In beeld
Deze stellen trouwden in Kamp Westerbork, te midden van de gruwelen van het naziregime
Trouwen, in Kamp Westerbork? Midden in de oorlog? Ja, dat kon, en dat gebeurde. 261 keer om precies te zijn. Fotograaf Saskia Aukema pluisde hun motieven en verhalen uit en schreef er een boek over.
‘Wist je dat oudtante Annie getrouwd is in Kamp Westerbork?’ Fotograaf en schrijver Saskia Aukema (47) liet de koffie die haar vader aangaf, bijna uit haar handen vallen. Trouwen in gevangenschap, te midden van de gruwelen van het naziregime. Kon dat? En waaróm?
Toch gebeurde het, en haar verbazing groeide toen ze ging zoeken en ontdekte hoeveel brieven, dagboeken en ooggetuigenverslagen ervan bestonden. Precies 261 huwelijken bleken er gesloten in Westerbork tussen 4 september 1940 en 17 september 1944. De bezetters hadden een barak vrijgemaakt voor de burgerlijke stand, soms toog een afgevaardigde van de gemeente Westerbork meerdere dagen per week naar het kamp om de huwelijken te voltrekken. Aukema: ‘Ik wist meteen: hier wil ik een boek over maken.’
De trouwfoto’s die ze verzamelde in Tot de dood ons scheidt lijken vaak hartverscheurend alledaags. Jonge mensen met gekapt haar kijken verwachtingsvol in de camera. Op sommige foto’s dragen de bruiden een witte jurk: soms dezelfde, blijkt. Hij circuleerde een tijd in het kamp en wie hem paste, mocht hem lenen. Aukema documenteerde ook briefjes met tekeningen en felicitaties: hartelijk geluk gewenst, afzenders: ‘De bewoners van barak 42-43’. En het menu van de bruiloft van Rosina Polak en Henri Vles uit 1943 dat ze vond, klinkt dan wel enigszins armoedig, maar voor een oorlogsmaal toch ook weer feestelijk: bouillon met een sneetje brood, sperzieboontjes, goulash en pudding toe.
Aandoenlijk is het papier waarop de jonge Rosina en Henri hun handtekeningen hebben geoefend, keer op keer, voor de huwelijksakte die ze later die dag zouden gaan tekenen. Het was een verstandshuwelijk, zoals die wel vaker bleken voor te komen in Westerbork: wie van waarde was voor het dagelijks leven in het kamp, werd minder snel op transport gezet, net als zijn of haar partner. ‘Een belangrijke man op de registratie kwam naar mij toe en zei: ‘Je moet trouwen om je sperre veilig te stellen’, citeert Aukema de bruidegom. ‘Dat hebben we toen maar gedaan. (...). In mei 1945 is in het kamp onze dochter geboren. Hoewel het huwelijk gedwongen was, was het wel echte liefde tussen ons.’
Want liefde was er. Er werd zelfs geklaagd over de losbandigheid in Westerbork, vertelt Aukema. Er werd geflirt, in de steegjes tussen de barakken werd gevreeën, er werden baby’s geboren. ‘Wat maakt het nog uit, moeten pasgetrouwden, afgesneden van familie en vrienden, hebben gedacht. Als je bijna geen verleden meer hebt en je toekomst is ongewis, dan vallen veel remmingen weg.’
Wat mooi, zou je als lezer kunnen denken, dat er ondanks alle onmenselijkheid ook liefde en lichtheid bestond. Aukema: ‘Westerbork leek milder dan de andere kampen. Er was weinig geweld, de bewoners mochten hun eigen kleding dragen en werden niet kaalgeschoren, de zieken werden genezen, er werd gesport en aan de revues die werden gehouden, beleefde het hele kamp plezier. Natuurlijk heerste er wel degelijk angst: zo’n beetje iedere week vertrok er een overvolle trein naar bestemmingen waarover de wildste geruchten de ronde deden. Maar toch geloofden de meeste ingezetenen dat het ook weer niet zó erg kon zijn: anders werd er toch niet zoveel voor hen geregeld?’
Des te schrijnender is de realiteit. De huwelijken, de verzekering dat getrouwde mensen nooit gescheiden zouden worden, de belofte van een toekomst; het bleek een schijnvertoning, opgevoerd om de gevangenen koest te houden. Na dagen, weken of maanden moest bijna iedereen op reis naar Auschwitz, Sobibor of een ander eindstation.
Het is om die reden dat Aukema een complete lijst van alle Westerborkse huwelijken in haar boek heeft opgenomen. Niet alleen de trouwdatum staat erin, maar ook hoelang de echtparen getrouwd zijn geweest, als een variant op het oplezen van de namen waarbij altijd de leeftijd van de slachtoffers wordt vermeld. Ook Frederika van Duren en Heinz Erwin van Mindeno staan erin. Ze trouwden op 19 april 1943, hun huwelijk zou 264 dagen duren. Frederika’s aangehaalde citaat is misschien wel het meest pijnlijke van het hele boek: ‘Iedere keer denk je weer: wat zijn we erin geluisd.’
Annie Preger en Hans van Witsen, getrouwd op 28 januari 1943
Het moet wel liefde op het eerste gezicht zijn geweest tussen Annie en Hans. Twee maanden nadat ze elkaar in 1942 hebben leren kennen in de Joods psychiatrische inrichting het Apeldoornsche Bosch maken ze hun verloving bekend. Annie werkt er als leerlingverpleger, Hans is tuinknecht, tot de bezetter in januari 1943 opeens interesse toont in het Apeldoornse complex en alle twaalfhonderd bewoners en zo’n vijftig personeelsleden in één keer naar Auschwitz vervoert. Daarna worden Hans, Annie en de rest van hun collega’s naar Westerbork gebracht.
Eenmaal in het kamp willen Hans en Annie nog altijd trouwen. De papieren van ondertrouw worden opgestuurd en nog geen week na aankomst is het zover. Op donderdag 28 januari 1943 geven ze elkaar het jawoord. De getuigen zijn twee collega’s uit het Apeldoornsche Bosch.
Vlak na de huwelijksplechtigheid komt Annie in het ziekenhuis terecht, waar ze wordt behandeld voor galstenen. Hans, die zich in een brief naar huis gekscherend ‘weduwnaar’ noemt omdat hij zijn kersverse echtgenoot meteen al moet missen, is ‘mesjogge van blijdschap’ als ze na de ingreep herenigd worden. Hij heeft nog meer goed nieuws: ‘Annie wordt waarschijnlijk aangesteld als verpleegster in het ziekenhuis.’
Maar zover komt het niet. Al drie dagen na verzending van de brief staan Hans en Annie op de lijst voor ‘arbeidsinzet’ in Sobibor – een naam die op dat moment nog onbekend is onder de kampingezetenen. Ze gooien een kaartje uit de trein, geadresseerd aan Hans’ vader: ze hebben goede plaatsen, schrijven ze, ‘tot heel spoedig.’ Eenmaal in Sobibor vertelt een bewaker dat alle reizigers vanwege de hygiëne eerst moeten douchen voordat ze straks naar het werkkamp worden vervoerd. Maar in Sobibor is geen ‘werkkamp’ en ook geen ‘straks’. Het is een plek op aarde waar binnen enkele uren al het leven wordt vernietigd. Hans en Annie zijn 36 dagen getrouwd geweest tot de dood hen scheidde.
Kitty de Wijze en Leo Kok, getrouwd op 13 september 1943
Verpleger Kitty leert Leo kennen via haar broer, die met Leo een stapelbed deelt in de mannenbarak. Een vrolijke en optimistische jongen vindt ze hem, en enorm getalenteerd: Leo is als tekenaar een bescheiden beroemdheid binnen het kamp. Ze zijn smoorverliefd en trouwen in september 1943.
Ieder van hun vrienden heeft wat eten opgespaard uit het normale rantsoen en uit de toegezonden pakketten, en in de avond eten ze dat samen op. Een van de gasten is Rudolf Breslauer, de fotograaf die later wereldberoemd zou worden vanwege zijn filmbeelden van Westerbork. Bij wijze van cadeau maakt hij wat foto’s van het stel.
Hoewel de kampcommandant het werk van Leo zó bewondert dat hij hem zelfs thuis uitnodigt, ontkomt het stel uiteindelijk niet aan transport. Ze vertrekken in september 1944 met de laatste trein naar Theresienstadt. Al snel hoort Kitty dat Leo opnieuw op transport moet, nu naar Auschwitz, en ze breekt door een cordon heen om afscheid te kunnen nemen. ‘Die oorlog kan niet zo lang duren’, zeggen ze tegen elkaar, ‘dan zien we elkaar weer.’
Leo komt uiteindelijk in kamp Ebensee terecht, waar hij in de vrieskou loodzwaar werk moet verrichten. Hij maakt de bevrijding mee, maar ‘hij was té ver weg om nog te herstellen’, zoals Kitty er later over zegt. Na zes dagen in het veldhospitaal van de geallieerden overlijdt hij. Hij is dan 22 jaar.
Kitty hertrouwt en krijgt kinderen met haar tweede man, maar op haar bureau staat altijd een foto van Leo en in huis hangen zijn tekeningen. ‘Dat is mijn eerste vader’, zegt Kitty’s zoon Jaap tegen vriendjes die bij hen thuis komen spelen. Later zou Jaap Nijstad als kunsthistoricus het werk van Leo bezorgen. Kitty overleeft Leo met 73 jaar. Ze sterft op 13 april 2018 op 93-jarige leeftijd.
Friedel Komornik en Eddy de Wind, getrouwd op 19 april 1943
Friedel en Eddy ontmoeten elkaar in het kampziekenhuis voor de medicijnkast. Eddy is arts en spreekt verpleger Friedel kordaat toe: ‘Weet u niet dat u niets uit die vergiftenkast mag nemen?’ Friedel loopt weg zonder iets te zeggen. Haar onderkoelde reactie maakt indruk op Eddy.
Bij de andere verplegers informeert hij naar haar naam. ‘Iets Oost-Europees, dat klonk als komkommer’, schrijft hij later in zijn notitieboek, en de dagen erna zoekt hij steeds een voorwendsel ‘om zuster Komkommer te plagen’. Als hij in de nachtdienst haar echte naam leert kennen, schrijft hij haar een gedicht: ‘Alleen zijn wij geen, maar tezamen zijn wij één’. Ze trouwen op een zonnige dag in april 1943. Hun wittebroodsweken brengen ze deels door in een ruimte die ‘de dokterskamer’ wordt genoemd, maar die in feite niet meer is dan een kartonnen doos, midden in een ziekenbarak.
Na een half jaar worden ze naar Auschwitz gestuurd. Friedel komt als getrouwde vrouw in het blok terecht waar vruchtbaarheidsexperimenten worden uitgevoerd. Gruwelijk, maar de meeste ongetrouwde vrouwen overleven de eerste dag niet eens. Via binnengesmokkelde briefjes lukt het ze contact te houden. Eddy gebruikt Friedels naam als ‘toverwoord’, schrijft hij later, om de angst en twijfel te bezweren.
Als Auschwitz wordt bevrijd, raken ze elkaar kwijt. Eddy blijft in het kamp om gewonde soldaten te helpen. In een schriftje noteert hij zijn oorlogsherinneringen, die later gepubliceerd worden als Eindstation Auschwitz. Als hij over de dodenmarsen hoort, kan hij zich niet voorstellen dat Friedel die heeft overleefd, maar op zijn eerste dag terug in Nederland gebeurt er iets waarop hij niet had durven hopen: een medewerker van het Rode Kruis herkent Eddy’s achternaam en vertelt dat er een mevrouw De Wind in een nabijgelegen ziekenhuis ligt.
Hoewel hun liefde hielp om de oorlog te overleven, blijkt hun huwelijk niet bestand tegen de schade van diezelfde oorlog. In 1957 scheiden ze. Eddy maakt naam als behandelaar van het concentratiekampsyndroom, hertrouwt, krijgt drie kinderen en sterft in 1987, op 71-jarige leeftijd. Friedel overlijdt ruim zestien jaar later.
De bovenstaande drie profielen van jonggehuwden zijn afkomstig uit het boek Tot de dood ons scheidt. De huwelijken van Kamp Westerbork is verschenen op 28 januari: de trouwdag van Saskia Aukema’s oudtante Annie en oudoom Hans. Het boek (€ 29,95) is te bestellen op saskia-aukema.nl
In een eerdere versie van dit artikel stond dat op de foto vermoedelijk Debora de Koning en Ignaz Kurt Rosenblatt waren afgebeeld. Dat klopt niet, op de foto zijn David Reichmann en Inge Koh te zien.