Het gezin is een ideaal waaraan lang niet iedereen kan voldoen
Het toegenomen aantal scheidingen betekent niet dat men geen relatie wil, maar dat men hogere eisen aan die relatie stelt en vaker of scherper op die eisen selecteert....
ER GAAT momenteel geen dag voorbij of 'het gezin' staat in de krant. Maar de berichten zijn vaak strijdig met elkaar. De een beweert dat alles prima gaat (Sociaal en Cultureel Rapport). De ander constateert dat bijna de helft van alle gezinsleden het slachtoffer wordt van lichamelijk geweld (Intomart). En een derde wil dat het kabinet gaat werken aan een beter normbesef bij de burgers (Wiegel).
Laten we om te beginnen vaststellen dat het gezin - opgevat als het samenleven van een of twee ouders met kinderen die minderjarig zijn - nog altijd zeer belangrijk is. De these van een toenemende individualisering moet sterk gerelativeerd worden.
Deze stelling houdt in dat de mensen steeds vaker als eenling door het leven gaan en zich minder binden aan anderen. Ter illustratie daarvan wijst men veelal op het feit dat het aantal éénpersoonshuishoudens de afgelopen decennia gestegen is terwijl het aandeel van de gezinnen daalt.
Dat laatste is op zichzelf juist. Maar daaruit volgt niet dat men in Nederland steeds vaker als eenling door het leven wil. Het alleen wonen is voor velen een tijdelijke zaak (bijvoorbeeld studenten die op kamers gaan), terwijl het voor anderen een ongewild karakter heeft (bijvoorbeeld degenen die na het einde van een relatie even op zichzelf wonen of bejaarden wier partner overleden is).
Verreweg de meeste Nederlanders streven nog altijd een duurzame relatie na - meestal met iemand van het andere geslacht. Een ruime meerderheid vindt seksuele trouw van groot belang.
Bovendien zien de meeste paren een duurzame relatie graag bekroond met kinderen. Deze worden geboren na een weloverwogen besluitvorming en op een moment dat door de ouders is bepaald. Het verschijnsel van de ongewenste kinderen komt in Nederland haast niet meer voor. Mocht de kinderwens niet op een natuurlijke manier gehonoreerd worden, dan kan men tot adoptie overgaan of de medische technologie te hulp roepen.
In feite leeft driekwart van alle Nederlanders in een gezin, terwijl 85 procent van de kinderen de eerste twintig jaren gewoon bij hun biologische ouders woont. In weerwil van alle aandacht die er bij de media voor nieuwe verschijnselen bestaat (seksueel geweld, homohuwelijk) houdt de meerderheid van de bevolking aan een even oude als beproefde levensvorm vast. Louter kwantitatief gezien kan men derhalve niet zeggen dat het gezin aan betekenis verliest.
Maar de zaak heeft ook een kwalitatief aspect. Op dat punt deed zich in de privé-sfeer de afgelopen decennia een ingrijpende modernisering voor waarvan de gevolgen ook in andere sectoren voelbaar zijn.
Zo ontstond er een hoge mate van openheid over het huwelijks- en gezinsleven. Wij vinden thans dat eventuele problemen bespreekbaar moeten zijn. Het uitwisselen van persoonlijke gevoelens en ervaringen achten wij van groot belang.
Over iemands seksuele voorkeuren laten wij ons niet graag denigrerend uit. Qua leefvormen hecht Nederland aan pluriformiteit. Een formeel huwelijk, ongehuwd samenwonen, al dan niet met kinderen, gezinnen met een stiefouder of eenoudergezinnen zijn hier gelijkwaardig, mits het om een duurzame relatie gaat.
Dat een en ander tot in de intiemste details op televisie besproken wordt, is inmiddels heel gewoon. Wat dat betreft is er een ongekende openheid ontstaan.
Tegelijkertijd stellen we tegenwoordig veel meer eisen dan dertig jaar terug. Wij koesteren bijvoorbeeld hoge verwachtingen van degene met wie we door het leven gaan. Hij of zij moet niet alleen een gezonde en aantrekkelijke partner zijn, maar ook levenslustig en sportief, zorgzaam maar wilskrachtig zijn, een eigen baan hebben, en over enige culturele bagage beschikken.
Hetzelfde geldt voor kinderen. Die moeten niet alleen goed presteren op school, maar ook een interessante hobby hebben en leuke vriendjes mee naar huis brengen. Ze moeten al vroeg zelfstandig zijn, maar ook rekening houden met anderen. Ze leren met een computer om te gaan en zich verantwoordelijk te voelen voor bedreigde diersoorten en milieu.
Overigens wordt er niet alleen het nodige van kinderen verwacht, maar hebben ouders ook veel over voor hun persoonlijke, sociale en cognitieve ontwikkeling. De hoeveelheden tijd en energie, liefde en aandacht die tegenwoordig in kinderen geïnvesteerd worden, zijn groter dan voorheen.
Los van deze ambities op sociaal en psychologisch vlak, moet een modern gezin ook in praktisch opzicht aan tal van eisen kunnen voldoen. Een huishouden waar beide ouders werken, staat elke dag voor een complexe logistieke opgave. De kinderen worden naar school of hobbyclub gebracht, er moet opvang voor de kleinsten zijn, en de ouders zelf moeten tijdig naar hun werk toe. Als iemand ziek wordt of overuren maakt, heeft dat een weerslag op de anderen.
Aldus vormt het gezin een ingewikkelde machinerie die zowel in economisch als in sociaal en affectief opzicht hoog productief moet zijn. Geen wonder dat het één van de zaken is waarover men zich blijkens het Sociaal en Cultureel Rapport regelmatig zorgen maakt.
Een en ander illustreert de modernisering die het gezinsleven de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. Zij had echter twee ingrijpende gevolgen. Ten eerste trad een aantal oude problemen nu scherp aan het licht, ten tweede kwamen er waarschijnlijk nieuwe moeilijkheden bij.
Een voorbeeld van dit laatste vormt echtscheiding. Zoals bekend, gaan paren sinds de jaren zeventig steeds vaker uit elkaar. Men ziet hierin graag het bewijs voor de crisis van gezin en huwelijk. Maar veel mensen scheiden omdat hun verwachtingen niet worden ingelost. Gebrek aan liefde, niet bij elkaar passen en andere motieven op affectief gebied worden vaak als argument genoemd.
Uiteraard speelt ook een rol dat er een groot aanbod op de markt is. Als het met de ene partner niet lukt, zijn er nog altijd vele anderen die wellicht beter aan het eigen ideaal beantwoorden. Kortom: het toegenomen aantal scheidingen betekent niet dat men geen relatie wil, maar dat men hogere eisen aan die relatie stelt, en vaker of scherper op die eisen selecteert.
Ook het agressieve gedrag van jongeren vormt een probleem dat door de modernisering van het gezinsleven wellicht toegenomen is. Op zichzelf heeft dat gedrag altijd bestaan, zeker in de leeftijdscategorie tussen 15 en 25 jaar.
Zolang ouders, onderwijzers en politieagenten zich konden beroepen op een klassieke vorm van gezag - jongeren moeten zich voegen naar volwassenen - kon het worden ingetoomd. De ontwikkeling van meer egalitaire verhoudingen vanaf de jaren zeventig maakt dat echter steeds moeilijker.
Momenteel vormen kinderen een belangrijke partij bij de besluitvorming in het gezin, terwijl het onderwijs gebukt gaat onder een jongerencultuur. Veel jongeren beseffen daardoor niet dat er bepaalde grenzen zijn, juist als men egalitaire verhoudingen voorstaat.
Een derde probleem - waarvoor men onvoldoende aandacht heeft - is dat bepaalde groepen door de hoge eisen van het moderne gezinsleven vanzelf in een achterstandspositie terechtkomen.
Omdat het sociale leven zich steeds meer ontwikkelt in de richting van een kennismaatschappij, wordt de positie van gezinnen met weinig opleiding steeds ongunstiger. Wanneer men arbeidsparticipatie door vrouwen slechts als een blijk van emancipatie wenst te zien, verliest het gezin dat aan het oude rolpatroon vasthoudt zijn legitimiteit. Zo krijgen ook de gezinnen die het tempo van de modernisering niet bijhouden daar vroeg of laat problemen mee. Hun aantal mag niet worden onderschat aangezien de veranderingen in Nederland zeer ingrijpend zijn geweest.
We krijgen door dit alles het gevoel dat de moeilijkheden ons boven het hoofd groeien. De voorbeelden liggen voor het oprapen. Ze variëren van verwaarlozing en seksueel geweld tot misdragingen van opgeschoten jongelui op straat.
Toch is het niet gemakkelijk om empirisch vast te stellen of het veel erger dan vroeger is. Zo ontbreekt het aan voldoende bronnenmateriaal, hetzij omdat bepaalde zaken niet geregistreerd werden (seksueel geweld), hetzij omdat de registratie onbetrouwbaar is (geweld door jongeren). Het is heel goed mogelijk dat bepaalde problemen tegenwoordig inderdaad frequenter voorkomen, maar er is nog veel onderzoek nodig om te achterhalen voor welke verschijnselen dat geldt.
Dat brengt ons op de tweede ontwikkeling die een gevoel van crisis tot gevolg heeft. Bepaalde problemen worden nu vaker of eerder gesignaleerd. Dat vloeit ten dele uit de grotere openheid van het gezinsleven zelf voort.
Het gezin is geen besloten bolwerk meer, het functioneert als een open netwerk waarvan de leden veelvuldig in aanraking komen met anderen. Behalve mannen, brengen ook vrouwen en kinderen een groot deel van hun tijd door buiten de huiselijke sfeer. Voor buren, leerkrachten of collega's is het privé-leven steeds minder een taboe, en daarmee stijgt de kans op het ontdekken van bepaalde misstanden.
Verder hebben diverse professionals zoals huisartsen, psychiaters, politiefunctionarissen en maatschappelijk werkers de afgelopende decennia voortdurend gewezen op het feit dat incest wel degelijk bestaat, dat kindermishandeling vaker voorkomt dan men denkt en dat de gevolgen ervan ernstiger zijn dan een buitenstaander meent.
Bij deze 'campagne' kwamen ook uitglijers voor (Bolderkar-affaire), maar over de gehele linie hadden de deskundigen met hun aandacht voor deze problematiek gelijk. Thans weten wij dat er in een gezin enorm veel verkeerd kan gaan en dat ingrijpen soms raadzaam is.
Ten slotte spelen de media een rol. Daarbij gaat het niet zozeer om speciale uitzendingen over onvruchtbaarheid, overspel of echtscheiding - hoewel die de beeldvorming zeker zullen beïnvloeden - maar om de berichtgeving op zichzelf.
Wanneer op de Veluwe een geval van incest wordt ontdekt, raken de details in het hele land bekend. Hetzelfde geldt voor jongeren die zich in het weekend schuldig maken aan geweld. Dit alles versterkt de indruk dat het moderne gezinsleven een puinhoop is waar we hoognodig iets aan moeten doen. Maar ten dele komt deze indruk voort uit de sterk toegenomen openheid, en was het vroeger in de gezinnen ook niet altijd rozengeur en maneschijn.
Al met al zien wij een dubbelzinnige ontwikkeling. Enerzijds leidde de modernisering van het privé-leven sinds de jaren zestig tot een gezinsideaal dat inmiddels door vele hoog opgeleide Nederlanders wordt gedeeld. Anderzijds kan een toenemend deel van veelal laag opgeleide gezinnen niet aan dat ideaal voldoen terwijl hun tekorten door de grotere openheid onbarmhartig aan het licht worden gebracht.
Wat zich aandient is derhalve een toegenomen spanning tussen realiteit en ideaal, een afstand die in de huidige 'crisis' van het gezinsleven tot uiting komt en vroeg of laat moet worden opgelost. Dat kan in beginsel op drie manieren plaatsvinden.
De eerste reactie zou een vorm van relativisme kunnen zijn. Daarbij erkent men dat het slechts gaat om een ideaal, en dat de realiteit van het gezinsleven veel alledaagser is. Verder zou men eraan kunnen herinneren dat dit ideaal vooral door de hoog geschoolde middenklasse aangehangen wordt, en dat er nog heel wat minder ambitieuze gezinnen zijn.
Ook zou men kunnen zeggen dat wij ons niet zoveel gelegen moeten laten liggen aan de verhalen van deskundigen die altijd weten hoe het beter kan. Hoewel dit relativisme af en toe te horen is, vermoed ik niet dat het dominant zal worden in ons land.
De tweede reactie komt op een vorm van cynisme neer. In dat geval neemt men de gezinsidealen zelf serieus, maar laat ze niet gelden voor de bevolking als geheel. De lusten en de lasten van een modern gezinsleven blijven tot een elite van beschaafde burgers beperkt terwijl gezinnen met een lager inkomen, minder opleiding, in slechte buurten of van allochtone herkomst zichzelf moeten redden. Deze visie - in de VS niet ongewoon - acht ik evenmin waarschijnlijk voor Nederland. Daardoor is het streven naar een brede beschaving voor alle volkslagen ons vermoedelijk te lief.
De derde reactie loopt op een zeker activisme uit omdat men enerzijds oprecht gelooft in het nieuwe ideaal terwijl men anderzijds geen genoegen neemt met het feit dat bepaalde gezinnen ernstig tekortschieten.
Dat leidt dan tot een 'beschavingsoffensief' waarbij men problematische gezinnen hulp biedt, in noodgevallen intervenieert, grote investeringen doet in gezondheidszorg en onderwijs, veel voorlichting en preventie pleegt, en bovenal vasthoudt aan het belang van moderne beginselen.
In Nederland zal de ontwikkeling met name deze kant op gaan. Het pleidooi voor meer normbesef dat premier Kok - in navolging van liberalen als Wiegel en Bolkestein - onlangs heeft gehouden, wijst daar nog eens op. Dit verklaart ook waarom het gezin vandaag zo'n druk besproken onderwerp is.
Gabriël van den Brink schreef in opdracht van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn Hoge eisen, ware liefde. De opkomst van een nieuw gezinsideaal in Nederland, dat op 4 december in De Rode Hoed in Amsterdam wordt gepresenteerd.