totaal waren het er tweeduizend. De nazaten van de soldaten die terugkeerden na hun 'dienst', wonen nu in het dorp bij Elmina.
Kumasi, dat zich uitstrekt over een groot deel van het huidige Ghana, was het centrum van een groot en machtig rijk. De Ashanti-koningen heersten er als hoogste vorsten van talloze lagere koningen en dorpshoofden. Gezanten van Europese naties waren verbijsterd door de pracht en praal aan het enorme hof van de koning. Hun verslagen maakten het goud van de Ashanti legendarisch. Plus het bloedige gebruik om bij festiviteiten misdadigers en slaven in groten getale om te brengen.
De executieplaats van de Ashanti-koning is nu een druk kruispunt. Achter de kantoorflat Kataban House moet het uitgestrekte paleis hebben gelegen. Nu is het een arme winkelwijk vol kleurig beschilderde naamborden. Topman Shoes & Garments. Look to Jesus Ent. import, export & general goods. Een pijl wijst een smerige steeg in: God's Time Store van J.K. Asante & sons. In een kleine, vuile winkelruimte zit een man achter een trapnaaimachine: Paris Mode tailors. Een vrouw steekt de straat over met een complete mini-cafetaria op haar hoofd, een enorme kist met raampjes van kippengaas, vol broodjes en blikken corned beef.
In deze wijk staan nog veel koloniale gebouwen uit het begin van de eeuw, prachtig in hun verval. Roet, roest, stof en afbladderende verflagen. Ze hebben bruin verroeste golfplaten daken, scheefhangende balkons, houten veranda's onder overstekende daken en luiken voor de ramen. Ze zijn gebouwd na de verwoesting van het paleis door Engelse soldaten in 1874.
De twee mooiste koloniale gebouwen, hoog en van baksteen, staan aan wat de achterkant van het verdwenen paleis moet zijn geweest. Ze kijken uit over het stationnetje en de spoorbaan, die de plaats hebben ingenomen van de verblijven van de harem van de koning. Het perron zit vol vrouwen die met grote pakken wachten op de komst van de nachttrein naar de kust. De trein naar de hoofdstad Accra gaat niet; die is een week eerder onderweg uit de rails gelopen.
Het spoorwegterrein is grotendeels ingenomen door marktvrouwen, die geen plaatsje konden vinden op de verderop gelegen markt, naar men zegt de grootste van West-Afrika. De vallei die dwars door Kumasi loopt, is overwoekerd door tienduizenden marktstalletjes. De smalle paden vormen een doolhof. Zwetende mannen trekken karren met groente, fruit en vis moeizaam door de menigte.
Voorbij de markt leiden de straten omhoog, naar de heuveltop waar het nieuwe paleis van de koning staat. Een zandvlakte scheidt het paleis van de stad. Hier leeft de traditie voort.
De markt en het hof van de koning, de Asantehene, vormen samen de ziel van Kumasi. De markt bestond al aan het begin van de negentiende eeuw. Een Britse gezant, Thomas Edward Bowdich, die in 1816 vijf maanden in Kumasi verbleef, beschrijft hoe ook toen al de handelaren van heinde en verre naar de hoofdstad kwamen.
Zoals alle buitenlanders die naar de gunsten van de schatrijke koning kwamen dingen, was hij overdonderd door de ontvangst. Bowdich en zijn metgezellen werden omspoeld door vijfduizend krijgers in vol ceremonieel ornaat. Ze vuurden musketten in de lucht. Trommels, toeters van olifantenslagtanden, fluiten, ratelaars en ijzeren gongs zorgden voor een oorverdovend kabaal.
De officieren van het Ashanti-leger droegen hoge mutsen versierd met lange adelaarsveren en ramshoorns. Hun rode vesten waren opgesmukt met talloze amuletten van goud en zilver, bronzen klokjes, schelpen en messen aan touwtjes, die rinkelden als zij liepen. Aan hun armen en op hun rug bungelden dierenstaarten. Ze droegen een boog en vergiftigde pijlen en een kleine ceremoniële speer, versierd met rood doek en zijde. Hun voeten en benen waren gehuld in roodlederen laarzen, opgehouden met banden aan een patronenriem om hun middel. Tussen hun tanden hielden zij ijzeren kettingen geklemd.
De stad stond volledig op haar kop. Langs de route wachtten tienduizenden uitzinnige inwoners en Bowdich schatte dat er honderd orkesten speelden. De Engelsen werden over de enorme markt geleid naar het paleis van de Asantehene. De eerste hoogwaardigheidsbekleder die zij te zien kregen, was de koninklijke beul, een grote, zwaargebouwde man met een gouden plaat voor zijn borst. Voor hem stond de bebloede executiestoel, die hij dreigend heen en weer schudde.
Nadat de Engelsen honderden gezaghebbers hadden gegroet, werden ze naar de koning zelf geleid. De Asantehene zat onder een enorme parasol. Hij droeg een toga van groene zijde en was van top tot teen behangen met de schitterendste gouden sieraden. In zijn hand droeg hij gouden castagnetten, waarmee hij de menigte tot stilte kon manen. Onder de parasol stond een gouden stoel. De functie ontging de Engelsen. De troon is het heiligste voorwerp van de Ashanti; hierin huist de ziel van het volk.
Van deze glorie van het Ashanti-rijk is weinig meer over. Na lange oorlogen verwoestten de Britten het centrum van de stad inclusief het paleis en roofden de kunstschatten. Alleen de gouden stoel werd gered, omdat de Engelsen zonder het te weten een replica naar Londen verzonden. De Asantehene werd in ballingschap naar de Seychellen gevoerd. Hij kwam pas in 1924 terug en nam zijn intrek in een nieuw paleis dat de Britten voor hem hadden gebouwd op de heuvel aan de rand van de stad.
Dat paleis is nu een museum. De huidige Asantehene, Otumfuo Opoku Ware II, al 27 jaar in functie, nam twee jaar geleden zijn intrek in een moderne villa. Het bescheiden paleis heeft niets gemeen met dat uit de vorige eeuw. De Engelsen wilden de Asantehene laten voelen dat hij nu een onderdaan was van het Britse koningshuis. In de ontvangstkamer kon hij hooguit een stuk of tien gasten ontvangen.
Koning Pempreh II, die van 1931 tot 1970 'regeerde', woonde er het langst en het museum is vooral aan hem gewijd. Hij leefde er als een burgerman. Zijn bestofte archiefkast met ordners staat er onaangeroerd. Op de eerste verdieping staat een groot Engels bureau. In de eenvoudig ingerichte woon- annex ontvangstkamer staat een oud model televisie. De éérste in Ashanti, zegt de museumgids, dat wel.
De antieke voorwerpen van het verslagen Ashanti-rijk die niet zijn weggeroofd, zijn ondergebracht in een ander, klein museum op het terrein van het cultureel centrum van Kumasi, op een andere heuvel buiten de stad, waar de tientallen verenigingen van Kumasi op een zondagmiddag hun vergaderingen houden onder de bomen. In dit museumpje zijn oude, prachtig besneden staven te zien van de taalkundigen van de koning, zijn woordvoerders en ambassadeurs. Er staan een paar krukjes, versierd met bronzen nagels, van traditionele hoofden. Er liggen enkele executie-messen, krom, een centimeter of dertig lang.
Hoe zeer de oude glorie van de Ashanti is vergaan, laten de oude foto's in de musea het beste zien. De vervaagde beelden tonen het oude paleis, een indrukwekkend gebouw van leem en besneden hout met gigantische rieten daken.
IN DE stad zelf lijkt die tijd voorgoed vervlogen. Maar op feestdagen hullen de vele gezagsdragers zich in hun traditonele gewaden en wordt de koning, beladen met gouden sieraden, rondgedragen. En twee keer per week houdt het tradtionele gerechtshof zitting in een gebouw naast het paleis.
Op de binnenplaats van het gerechtshof komen steeds meer mannen aan. Ze zijn slechts gehuld in lange, zwarte doeken, waarbij een schouder bloot wordt gelaten. Ze dragen de traditionele Ashanti-sandalen aan hun blote voeten. In de loop van ruim een uur neemt de een na de ander plaats onder het afdak dat de gerechtszaal vormt. Een raad van rechters zit op een podium, een eenvoudige tafel biedt plaats aan de notulisten. De hoofden en opperhoofden zijn uit alle streken van Ahanti gekomen. Ze zitten op traditionele krukjes. De oude koning laat deze morgen verstek gaan, hij heeft zijn troonopvolger gestuurd.
Er dienen vandaag twee zaken. In de eerste moeten de gezagsdragers van een bepaalde regio zich verantwoorden omdat zij naar de gewone rechter van het moderne Ghana zijn gestapt. Zij willen dat een eerder besluit van het traditionele hof ongedaan wordt gemaakt. Een oud opperhoofd neemt het woord. Hij is vertoornd: zijn collega heeft de koning beledigd door naar de burgerrechter te stappen. Hij heeft toch net als zij allen de Asantehene, de koning der koningen, trouw gezworen? De spreker eist dat het appèl wordt ingetrokken.
De beklaagde hoofden moeten gedurende de heftige woordenwisseling blijven staan. De ene na de andere gezagdrager valt hen aan. Als een opperhoofd spreekt, staan zijn ondergeschikte hoofden op. De taalkundigen van de Asantehene herinneren de aanwezigen aan de gebruiken. De troonopvolger, in een rood gewaad, doet er het zwijgen toe. Na een uur of twee debat merkt de oppertaalkundige op dat een van de belangrijkste opperhoofden afwezig is en dat de kwestie moet worden aangehouden. Volgende zaak.
Vandaag zal de koning een nieuw opperhoofd voor een bepaalde streek installeren, maar eerst moet hij zich verantwoorden voor het hof. Hij heeft de koning om vergiffenis gevraagd voor een wandaad van zijn broer, die inmiddels is overleden. Als de naam van de familie niet wordt gezuiverd, kan hij de eed van trouw niet afleggen.
Ook nu lopen de gemoederen hoog op. De kandidaat blijkt omstreden. Er is een delegatie van lagere hoofden, die zich over hem beklaagd. Op de binnenplaats protesteren enkele van zijn aanstaande onderdanen tegen hem. De politie moet een handgemeen voorkomen.
Ook dit debat duurt uren. Pas ver in de middag kan de installatie worden voltrokken. De stoet loopt naar het nieuwe paleis van de Asantehene, omgeven door een prachtige tuin. In een bijgebouw heeft Otumfuo Opoku Ware II zijn ontvangstzaaltje. Daar zit de koning in vol ornaat onder een parasol.
De eedaflegging is in een mum van tijd voorbij. Dan is het moment voor de onderdanen om geschenken aan te bieden. De een na de ander schuifelt langs de koning. Twee mannen hebben geiten op hun nek, voorpoten over de linker schouder, achterpoten over de rechter. Als ze weer naar buiten gaan, hebben ze een verzaligde blik in de ogen.