De zin van het levenPaul van der Velde
‘De mens tuiniert in de chaos van het bestaan’
Een antwoord op de zin van het leven komt er nooit, zegt Paul van der Velde, ‘maar dat is geen probleem.’ Dit is de laatste aflevering van deze serie. In het najaar keert Fokke Obbema terug met een nieuwe interviewreeks.
Begin jaren zestig maakt hij, als 3-jarige, kennis met de eindigheid van het bestaan. Zijn vader, een ‘oerconservatieve’, katholieke schooldirecteur, raakt met de gezinsauto van een Brabantse weg en knalt op een boom. Via de verbrijzelde achterruit wordt Paul van der Velde uit de auto getild. Ongedeerd, maar een illusie armer: ‘Ik besefte in één klap de kwetsbaarheid van alles. De illusie dat het leven eeuwig zou kunnen zijn, heb ik nooit gehad.’
Als 12-jarige ziet hij in zijn geschiedenisboek een afbeelding van de dansende hindoegod Shiva – hij valt ervoor als een blok: ‘Hoe kon het, zo veel rust en beweging in een enkel beeld, zo’n dynamische voorstelling van het goddelijke?’
Die ‘lumineuze’ ervaring vindt plaats op het moment dat hij afscheid begint te nemen van zijn katholieke geloof. Het hindoeïsme komt er niet voor in de plaats – hij noemt zichzelf een ‘humanistisch agnost’. Maar wel een met buitengewone belangstelling voor godsdienst: de inmiddels 60-jarige Van der Velde werd hoogleraar Aziatische religies aan de Radboud Universiteit en zijn Nijmeegse huis bevat een enorme collectie religieuze beelden en maskers uit Azië (‘een uit de hand gelopen passie’). Het gaat hem om de esthetiek, maar dan in de Indiase zin van het woord: ‘Behalve schoonheid omvat esthetiek ook het ontzagwekkende, de gruwel. Eigenlijk gaat het om alles dat je losmaakt van je eigen identiteit en je daarmee verlost van het tijdelijke van je eigen bestaan.’
Hij schreef erover in zijn meest persoonlijke boek, Tatoeage van de ziel uit 2014, waarin hij doorgrondt wat decennialange omgang met hindoeïsme en boeddhisme voor hem hebben betekend. De wetenschapper, die eerder in De Boeddha in het tuincentrum analyseerde wat westers boeddhisme voorstelt, verliest het in dit boek van de zoeker, die ieder mens in zijn ogen ten diepste is. Zelf zoekt hij bovenal in Azië, dat hij al meer dan honderd keer bezocht. Iedere vakantie wijdt hij al jarenlang aan studiereizen met geïnteresseerden: ‘Heel nuttig, mensen stellen me vragen over zaken waar ikzelf blind voor ben geworden. Dat houdt me scherp. Ik werk vrijwel altijd, maar wel vanuit een bevoorrechte positie: ik doe wat ik enorm leuk vind.’
Wat is de zin van ons leven?
‘Daarover bestaat een aardige anekdote. Toen God de aarde schiep en aan de mens al het moois liet zien wat hij had bedacht, vroeg de mens hem: ‘Maar wat voor zin heeft dat?’ Waarop God antwoordt: ‘Zin, moet dat dan?’ De mens: ‘Jazeker.’ Waarna God zegt: ‘Mooi, dan mag jij dat gaan uitzoeken.’ Haha. Of er een zin is weet ik niet, maar ik weet wel dat we onze dagen zinzoekend en zingevend doorkomen. Iedereen is daar voortdurend mee in de weer, al dan niet bewust. Het is voor ons onbegrijpelijk dat er geen zin zou zijn, we hebben een diepe behoefte erachter te komen. De mens is de zin gaan zoeken in religie, kunst en wetenschap, maar het gaat om die diepe behoefte. We zoeken iets dat ons verheft boven het alledaagse, omdat we niet alleen maar op aarde willen zijn om er onze dagen te slijten.’
Waar komt die diepe behoefte vandaan?
‘Dat heeft te maken met de absolute onbegrijpelijkheid van het bestaan. Terwijl wij hier genoeglijk in de tuin praten, dobberen tegelijkertijd mensen in gruwelijke angst in bootjes op de Middellandse Zee. Dat is toch volslagen onbevattelijk? Hoe zulke verschillende gebeurtenissen zich tegelijkertijd kunnen voltrekken, hoe ongelijk het in de wereld is verdeeld, hoe goed en kwaad zich op hetzelfde moment kunnen voordoen, dat behoort allemaal tot het domein van het absoluut onbegrijpelijke. Er zijn mensen die dat beantwoorden met een god, die de rechtvaardige mensen na hun dood aan zijn zijde zou plaatsen en de rest naar de hel zou sturen. Anderen, zoals hindoes en boeddhisten, zeggen: daden in vorige levens maken dat de een in gelukkige omstandigheden wordt geboren en de ander een zwaar lot treft, dat is karma. Beide redeneringen zie ik als manieren om het absoluut onbegrijpelijke te rechtvaardigen. Zelf geloof ik dat soort verklaringen niet, of op zijn best af en toe. Maar we hebben ze wel nodig, er moet iets zijn dat het begrijpelijk maakt.’
Terwijl chaos het wezen van het bestaan is?
‘Wellicht, ja. De mens gaat daarin tuinieren, hij wil orde scheppen via allerlei systemen en zo de chaos bedwingen. Religie is zo’n systeem. Ons hele denken kun je beschouwen als een vaardigheid die erop is gericht de chaos begrijpelijk te maken. We koesteren de illusie dat we de chaos naar de randen van ons bestaan hebben weten te duwen, maar ik betwijfel of dat is gelukt. We worden steeds knapper, het valt niet uit te sluiten dat we op den duur zelfs eeuwig leven voor elkaar boksen, maar toch blijven verstorende factoren bestaan, zoals alle vormen van tegenslag. De chaos blijft en vernieuwt zich.’
De chaos omarmen, helpt dat?
‘Dat kan ons brein helaas niet aan. Onze geest is voortdurend gericht op herkenbare patronen in onze omgeving. Als we de chaos zouden omarmen, zouden er te veel impressies tegelijkertijd op ons afkomen. Want dat vereist niet alleen het geheel overzien, maar ook ieder detail, ieder blaadje, iedere kiezelsteen. Onze zintuigen maken daarin voortdurend een forse keuze. Het beeld van vluchtelingen op zee kun je je niet permanent bewust blijven, dat is meer dan een mens kan verdragen.’
Dient de absolute onbegrijpelijkheid enig doel?
‘Het motiveert enorm. Telkens is er weer iets onbegrijpelijks waar we onze tanden in mogen of moeten zetten. Dat leidt tot voortschrijdend inzicht. Dat is mooi. Alleen bij iedere stap die we op dat vlak zetten, doet zich weer een nieuwe vraag voor. De hindoes noemen dat: ‘De kracht van het goddelijke om zich te verbergen.’ Het is een soort sisyfusarbeid, je kunt nooit zeggen: ik heb het, we kunnen rustig in de achtertuin gaan zitten. Nee, alles is altijd weer complexer. Ik kan daar erg van genieten.’
Een mens zou er ook moedeloos van kunnen worden.
‘Nee, het houdt juist alert tegenover de wereld. Ook al heb je alle vertrouwde ingrediënten dagelijks om je heen, zoals je partner, je huis en je werk, toch dient de werkelijkheid zich telkens net even anders aan. Dat houdt nieuwsgierig. Toen Ramses Shaffy te horen kreeg dat hij zou sterven, zei hij: ‘Wat interessant, dat heb ik nog nooit meegemaakt.’ Die houding spreekt me zeer aan.’
Wat staat ons te doen, gegeven de onbegrijpelijkheid?
‘Beschaafd deze wereld doorkomen vind ik een mooi streven. Dat kun je doen door jezelf continu de vraag te stellen: wat brengen wijsheid, fatsoen en redelijkheid me op dit moment? Wanneer je dan ooit verantwoording over je leven moet afleggen, kun je zeggen: ‘Ik heb het naar eigen inzicht met redelijkheid en fatsoenlijkheid gedaan.’ Dat idee van verantwoording afleggen, speelt in veel religies, niet alleen in het christendom. In het boeddhisme kom je ook voor een god die vraagt: ‘En, hoe hebben we het gedaan?’ In de Tibetaanse variant draag je zwarte en witte stenen, bij te veel zwarte ga je de hel in. Wat ervan waar is, weet ik niet – het zou allemaal kunnen. Ik hang geen religie aan, maar tegelijkertijd heb ik mezelf niet zo hoog als atheïst. Ik twijfel aan het niet-bestaan van God.’
Wat weerhoudt u van een religie?
‘Mensen die met een zoektocht bezig zijn, vind ik interessanter dan mensen die menen het antwoord gevonden te hebben. Omdat het zoeken zo essentieel is voor de mens.
‘Ook heb ik een afkeer van mensen met een ‘kloppend wereldbeeld’, die van geloofsovertuigingen feiten maken en van mythes de werkelijkheid. Daar ga ik graag tegenin. Ik kan er slecht tegen als ik word buitengesloten omdat ik niet geloof zoals anderen me voorschrijven. Als een geloof wordt dichtgespijkerd, ontaardt het snel in naar fundamentalisme. Dat tref je overal aan – bij christenen, hindoes, boeddhisten en moslims.
‘Voor mij is het genoeg me verbonden te voelen met de grote verhalen van de mensheid. Ik put daarbij vooral uit het hindoeïsme en het boeddhisme, maar ze staan ook in de Bijbel. Ze maken het mogelijk ordening aan te brengen en het alledaagse op een ander niveau te ervaren. Neem de mythische dans van Shiva, het grote verhaal hoe hij demonen verslaat. In de herrie van het dagelijks leven kan ik de ritmiek van zijn dans herkennen. Dit helpt bij het verzoenen met de chaos die om ons heen is. Daarnaast shop ik in religies door er aansprekende aspecten uit te halen. Ik kan me bijvoorbeeld uitstekend vinden in het pragmatisme van het boeddhisme: wat je ook van deze wereld vindt, we moeten het er wel mee doen.’
Dus je moet je neerleggen bij de wereld zoals hij is?
(ironisch) ‘De geest van het verzet is nog lang niet dood! Ik zal mijn best blijven doen de wereld te verbeteren, maar in de wetenschap dat het een hopeloze onderneming is. Ik weet dat het nooit echt gaat lukken, maar we moeten blijven strijden, al is het maar uit compassie met lijdende wezens. Je weet dat je in je eigen omgeving dingen kunt doen.’
Over de dood schrijft u: ‘Leer van hem te houden’.
‘Het is je laatste geliefde, de laatste die je op deze wereld zult ervaren.’
Is dat niet een gekunstelde gedachte?
‘Jawel, maar het is voor mij de enige redelijke optie om de verschrikkelijkheid van de dood tegemoet te treden. Ik denk er dagelijks aan, al sinds mijn kindertijd.’
Wat is de essentie van de dood?
‘Het is aan ons te beseffen dat die onafwendbaar is, maar dat we toch iedere dag moeten opstaan in een poging ons dagelijks leven zin te geven. Daar zit een spanningsveld, waarin naar mijn idee de zingeving zich voltrekt. Dat doe ik door aan te haken bij grotere verhalen dan mijn eigen. De zoektocht naar de zin van het leven is zonder einde. Dat is het mooie ervan, never a dull moment.’
Leestip
‘In De mensengenezer van Koen Peeters lopen herinneringen dwars door het alledaagse leven, misschien zelfs herinneringen die strikt genomen niet je eigen herinneringen zijn, maar waaraan je deelgenoot bent. Leven met mythen, verhalen en eerdere generaties maakt duidelijk dat we niet de eersten zijn die zich bepaalde vragen stellen. Dat besef bevrijdt ons van onze eigen tijdelijkheid.’